Archief 2017
Na oneervol te zijn ontslagen als legerarts bij het beleg van Delhi rest Patrick Sumner bij terugkeer in Engeland niets anders dan aan te monsteren op een schip als scheepsarts. Het is april 1859. The Volunteer zal noordelijker varen dan eigenlijk verantwoord is in dit jaargetijde. Maar de walvissen trekken steeds verder naar het noorden in de Arctische Cirkel. Sumner is verslaafd aan laudanum. Aan boord bevindt zich een bemanning van bedenkelijk pluimage. Harpoenist Henry Drax bijvoorbeeld, een meedogenloze schurk. En hoe zuiver is kapitein Brownlee? Menig schip is onder zijn bevel verloren gegaan. Ook de reder in kwestie, Baxter, heeft geheel andere motieven dan die waaronder de bemanning gemonsterd is.
De sfeer aan boord is in eerste instantie uitgelaten, vooral als men onverwacht op een groep zeehonden stuit. Routineus worden de dieren afgemaakt en gevild. De pelzen zullen bij terugkomst een extra zakcentje opleveren. Maar de verveling neemt toe evenals de onderlinge spanningen tussen de mannen die in een kleine ruimte maanden op elkaars lip leven. Als op zeker moment scheepsjongen Joseph Hannah op brute wijze blijkt te zijn verkracht, gaat Sumner op onderzoek uit. Vlak daarna wordt het lichaam van het slachtoffertje in een ton gevonden. Het joch blijkt te zijn gewurgd. Al snel oordeelt de bemanning dat McKendrick de dader moet zijn. Ten slotte weet iedereen dat hij de homofiele liefde bedrijft. Brownlee wil echter bewijs, en Sumner is er van overtuigd dat de zachtaardige McKendrick nog geen mug kan doodslaan. Het duurt dan ook niet lang voor de werkelijke dader wordt gevonden. Eind goed al goed, zou je denken, maar niets is minder waar.
De arrestatie van de moordenaar brengt de plannen van Brownlee en de oude Cavendish in gevaar. Deze trip moet hun laatste zijn, waarna zij bij terugkeer in Engeland van een rijke oude dag verzekerd zullen zijn. Als zij een vloot andere walvisvaarders ontwaren, allesbehalve toeval voor Brownlee en Cavendish, besluiten zij hun plannen uit te voeren. Terwijl de bemanning aan land voor een sneeuwstorm schuilt, gaat The Volunteer ten onder. Dan valt de samenzwering van Baxter, Brownlee en Cavendish in duigen: de vloot walvisvaarders is ten gevolge van de storm verdwenen. Nooit eerder is het gelukt de winter in het noordpoolgebied te overleven. Bovendien heeft men nog maar proviand voor hooguit enkele maanden. Zal men er in slagen Groot-Brittanië ooit nog te bereiken?
Het noordwater is een spannend verhaal. Terecht schrijft Colm Tóibín dat de stijl van McGuire doet denken aan die van Cormac McCarthy in The Road. De bemanning van The Volunteer bestaat uit uitgesproken karakters, McGuire introduceert ijzersterke plotwendingen en weet de lezer aan het eind van het boek zeer te verrassen. Geen wonder dat The North Water in 2016 was genomineerd voor de Man Booker Prize.
© Eus Wijnhoven,december 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
J.T.B. Jansen – Waan en willekeur € 24,95
Het gebeurt niet vaak dat een verhalenbundel van een onbekende auteur me zo heeft verrast. J.T.B. Jansen is dat gelukt. In zijn boek Waan en willekeur heeft hij zes verhalen gebundeld die zich afspelen in de tweede wereldoorlog.
Voorbij de catacomben speelt zich af in mei 1940. Infanterist Naus verdwaalt van zijn compagnie. In eerste instantie sluit hij zich aan bij Nederlandse soldaten van andere regimenten die door de bossen dwalen maar ook hen verliest hij uit het oog. Als een groep SS’ers hem bijna op het spoor komt, weet Naus te ontsnappen. In het bos stuit hij op een boswachtershuisje. Hij gaat op onderzoek uit, maar wordt betrapt door een jongen. De benauwenis van Naus neemt steeds ernstiger vormen aan en hij neemt beslissingen die zijn doodvonnis zullen inluiden. Zoals Thomas Verbogt schreef: “Voorbij de catacomben is een beklemmende novelle.”
Het tweede verhaal, Kuuroord, speelt zich af in oktober 1941. De kleine Xavier gaat naar Paviljoen Bloksberg om zijn zieke zus Corinne op te halen. Daar aangekomen, blijven de deuren echter gesloten, terwijl hij binnen toch echt iemand hoort praten. Misschien zijn ze wel naar het speelveld in het bos gegaan, denkt Xavier. Daar verdwaalt hij hopeloos. Uiteindelijk wordt hij opgevangen door een boswachter. Hij vangt een gesprek op tussen de boswachter en diens vrouw, en verneemt de gruwelijke realiteit…
Arthur Rosenthal woont in Amsterdam samen met zijn ouders en zijn zusje Mireille. Het is september 1942. Mireille is gehandicapt en weet alle aandacht naar zich toe te trekken en het huishouden te koeioneren. En toch is zij vaders oogappel. Arthur daarentegen kan geen goed doen. Vader werkt bij de Deutscher Handelsverein. Daarmee lijkt hij enige bescherming te bieden aan zijn Joodse vrouw en hun twee half Joodse kinderen. Ook op school wordt Arthur gepest en hij keert meer en meer in zichzelf. Hij ontdekt dat hij kan ontsnappen aan de realiteit door te schrijven en publiceert in Het Letterkundig Maandblad. Als hij dan de muzikale, welgestelde Helena ontmoet, is er eindelijk licht aan het einde van de tunnel. Helena is echter Joods, tot afschuw van Arthurs vader. Als hij op zeker moment thuiskomt, vraagt kwelgeest Tiggelaar waarom ze hem nog niet hebben opgepakt. “Zijn ze jou vergeten?” Dan neemt Arthur een drastisch besluit. Endlösung is een schokkend verhaal.
Voor het vierde verhaal, Acte gratuit, verplaatst JTB het decor naar Duitsland, oktober 1943. Johan Schmitt heeft een soldaat vermoord toen deze hem om zijn Ausweis vroeg. Om te achterhalen wat zijn beweegredenen waren, wordt hij opgesloten in een psychiatrische kliniek, een instelling waar niemand ooit meer is uitgekomen. Schmitt doorstaat de wreedste martelingen, maar geeft de informatie niet prijs die de psychiaters van hem verlangen, eenvoudigweg omdat die informatie niet bestaat. Langzaam maar zeker wordt hij daar gedoogd als meubilair, even later klimt hij zelfs op tot assistent van ‘bedrijfsvoerder’ Holinger. Hij krijgt een relatie met de bevallige Therese die er als verpleegster werkt. Zou hij via haar kunnen ontsnappen? Dan raakt hij verstrikt in onderlinge vetes die er in de kliniek spelen. Daar probeert hij gebruik van te maken, maar raakt al snel verstrikt in wrede complotten. Zal het hem lukken ooit levend de kliniek te verlaten?
In december 1944 wordt het klooster Kétyner Graben (Hongarije) door de Duitsers verlaten. De Russen staan op nog geen 100 kilometer klaar met hun tanks. Weismann is beloofd overgeplaatst te worden naar Zalaegerszeg, een plaats in de buurt van het dorpje Dobronhegy, waar Weismann zijn vriendinnetje Natasja hoopt te vinden. Dan krijgt hij te horen dat hij het klooster moet bewaken. Later zal men hem en de 15-jarige soldaat die aan Weismann is toevertrouwd komen halen. De jongen blijkt volstrekt geen ervaring in het leger te hebben. Hij is zes weken geleden pas gerekruteerd. Vanuit Kétyner Graben ziet Weismann op zeker moment in de verte een groep vluchtelingen passeren en hij meent Natasja te herkennen. Dan ziet hij twee Russische tanks naderen… Ook ‘Kétyner Graben’ is een beklemmend verhaal.
Het laatste verhaal, Aankomst in Arcadië, is eigenlijk een boek van 180 pagina’s. Het speelt zich weer af in Nederland, in april 1945, vlak voor de bevrijding. Wessel Holslag, 23 jaar, is samen met zijn 21-jarige zus Liza ingetrokken bij Alex Duthil en diens dochter Irene. Duthil is de vroegere werkgever van vader Holslag, een Duitser in de jaren dertig naar Nederland verhuisd, die voor de Arbeidseinsatz naar Duitsland is vertrokken. Moeder is bij een bombardement omgekomen en het ouderlijk huis in Arnhem is daarbij verwoest. Wessel haat zijn zusje. Al haar leven lang is ze ziekelijk. Altijd was zij het prinsesje van vader Holslag. Niets anders dan een snauw restte de jonge Wessel. Hem betitelen als misantroop is te veel eer voor deze onuitstaanbare kerel die via het onderduikadres bij Duthil de Arbeidseinsatz probeert te ontlopen. Hij is uitsluitend uit op eigen gewin, van enige moraal lijkt bij hem geen sprake. Als blijkt dat Duthil, een man die Joden zou helpen onderduiken, in de oorlog wellicht een verrader is geweest, begint Wessels wereld te wankelen. Nadat hij een misdaad pleegt, is er geen uitweg meer, al komen de Canadese tanks inmiddels de stad in gereden.
Waan en willekeur is een uitstekende verhalenbundel. Het laatste verhaal boeide me in mindere mate, vooral vanwege de uiterst onsympathieke protagonist. Daarbij is het jammer dat de (tot dan uitstekende) redactie er na 235 pagina’s niet veel zin meer in had.
© Eus Wijnhoven,december 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Griet op de Beeck – Het beste wat we hebben €22,50
Magistraat Lucas, 43 jaar oud, verlaat middenin een proces de rechtszaal. Het wordt hem allemaal teveel, al kan hij niet duiden wat er precies speelt, wat hem drijft. Dan gaat hij naar de brug, de beruchte brug, de brug waar een aantal mensen per jaar zich van ruim tachtig meter te pletter laat vallen, in het water dat hen ogenschijnlijk zo zacht zal opvangen. Aarzelend staat hij daar, maar dan ziet hij een huis, TE KOOP, een huis met uitzicht op de brug. Dat is zijn redding.
Na drie maanden onbetaald verlof te hebben gekregen, koopt hij het huis van de oude Francine. Als hij het pand betrekt, blijken haar oude spullen er nog te staan. Hij laat het maar zo. Over enkele maanden zal hij ten slotte terug zijn bij Isabelle, zijn vrouw, maar nu wil hij zich bezinnen, tot zichzelf komen, mensen redden. Dat lukt hem ook een aantal keren. Hij weet mensen van hun zelfmoordplannen af te houden. Zo ook de oude Georgette, een vrouw die langzaam aan het dementeren is en het haar man niet wil aandoen dat hij haar bij leven aan het verliezen is. Met Isabelle heeft hij in die tijd nauwelijks contact. Als hij Georgette uiteindelijk kan overtuigen in de auto te stappen en haar naar huis te brengen, vertelt zij over de onvoorwaardelijke liefde die zij en haar man voor elkaar voelen. Bij haar huis aangekomen, ziet hij wat dat inhoudt als de man van Georgette haar bezorgd in zijn armen sluit.
Gedurende de dagen loopt hij heen en weer over de brug, maakt hij zijn dagelijkse rondjes. Stel dat er weer iemand… Dan ontmoet hij de elfjarige Riley. De jongen bezoekt de plaats waar diens moeder is gesprongen. Er groeit een vriendschap tussen de twee. Ook bezoekt Lucas enkele malen per week zijn zus Suzanne, die in een instelling zit. Haar spraak is beperkt (“ja, nee, het is…”). Gek is ze echter allerminst, beschadigd des te meer.
Dan gebeurt er veel tegelijkertijd. Hij kan niet verhinderen dat de mooie, intelligente Amber zijn hand loslaat en zich naar beneden stort, en Suzanne blijkt ineens verdwenen uit de kliniek. Een fugue. Op dergelijke momenten vlucht zij. Paniek. In de instelling aangekomen, blijkt hun moeder daar te zitten. Al achttien jaar hebben Lucas en zij elkaar niet meer gesproken. Lucas voelt allerminst behoefte daar nu verandering in te brengen. Alsof de duivel ermee speelt, moet hij haar op zeker moment echter naar huis brengen, een rit van anderhalf uur. Anderhalf uur in een kleine ruimte, waar uiteindelijk datgene gezegd moet worden wat nooit is uitgesproken. Het is het meest beklemmende deel van dit mooie boek. Gruwelijk wat daar in die auto (niet) gebeurt. Als hij haar uiteindelijk toch thuis afzet, ziet hij zijn vader en neemt Lucas wraak op de man die het op zijn geweten heeft dat Suzanne in de staat verkeert waardoor zij gedwongen in een instelling zit.
En Isabelle? Daarmee gaat hij uit eten, nadat Suzanne weer terecht is. Pippa, de dochter van Suzanne die hij mede heeft opgevoed, heeft vanuit Zuid-Afrika onlangs haar hart gelucht over moederlief. Nu pas, tijdens het exclusieve etentje, vallen Lucas de schellen van de ogen.
Het beste wat we hebben is een prachtig, intens verhaal. Jammer is het dat Op de Beeck zo fel bejegend is op haar persoon; vilein is het zachtste woord daarvoor. Een week na het interview dat zij bij DWDD gaf, barstte het geweld van #MeToo los. Was dat maar twee weken eerder gebeurd, dan was Griet een hoop ellende bespaard gebleven. Het beste wat we hebben is onderdeel van een trilogie. Ik zie uit naar de volgende twee delen en zal ze verslinden!
© Eus Wijnhoven,december 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Ingo Schulze – Peter Holtz, sein glückliches Leben erzählt von im selbst € 31,95
Zelden ben ik verliefd geworden op de protagonist van een boek. Peter Holtz heeft echter m’n hart gestolen. In het eerste hoofdstuk al, als twaalfjarig joch dat is weggelopen van kindertehuis Käthe-Kollwitz in het Oost-Duitse Gradow an der Elbe. Zijn ouders zijn vlak na zijn geboorte omgekomen bij een auto-ongeluk, zoals hem altijd is verteld. Het is 1974. Peter is ontdaan over de nieuwe directeur van het kindertehuis met zijn rare strapatsen. Daarom neemt hij de kuierlatten, op zoek naar de vorige directeur, Paul Löschau. Die man was zijn grote voorbeeld. Al in dit eerste hoofdstuk weigert Peter te betalen nadat hij iets heeft genuttigd op een terras. “Al het geld gaat toch naar de maatschappij? Waarom moeten we dan eerst betalen om het vervolgens weer terug te krijgen?” Daarbij haalt hij allerlei argumenten aan, wegen tot zijn ideaal: communisme.
In een bos ontdekt hij een kleine villa die niet is afgesloten. Hij moet toch ergens slapen, dus… Daar, in Berlijn Traptow, begint zijn nieuwe leven. Als hij vlak daarna met de eigenaren in contact komt, zijn zij onder de indruk van de argumentatie en logica van die kleine snuiter. Het echtpaar Grohmann ontfermt zich over de wijsneus en adopteert hem ten slotte. Zij behoren tot de elite. Hun dochter Olga is enkele jaren ouder dan Peter. De twee begrijpen elkaar slecht, en maar was sich liebt, das neckt sich. Niets begrijpt Olga van de snoeshaan die bij hen is ingetrokken. Zij is uit op vrijheid, hij daarentegen verkondigt socialistische leuzen alsof het levenswater betreft. Als hij zich van de ene op de andere dag ook nog eens bekeert tot het katholicisme, is het hek van de dam. Een ‘Genosse’ die ook nog eens het verhaal van Jezus verkondigt? Het moet niet veel gekker worden…
Vooral oudere mensen weet hij in te palmen met zijn oprechte levenswijze. Zo laat een dame haar blauwe Trabant aan hem na en krijgt hij een handvol huizen overgeschreven. Hij, inmiddels bouwvakker, weet niet goed hoe hij daarmee moet omgaan. Niet eens een rijbewijs heeft hij, en die huizen vergen onderhoud waarvoor Peter nu verantwoordelijk is. Als vlak daarna de muur valt, is het leed helemaal niet te overzien. Als de wiedeweerga gaat hij naar een grenspost en draagt de soldaten op de mensen tegen te houden die naar ‘ons’ paradijs, Oost-Duitsland, zullen reizen. Die lui in het westen, waar het leven door geld en macht wordt geregeerd, wie zou daar niet aan willen ontsnappen.
Na de val van de muur wordt alles anders. Binnen de kortste keren is Peter multimiljonair. Alles doet hij om dat geld kwijt te raken. Vreemde snuiters biedt hij onderdak in een van zijn huizen, zoals prostitué Lilly. Een groep illegale Vietnamezen. Hij probeert een gloeilampenfabriek te redden. Wat hij ook doet om zijn geld kwijt te raken, het tegendeel gebeurt. Alsof een logaritmische schaal de rentestand weerspiegelt. Ondertussen is hij wanhopig op zoek naar een lief, een ideaal dat keer op keer wordt verstoord door zijn goed gevulde zakken. En Peter? Hij blijft streven naar de ideale staat, een communisme waar ieder gelijk is, naar waarde wordt geschat, waar ieder respectvol wordt bejegend en gezondheidszorg en onderwijs de belangrijkste waarden zijn. Als hij op zeker moment beseft de strijd tegen zijn almaar toenemende vermogen te verliezen, neemt hij een drastisch besluit.
Peter Holtz is een man van onbegrensde naïviteit. De wijze waarop Schulze hem laat praten, geeft de lezer een blik in het gedachtengoed van de jeugd die in socialisme is opgegroeid, onder strak regime van indoctrinatie. Als lezer besef je dat er mensen zijn geweest die met afschuw het einde hebben beschouwd van hun voorbeeldige staat, Oost-Duitsland. Uitgeverij Fischer Verlag schrijft op het omslag terecht: “Mit Witz und Poesie lässt Ingo Schulze eine Figur erstehen, wie es noch nicht gab, wie wir sie aber heute mehr denn je brauchen.” Waren er maar meer Peter Holtz’s in deze tijden…
En we wachten met smart op de Nederlandse vertaling!
© Eus Wijnhoven,december 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Tom Lanoye – Zuivering € 24,99
Gideon Rottier is een stotteraar. Mede daardoor is het een man van weinig woorden. Na twaalf ambachten en dertien ongelukken, vindt hij zijn draai in de schoonmaakbranche. Extreme Cleansing is gespecialiseerd in het opruimen van de ergste gevallen: na brand, zelfmoord of ontploffing. Als een nieuwe collega zich aandient, de vluchteling Youssef, verandert Gideons leven op slag.
Gideon neemt de vluchteling onder zijn hoede. Hij biedt hem onderdak aan in z’n monumentale pand in een van de betere wijken van de stad. Langzaam maar zeker raakt hij gesteld op de man, vormen zij samen iets wat op een gezin begint te lijken. Haan Hannibal, die op zeker moment op de binnenplaats verschijnt om nooit meer weg te gaan, completeert het geheel. Totdat er ineens een vrouw met haar twee kinderen voor de deur staat: Karima met haar knappe zestienjarige dochter Loubna en de jongere ADHD-zoon Rafiq. Waarom heeft Youssef nooit met een woord over hen gesproken? Zonder er veel woorden aan vuil te maken, biedt hij hen de hele eerste verdieping aan.
Vanaf het moment dat de drie nieuwe bewoners zich hebben gesetteld, beseft Gideon dat hij Youssef met hen moet delen. Ook de rust is voorgoed voorbij. De een draait knalharde muziek, de ander stampt al dansend zo hard op de vloer dat de kroonluchters er van wiebelen. En de kinderen maken altijd ruzie met elkaar. Er zit één positief aspect aan de nieuwe situatie: Karima en Loubna boenen en schrobben het huis dat het een lieve lust is. Rottier hoeft nooit meer schoon te maken thuis. Dan gebeurt wat niemand voor mogelijk had gehouden: Youssef gaat er vandoor, op zoek naar een (nog) beter oord voor hem en zijn kroost. Voor Karima laat hij slechts een summier briefje achter.
Langzaam maar zeker vervalt de vrouw daarna tot waanzin, wat tevens het einde van Hannibal betekent. De kinderen vertonen steeds vaker buitensporig gedrag. Gideon besluit camera’s te installeren. Wie weet bestelen zij hem wel. Achteraf blijkt dat hij dit beter niet had kunnen doen…
Zuivering is een a-typische Lanoye door de vertelstijl. Het is het relaas van een man, Gideon Rottier, die zich af en toe direct tot de lezer richt. En als je over jezelf spreekt, spiegel je de zaken altijd ten eigen faveure voor. De roman kent schaduwkanten (de situaties waardoor Extreme Cleansing erbij wordt gehaald) en vrolijke momenten. Lanoye schetst hoe twee outsiders bij elkaar de zin in het leven weer aanwakkeren. Vaak gebeurt dat op humorvolle wijze. Zuivering is een fijn boek om te lezen.
© Eus Wijnhoven,november 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Tommy Wieringa – De heilige Rita € 19,99
De vijftigjarige Paul Krüzen woont samen met zijn vijfenzeventigjarige vader in een grote oude boerderij aan de Duitse grens. De Tukkers die er wonen zijn kort van stof. Als zij elkaar spreken blijft dat vaak tot een enkele zin beperkt. Zo ook bij Krüzen thuis. Aloïs Krüzen is getrouwd met Alice Klein Haarhuis. Eén kind heeft hij bij zijn vrouw verwekt, Paul. Het is een huwelijk waarin de passie ontbreekt. Nuchter staan zij in het leven en ondergaan de dag die komen gaat. Dan landt er ineens een oude Russische kist in het maïsveld achter de boerderij. Een dappere piloot is met zijn sproeivliegtuigje gevlucht uit de USSR. Krüzen brengt hem naar het ziekenhuis. Na daar enkele maanden te zijn behandeld, wordt de Rus weer bij de Krüzens afgeleverd. Ten slotte hadden zij hem gebracht. Ondanks de protesten van Alice biedt Aloïs de man onderdak. Pas een half jaar later beseft hij dat hij het Paard van Troje heeft binnengehaald.
Paul groeit op bij zijn vader. Hij heeft nooit reden gezien de boerderij te verlaten. En nu kan het niet meer. Hij moet zijn vader verzorgen die een wond heeft aan zijn been, een malheur dat maar niet wil genezen. Verder houdt Paul zich bezig met de handel in militaria of, zoals een bord bij de ingang van de boerderij vermeldt: “Krüzen – Curosia en Militaria”. Zijn vriend Hedwiges heeft dat bord voor hem geschilderd, omdat hij zo mooi schrijven kan. Spelling is echter niet zijn sterkste kant. Hedwiges is kruidenier of wat daarvoor moet doorgaan. Eén domme opmerking die hij in het café van mama Shu maakt zal hem de kop kosten.
Het leven van Paul en Hedwiges is eenvoudig. Af en toe spreken ze af bij mama Shu, soms bezoeken zij het bordeel van oud-klasgenoot Steggink in Duitsland. Jaarlijks gaan ze samen een weekje op vakantie, altijd naar een warm oord. Die Steggink is een vreemde. Met zijn dikke Ferrari toont hij het hele dorp hoe goed hij het voor elkaar heeft. Vaak verkeert hij in gezelschap van duistere types. Als op zeker moment Hedwiges wat wordt aangedaan, is Paul er van overtuigd dat Steggink daarmee te maken heeft. Hij besluit zijn vriend te wreken.
Eigenlijk kun je een nieuwe Wieringa kopen zonder iets van het boek te weten. Wieringa kan schrijven als geen ander. Ook De heilige Rita is weer een boek waarmee hij zijn vertelkunst onderschrijft. Gedetailleerd doet hij verslag van het kleine leven op het uitgestrekte platteland. Liefdevol beschrijft hij de mensen en hun eenvoudige wensen. Het is een boek waar je rustig van wordt, waarmee je kunt ontsnappen aan de hectiek van alledag.
© Eus Wijnhoven,november 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Alex Boogers – Onder een hemel van sproeten € 19,99
De achterflap verhaalt over een protagonist die ik niet als zodanig heb ervaren. Het begin en einde van het boek zijn dan wel vanuit het perspectief van de donkere (Surinaamse?) Harvey Purperhart geschreven, maar de jongen speelt verder nauwelijks een rol in het verhaal. Dat stoort, want onbewust ben je toch met hem bezig. Wanneer verschijnt hij weer in beeld? Hoe doorslaggevend is zijn handelen?
Onder een hemel van sproeten is vooral het verhaal van Jacob Mantel, een bejaarde man die afscheid heeft moeten nemen van zijn geliefden: vrouw Claire en hond Muis. Boogers toont de eenzaamheid van de man zeer goed, de worsteling er toch iets van te maken nu hij alleen is achtergebleven. In die zin is het een geluk bij een ongeluk dat hij Amy ontmoet. Zestien jaar is ze, zij staat met haar blote voeten in de okerkleurige klei, getekend door schrammen en andere sporen van geweld. Een aantal keren ontmoeten zij elkaar weer, daar in de natuur bij het meer onder de rook van Rotterdam. Totdat het meisje van de aardbodem verdwenen lijkt.
Jacob ontdekt Amy’s geheim. Hij trekt zich terug in de schuilhut in het bos, gewapend met zijn jachtgeweer. Door het vizier spiedt hij het fietspad af waarover de tieners dagelijks naar school fietsen. Op zoek naar ‘hen’. En dan krijgt hij hen in het vizier.
Onder een hemel van sproeten is een boek over eenzaamheid. Harvey, die op jonge leeftijd getuige is geweest van de afranseling en verkrachting van zijn moeder en daarna besluit voortaan te zwijgen. Amy, wiens vader overleden is en die het nu moet doen met een lompe stiefvader. Jacob, die door de buurt beschuldigd wordt van het ‘wegbrengen’ van zijn vrouw, z’n mooie lieve Claire. Soms komt het toch nog goed, zoals met mevrouw Purperhart en de oudere Italiaan Angelo. Maar verder blijft het doffe ellende.
Boogers toont zich in deze roman een goed observator, een stille beschouwer van de natuur en de menselijke inborst. Onder een hemel van sproeten is een ingetogen roman. De personages zijn echter stereotype karakters en van enige ontwikkeling is geen sprake. De eenzame weduwnaar met zijn hondje, het pubermeisje dat nog weigert naar school te gaan omdat men haar links laat liggen, de beer van een neger Harvey, de zogenaamd vrome Nesim (broer van Amy’s vriendin Özlem). En dat is jammer.
© Eus Wijnhoven,november 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Auster heeft al tientallen boeken geschreven, zeer toegankelijke zoals Mr. Vertigo of Timbuktu; andere, bijvoorbeeld The New York Trilogy, vergen meer van de lezer. 4 3 2 1 lijkt op het eerste oog zo’n complexe roman. Niets is minder waar. Vier jongens, vier keer Archie Ferguson, met dezelfde ouders, dezelfde vrienden, van hetzelfde genetisch materiaal. Vier verschillende omstandigheden waarin de Archies opgroeien. De een zal sterven als hij nog maar dertien jaar oud is, de ander verongelukt op twintigjarige leeftijd en een derde komt om in de vlammen als hij vierentwintig is. Eéntje overleeft, de auteur Archiebald Ferguson. Ten slotte moet iemand het boek schrijven. 4 3 2 1; zij beginnen met vier, iedere keer valt er eentje af.
Het boek begint met de verwarring die ontstaat als Archie’s grootvader van vaderszijde op 1 januari 1900 arriveert op Ellis Island. In de rij voor immigratie heeft een andere Russische Jood hem ingefluisterd zich Rockefeller te noemen, maar als hij eenmaal aan de beurt is, is hij dat vergeten. “Ikh hob fargessen,” zegt hij als om zijn naam wordt gevraagd. Dus schrijft de immigratiebeambte hem in als Ichabod Ferguson.
4 3 2 1 is op twee manieren te lezen. Je kunt alle eerste paragrafen lezen en zo het leven van begin tot eind van één van de Archies volgen. Of je leest het boek zoals je gewoonlijk van pagina 1 tot eind doet. Voor beiden valt iets te zeggen. Omdat de omstandigheden in ieder verhaal zo verschillen, lees je in feite vier verschillende boeken met dezelfde personages. Als je van pagina 1 tot eind leest, kom je onherroepelijk op pagina’s waarbij je je afvraagt hoe het kan dat Archie ineens weer bij beide ouders woont. Zijn vader was toch omgekomen in de vlammen, toen Archie acht jaar was? Dan pas besef je weer dat je vier parallelle levens voor je hebt. De ene Archie is homoseksueel, de ander bi, de derde heteroseksueel. En de vierde? Die heeft moeite een meisje te versieren. Alle vier de Fergusons hebben zo hun charme, van alle vier de karakters ga je houden.
Met 4 3 2 1 maakt Auster duidelijk dat een leven is opgebouwd uit toevalligheden. Het maakt uit of je op een kruispunt in je leven naar links of naar rechts gaat. De keuzes die je maakt, hoe onaanzienlijk die ook mogen lijken, bepalen je toekomst. Als Auster de namen van de verschillende personages in ieder verhaal had gewijzigd, dan heb je met vier romans in één band te maken. 4 3 2 1 is een schitterende leeservaring, al moet je er wel minimaal veertig uur voor uittrekken.
© Eus Wijnhoven,oktober 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Paolo Cognetti – De acht bergen € 19,99
De acht bergen komt traag op gang, een ongebruikelijke bladspiegel. Ineens merk je daar niets meer van en begrijp je waarom het boek de prestigieuze Premio Strega heeft gewonnen.
In De acht bergen maakt de lezer kennis met de tienjarige Piero Guasti tijdens diens zomervakantie in het gehucht Grana. Jaarlijks vlucht het gezin Guasti uit het drukke Milaan om in dit gat tot rust te komen. Dan trekt vader Giovanni er met Piero op uit, klimmen zij de bergen in. Vader probeert zijn liefde voor de bergen over te brengen op zijn zoon, maar slaagt daar nauwelijks in. Liever trekt Piero op met Bruno, een leeftijdgenootje uit het dorp. Ook zij brengen samen veel tijd op de alm door, vrij van de dwang van de vader. Hun relatie wordt gekenmerkt door weinig woorden. Via Bruno leert Piero het landschap lezen. Na een aantal jaren komt er klad in de jaarlijkse trip naar de Alpen en de twee jongens verliezen elkaar uit het oog.
Piero vestigt zich na zijn studie in Turijn. Hij houdt van de stad. Het contact met zijn vader heeft hij verbroken. De bergen bezoekt hij nog maar zelden. Als vader echter overlijdt, blijkt deze hem een stuk land op een alm te hebben nagelaten. Piero gaat ernaar op zoek en via Bruno, die altijd in Grana is blijven wonen, ontdekt hij de resten van het huis dat zijn vader hem heeft nagelaten. De vriendschap tussen de (inmiddels) mannen is van een vanzelfsprekendheid alsof er nooit een pauze in hun omgang heeft plaatsgevonden. Samen bouwen zij in één zomer het huis dat vader voor ogen Guasti had. Een huis aan één zijde beschut door de berg Grenon, aan de noordzijde, altijd in de schaduw gelegen. Weer is daar die vriendschap die maar weinig woorden nodig heeft. Piero maakt opnieuw kennis met het ruige landschap en langzaam maar zeker begint hij het te begrijpen, er van te houden. De eenzaamheid die zo koesterend kan werken, de stilte, de macht van de natuur. Nu pas ziet hij wat zijn vader hem twintig jaar daarvoor had willen laten ervaren en komt hij via de natuur nader tot zijn vader.
In De acht bergen spelen vriendschap en familiebanden een belangrijke rol; leven, liefde en dood, maar de hoofdrol komt het landschap toe, de ongenaakbare bergen. Een pareltje, dit boek!
© Eus Wijnhoven,oktober 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Faye was tot voor kort vooral bekend als Franstalig zanger en rapper. In 2016 verscheen zijn romandebuut, Petit Pays. Dat is onlangs als Klein land in Nederlandse vertaling verschenen. Het boek begint met de tienjarige Gabriel en zijn achtjarige zusje Ana. Gabriel, de protagonist, vertoont de universele verbazing die je bij jongens van die leeftijd verwacht, met misschien wel als belangrijkste vraag: waarom gedragen volwassenen zich zo vreemd? Gabriel en Ana leven samen met hun Franse vader en Rwandese Tutsi moeder in een gegoede wijk in Bujumbara, Burundi. Moeder is als jonge vrouw uit Rwanda gevlucht ten gevolge van politieke spanningen. Een deel van haar familie woont daar nog, in Kigali. De tijd vloeit voort, als de rivier de Muha. Ondanks het feit dat Gabriel een relaas van zijn dagelijkse bezigheden en (kinder)besognes geeft, voel je de toenemende spanning tussen de verschillende bevolkingsgroepen door de regels heen. Steeds vaker vormt dat geen impliciet verwoord gegeven, maar dringt het zich naar voren in zinnen, eist die spanning haar eigen taal op. Dat doet Faye op een wijze waarop hij de lezer geruststelt door omschrijvingen van zijn omgeving, van de kwajongensstreken die hij en zijn vriendjes uit hun steeg uitvreten. Daarbij strooit hij met prachtige metaforen, bijvoorbeeld als hij over de zomervakantie schrijft: “Ook al hadden we soms lol, ik moet toegeven dat we ons verveelden als dode varanen.” Of tijdens het jatten van mango’s uit andermans tuinen, vruchten die de jongens met stokken uit de bomen slaan: “Zijn staak schudde als een horde neushoornvogels aan de bladeren.” Als lezer hoor je bijna het vele lawaai dat de kinderen maken, waarmee zij zich natuurlijk verraden.
Langzaam maar zeker verandert er iets in hun leven. Moeder trekt – voor de kinderen volkomen onverwacht – het huis uit. Het besef dringt door dat Hutu’s en Tutsi’s elkaar steeds vaker verachten, mede ten gevolge van de gruwelijkheden die zich inmiddels in buurland Rwanda voltrekken. Maar vooral ook een bewustzijn van je eigen persoonlijkheid: wie ben ik? Wat ben ik? Hoe kan ik me onderscheiden? Merkkleding speelt ineens een belangrijke rol, een instrument waarmee je je met de ene of de andere groep identificeert. Weer wat later beginnen Gabriels vrienden zich ook met politiek bezig te houden, iets wat Gabriels vader zijn kinderen altijd verboden heeft. Bizarre vooroordelen, de idiotie van volwassenen, is ook hen aan het besmetten. Als moeders familie in Rwanda wreed blijkt te zijn afgeslacht, moet Gabriel onderkennen dat oorlog de mensen dwingt partij te kiezen. Verzengende angst verandert alles in slechtheid, haat en dood. De hele situatie loopt volstrekt uit de klauwen, wat culmineert in een gruwelijke daad die Gabriel pleegt.
Is Klein land autobiografisch? Het heeft er alle schijn van als je op de Franse wikipedia de korte biografie van Gaël Faye leest. Dat geeft dit boek nog meer lading, want we kunnen niet meer wegkijken, onszelf niet meer wijsmaken dat dit ‘maar een verhaal’ is. Via de meest vindingrijke metaforen weet Faye de gruwelijke realiteit van het Burundi in die jaren een zachte landing te geven. Deze coming of age roman zou op iedere middelbare school behandeld moeten worden. Buiten het feit dat een stempel YA dit boek niet zou misstaan, wekt het verhaal begrip op voor de complexe tijd waarin wij leven, doet het je beseffen dat ontwikkelingen in de wereld niet uit zwart en wit bestaan, maar vooral uit vele tinten grijs. Dit uitstekend geredigeerde boek verdient een groot publiek.
© Eus Wijnhoven,oktober 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
De (dan 36-jarige) componist Pjotr Tsjaikovski heeft het aardig gehad met zijn tien jaar jongere broer Modest. Deze schrijver is een leegloper en drinkebroer. Daarom zadelt hij Modest op met de zorg voor Kolja Konradi, een achtjarige doofstomme jongen uit gegoede kringen. Samen met de gouvernante van Kolja, de mooie Sofja Jersjova, reist Modest af met de jongen naar Lyon, waar het echtpaar Hugentobler – Zugerbühler op onorthodoxe wijze doofstomme kinderen leert praten. Alhoewel het een barbaarse strijd is die de jongen dient te leveren, mag het resultaat er zijn: hij leert praten op een wijze waarop vreemden nauwelijks in de gaten hebben dat Kolja doofstom is. In die jaren bezoekt Petja (Pjotr) de drie af en toe. Hij is jaloers op het stel dat hij gaat beschouwen als een ‘normaal’ gezin. En dat terwijl zijn broer Modest, evenals hijzelf, praktiserend homofiel is. De dagboekfragmenten van Modest vormen de ene helft van deze roman.
In een tweede vertelt Kolja over zijn ongewilde speurtocht. Als jong volwassene, die landerijen en bezittingen van zijn ouders heeft geërfd, heeft hij Modest enkele jaren onderdak geboden in Petersburg. Op zeker moment heeft hij de klaploper er echter uitgezet. Op verzoek van Pjotr de relatie met Modest te herstellen, keert Kolja van zijn landgoed Grankino in de Oekraïne terug naar Petersburg. Hij arriveert de ochtend na de nacht dat Pjotr is overleden.
Handelt het verhaal van Modest van 1876 tot 1893, het jaar van overlijden van Pjotr, dat van Kolja begint juist in dat laatste jaar. Vanaf het moment dat Kolja in Petersburg arriveert, vertrouwt hij het zaakje niet. Hoe kan het dat goede vrienden de opgebaarde dode kussen, terwijl het heet dat deze aan cholera is overleden? En waarom doen verschillende verhalen de ronde over de laatste dagen voor diens dood? Kolja gaat op onderzoek uit. Hij ondervraagt Modest, Aljosja Sofronov, de jongeman die nooit van de zijde van Pjotr is geweken. Ook komt hij in aanraking met gewezen studenten van De school voor jurisprudentie, de jaarclub Alles voor het uniform, waar Petja ooit deel van uitmaakte. Vanzelfsprekend komen de verhaallijnen op zeker moment tezamen. Langzaam maar zeker ontrafelt zich een geschiedenis die van complotten aan elkaar hangt.
Van de plot moet deze roman het niet hebben. Dat stoort geenszins. Japin schrijft op de wijze zoals hij kan acteren: gedragen, waarbij je de auteur bijna hoort spreken. Dat is heerlijk. En wat bedoelt hij als hij onderaan pagina 63 Pjotr tegen Modest laat zeggen: “Waaruit bestaat de stem die tegen de schrijver spreekt, waar zit het ongehoord orkest dat voor mij speelt opdat ik hun melodie noteer?”
“Iets uit niets maken…,” antwoordt Modest.
“Meer dan uit stilte ontstaat het uit gemis,” verklaart Petja.
Bij zijn optreden in Delft werd Japin gevraagd of dat ook voor hemzelf gold, vanuit welk gemis hijzelf de pen oppakt. In eerste instantie maakte hij zich er met een jantje-van-leiden vanaf, greep de verhaallijnen in het boek aan. ‘Volstaat dit antwoord?’ vroeg hij. Toen ontkennend werd geantwoord, zei hij: ‘Daar was ik al bang voor,’ waarna hij vertelde over zijn nieuwsgierige aard, maar ook over zijn jeugd. Hoe hij moest schipperen tussen een gewelddadige alcoholistische vader en diens schrijversvrinden en een moeder die hem als een kloek onder haar vleugels probeerde te beschermen. Te veel vertelde hij om hier allemaal te herhalen. Vraag het hem zelf maar eens.
Kolja moet het hebben van de sfeer, van de wijze waarop de auteur je deelgenoot maakt van het leven van de broers Tsjaikovski. En van een tijdsbeeld waarin eer boven alles ging. Een zeer prettige leeservaring!
© Eus Wijnhoven,oktober 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Marijke Schermer – Noodweer €17,50
Emilia en Bruch lijken het goed voor elkaar te hebben. Zij is statisticus, hij chirurg in het regionale ziekenhuis. Met hun zoontjes Leo en Osip wonen ze ergens buitendijks op het platteland. Een rivier begrenst hun tuin, het water waar Bruch dagelijks in gaat zwemmen. Wat wil een mens nog meer. En toch weet Schermer je al in de eerste pagina’s een gevoel van beklemming te geven. Waarom reageert Emilia bijvoorbeeld zo heftig als een oude vriend haar bij een toneelvoorstelling laat schrikken? Waarom wordt de regen zo benadrukt? Welke rol speelt het water?
Langzaam maar zeker neemt Schermer de lezer in een wurggreep. Toen Emilia Bruch tien jaar geleden leerde kennen, is er iets met haar gebeurd, een voorval dat zij voor hem verzwegen heeft. Dat gaat knellen. Om het minste of geringste roept Bruch irritatie bij haar op, iets waar hij geen vat op heeft. We gaan terug naar het verleden, alwaar tipjes van de sluier worden opgelicht. In hoeverre kan een geheim je relatie in de weg staan? In hoeverre kan het een tikkende tijdbom zijn onder je leven? Ondertussen blijft het maar regenen, stijgt het waterpeil van de rivier. Zoals Bruch het huis probeert te beveiligen tegen dat wassende water, zo probeert Emilia dammen op te werpen tegen de opwelling haar geheim te openbaren. En als zij zich eenmaal gewonnen heeft gegeven, blijken de afgelopen tien jaren te hebben bestaan uit een werveldans om dat geheim, een ontsnappingsmodus om elkaar maar niet kwijt te raken.
Noodweer is een beklemmend verhaal, een verhaal waarin de mannen het voor het zeggen (lijken te) hebben. De spanningsopbouw deed me denken aan die in Saturday (Ian McEwan). Marijke Schermer heeft een uitmuntend boek geschreven.
© Eus Wijnhoven,oktober 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Jan van Mersbergen – De grasbijter € 12,50
In 2001 debuteerde Jan van Mersbergen (1971) met De grasbijter. Het is het verhaal over Francis. Hij woont op de boerderij die vroeger aan zijn ouders behoorde. Zij zijn naar Australië verhuisd. Francis leeft een teruggetrokken bestaan op de boerderij. Buiten de collega’s op zijn werk bij een fruitimporteur heeft hij weinig contacten. Zijn hond is z’n enige steun en toeverlaat, totdat Cecile in zijn leven belandt, een concertpianiste aan wie hij de oude piano van zijn ouders schenkt. Cecile wordt een onbereikbare droom voor hem, onbereikbaar vanwege zijn verlegenheid, zijn wereldvreemdheid. Maar dromen van een vrouw kun je altijd. Als de hond wordt aangereden en overlijdt, stort Francis’ wereld in. Wraak wil hij nemen op de metalen monsters die zijn beste kameraad hebben weggerukt.
Van Mersbergen toont zich een uiterst scherp observator in deze roman. Het boek is niet zozeer plotgedreven alswel een nauwkeurige beschouwing en beschrijving van gewone kleine dingen. Hoe het gras zich langzaam opricht nadat er een voorwerp overheen is gestuiterd. Hoe de schapen onrustig worden of zich juist aan Francis zijde begeven. Het gehele boek ademt de rust uit van een ‘vroeger, toen alles nog goed was’. Het is een pareltje.
© Eus Wijnhoven,september 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Femmy Fijten – In het spoor van Birma € 20,00
De roman In het spoor van Birma gaat over twee jonge mensen die beiden (indirect) slachtoffer zijn van de Tweede Wereldoorlog. Als tweede generatie slachtoffers dragen zij de sporen van het leed dat hun ouders is aangedaan. Emma is opgegroeid in een beklemmend gezin waarvan de ouders het bombardement op Rotterdam, het verraad en de hongerwinter hebben meegemaakt. De ouders van Robert Tinkhof jr. hebben hun wortels in Nederlands-Indië en zwegen over de gruwelen onder de Japanse bezetter. Hun levens kruisen elkaar, er ontstaat een romance, maar ze raken elkaar ook weer kwijt. De angst voor verraad, en hun woede en achterdocht jegens buitenstaanders, verliezen zij echter nooit meer.
De roman is gebaseerd op waargebeurde verhalen en aangrijpende dagboekaantekeningen opgetekend door een dwangarbeider die de verschrikkingen tijdens de aanleg van de Birma-spoorlijn heeft overleefd. De kennismaking met dit dagboek verandert in hoge mate het leven van de hoofdpersoon, Emma. Het verhaal van Emma is grotendeels gebaseerd op de jeugd van de auteur.
Uit het dagboek van Birma; ‘Ik ben ontdaan van elke menselijkheid.’
Maarten ’t Hart was een trouwe lezer van haar werk-in-wording en schreef een mooi in memoriam. “Femmy is bij dit laatste boek dichtbij zichzelf gebleven. Wellicht is deze roman daardoor haar meest geslaagde roman geworden”
© Eus Wijnhoven,september 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Jan Siebelink – De buurjongen € 19,99
De nieuwe Siebelink wordt als vervolg op Knielen op een bed violen en Margje gezien. Een goedkope marketingtruc, want buiten het feit dat zowel Hans als Margje Sievez even hun neus om de hoek steken, is het een volstrekt uniek boek. Het heeft die valse belofte ook helemaal niet nodig.
Ruben Sievez is bevriend met buurjongen Henk Wielheesen. Beiden zitten in de laatste klas van de lagere school. Samen trekken de 11-jarigen de velden in. En dan verongelukt Henks moeder. Juist als Henk zijn vriend meer dan ooit nodig heeft, scheiden hun wegen. Terwijl Ruben naar het gymnasium gaat, is er voor Henk niet meer weggelegd dan de lagere tuinbouwschool.
Al snel na het overlijden van zijn moeder trekt een norse vrouw bij hen in. Ze verafschuwt de twee hanen die Henk tot troost bieden, de beesten die regelmatig op zijn schouders rusten als hij de weg voor het huis afspeurt (in afwachting van moeder?). Ze ontpopt zich tot een ware sadist. De vijandige sfeer in huis probeert hij zoveel mogelijk te ontwijken door buurman Sievez in de kas te helpen. Hij is een stille jongen, Henk. Leren kan hij misschien niet goed, maar van alle planten kent hij de Latijnse namen en als geen ander leert hij de kneepjes van de tuinder: stekken, enten, ontluizen. Dat er echter iets met de jongen niet helemaal in de haak is, wordt de lezer al snel duidelijk.
Siebelink neemt af en toe grote stappen in het verhaal. Iets wat overigens allerminst storend is. Henk spreekt weinig, kan zijn gevoelens niet uiten (net zo min als zijn vader), soms vallen er gaten in de weergave van zijn gedachten. Zo is Henk nu eenmaal, denk je dan. Zelfs als hij door zijn stiefmoeder wordt gemarteld laat hij daar niets over los. Onbedoeld zal zijn wraak echter zoet zijn. Hans Sievez heeft door dat er iets niet in de haak is bij de buren en speelt het klaar de jongen naar een internaat te verkassen.
Rond zijn veertigste krijgt Henk – tegen alle verwachting in – een relatie met Anna, een serveerster uit hotel Naeff aan wie hij regelmatig planten levert. Inmiddels heeft hij het bedrijf van de oude Sievez overgenomen en woont hij in diens huis. Ruben komt naast hem wonen, in Henks ouderlijke woning. Onopvallend houdt hij een oogje in het zeil. Als Anna van een dochter bevalt, Guusje, kan Henk zijn geluk niet op. Gezien het voorgaande besef je al dat dit geluk niet van lange duur zal zijn…
De buurjongen is een aangrijpend verhaal, dat des te meer beklijft door de wijze waarop Siebelink het vertelt. Of beter: door te tonen, alsof wij in de huid gekropen zijn van Henk Wielheesen. Net als Henk wordt er namelijk weinig gesproken in het boek. De tekst bestaat uit korte zinnen, de taal die Henk spreekt. En toch miste ik iets toen ik deze mooie roman uit had. Graag had ik Guusje meer uitgewerkt gezien.
© Eus Wijnhoven,september 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Emily Ruskovich – Idaho € 24,99
Idaho is een gelaagde roman die verspringt in de tijd, regelmatig van perspectief wisselt, en tovert met de zintuigen. Vooral geur speelt een belangrijke rol. Zo herinnert de op relatief jonge leeftijd dementerende Wade zich gebeurtenissen uit het verleden aan de hand van geuren. Ook ‘in het hoofd’ van een bloedhond bevinden we ons op zeker moment, als hij June probeert op te sporen aan de hand van geuren.
Op een warme dag zijn Wade en zijn vrouw Jenny bomen aan het rooien in het bos. Jenny ontdoet ze met een bijltje van kleine takken, Wade stapelt de stammen in de truck. Dochters May (6) en June (9) vermaken zich in het bos, maar krijgen ruzie. May gaat terug naar de truck en neemt plaats op de achterbank. Ze wordt geplaagd door steekvliegen. Even later klimt Jenny op de bijrijdersstoel. Ze heeft het bijltje nog in haar handen. Alsof haar hand een eigen wil heeft, draait ze zich ineens om in haar stoel en slaat met het bijltje haar dochtertje de hersens in. Op dat moment komt June naar de auto gelopen. Als zij ziet wat er is gebeurd, vlucht ze het bos in. Nooit zal ze meer gevonden worden. De lezer weet direct wat er is gebeurd. Daar draait Idaho dus niet om.
Ann komt in beeld als muzieklerares van het schooltje in Ponderosa, Idaho. Het is de school waar June sinds kort staat ingeschreven. Als Wade zijn oudste van school komt halen, vraagt hij of ze ook volwassenen pianoles wil geven. Niet veel later komt hij wekelijks na schooltijd langs om te leren spelen, iets wat zijn dochtertje May al zo goed kan.
Na de moord en de verdwijning van June, laat Wade zich ruim een half jaar niet meer zien. En dan is hij daar ineens weer. Er wordt niet gesproken over wat er is gebeurd. Na de pianoles kan Wade zijn autosleutels niet meer vinden. Ann merkt dat er iets mis is. ‘Zal ik voor je zorgen?’ vraagt ze hem. Vier maanden later zijn de twee getrouwd en trekt Ann in bij Wade, in het door naaldbomen omgeven huis op de berg bij Ponderosa.
De dementie leidt bij Wade tot gewelddadige uitbarstingen. Daarbij duwt hij Ann steevast met haar neus op de grond, tegen de tv of tegen de muur. Ze ondergaat die buien en vindt een vorm waarin ze die kan omleiden. Terwijl Wade pas vijftig is, verwoest de dementie steeds meer van zijn geheugen. En Ann? Zij zorgt voor hem, vol overgave. Ze probeert zich in te leven in wat er die bewuste dag precies is gebeurd. Niet naar het waarom van de verschrikkelijke daad, maar ze probeert zich in te leven in de vier gezinsleden, hen te doorgronden.
Enkele malen verschijnt Jenny ten tonele. Zij is veroordeeld tot dertig jaar cel. We zien hoe zij manisch probeert te boeten door middel van het reinigen van sanitaire ruimten. Na bijna twintig jaar staat zij heel voorzichtig toenadering van een medegevangene toe. Dat Ann dan al haar wereld heeft betreden, merkt ze pas op het allerlaatst.
Idaho is een schitterende roman!
© Eus Wijnhoven,september 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Sarah Perry – Het monster van Essex € 19,99
Als Cora op zeer jonge leeftijd met de invloedrijke Michael Seaborne trouwt, lijkt haar kostje gekocht. Verliefd is ze, ze wordt aanbeden. Dat is echter van korte duur. Nadat zoon Francis wordt geboren, ontpopt Seaborne zich tot een sadistisch monster. Van haar zoon hoeft Sarah geen genegenheid te verwachten. De jongen is zwaar autistisch en slechts tot observatie in staat. Gelukkig (…) overlijdt Seaborne op zeker moment. Cora blijft achter met haar dan twaalfjarige zoon. Luke Garrett, de arts die hen de laatste dagen heeft bijgestaan, wordt een dierbare vriend.
Het is 1893. Charles Darwin’s theorieën intrigeren Cora. Als zij de theorie van ene Mary Anning leest, dat sommige uitgestorven dieren toch nog op enkele plaatsen zouden voorkomen, verhuist Cora naar Essex, waar zich een prehistorisch monster schijnt te bevinden. De weduwe ontpopt zich tot archeologe. In het plaatsje Aldwinter ontmoet zij dominee William Ransome. De twee zijn intellectueel gezien elkaars gelijken, alleen vormt het geloof regelmatig een barrière. De aantrekkingskracht tussen beiden is groot. Will is echter getrouwd met de mooie Stella, een vrouw die door allen bemind wordt. Zo ook door Cora. Maar Stella is ziek, ernstig ziek. En ondertussen is er nog iets tussen Luke en Cora. Of niet…?
Samen met Cora is haar goede vriendin Martha naar Aldwinter getrokken. Martha is het kindermeisje van Francis en een socialiste in hart en nieren. Ze weet de beste vriend van Luke Garrett, Spencer, te overtuigen van het belang van betere huisvesting voor de armen. Spencer is puissant rijk en verliefd op Martha, dat intelligente meisje uit een Londense sloppenwijk. Dit gebeuren is eigenlijk een deel van het verhaal dat er niet zo toe doet, maar wat prettig leest en de sfeer versterkt. Bovendien toont het de sfeer van een klassenmaatschappij, van huisjesmelkers, van een wereld van rijke uitbuiters die minderwelgestelden het vlees over de oren trekken. In die zin hebben we niets geleerd.
De bevolking van Aldwinter wordt beheerst door de vrees voor het monster van Blackwater, de rivier die aldaar de zee in stroomt. Alle ongelukken en onverklaarbare verschijnselen worden toegeschreven aan The Problem, het monster. Op zeker moment lijkt het mysterie opgelost als het monster een enorme vis blijkt te zijn. Of een verdwenen sloep die pokdalig weer aanspoelt na jaren te zijn verdwenen. Maar toch… Waarom verdwijnt Naomi Banks, het vriendinnetje van Joanna Ransome? Waarom wordt de sloeber Cracknell dood in de branding gevonden?
Het monster van Essex is prachtige literatuur. Het is nauwelijks te geloven dat dit een debuut betreft, want deze roman zal ooit in een canon worden bijgeschreven.
© Eus Wijnhoven,september 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Alfred Döblin – Pardon wird nicht gegeben (Prijs op aanvraag)
Döblin is vooral bekend om zijn Berlin, Alexanderplatz. Dat boek is verkozen tot beste Duitstalige roman van de vorige eeuw. Volgens mij is Pardon wird nicht gegeben veel beter. Het is een tegenhanger van Buddenbrooks (Thomas Mann).
Als vader wegvalt, trekt moeder met zonen Karl en Erich, en dochter Marie naar Berlijn. Het is armoede troef en Marie wordt ondergebracht bij een oom die een meubelfabriek bestiert. Karl, de protagonist, maakt een moeilijke tijd door als ‘man’ van het gezin. Hij is pas een jaar of twaalf, dertien. Natuurlijk komt hij met verkeerde vrienden in aanraking, overlevers. Moeder krijgt dat in de gaten en probeert hem op het rechte pad te krijgen. Het lukt haar, tegen een hoge prijs. Karl haat zijn moeder, het mens dat hem heeft weggetrokken van zijn held Paul. Die Paul is een kruimeldief, maar ook een jongen die tot grotere (wan)daden in staat is. Hij veracht de elite, de bankiers en directeuren, de mensen die ‘de arbeider’ knechten.
Via zijn oom krijgt Karl weer vaste grond onder de voeten. Zijn carrière neemt een vlucht in de meubelfabriek van oom. Uiteindelijk neemt Karl diens fabriek over. Hij trouwt met de mooie Julie, dochter van de staatsarchitect. Twee kinderen krijgt het stel: Julie en Karl, een koningskoppel. Wat Karl echter vergeet, is aandacht te besteden aan zijn thuisfront. De zaken gaan uitstekend, Karl wordt een machtig man, en dan slaat de crisis toe. Tijdens die economische crisis gebeurt er ook het een en ander aan het thuisfront, Crisis met hoofdletter C. En dan verschijnt Paul weer ten tonele.
Pardon wird nicht gegeben is een prachtige roman. Het boek is oorspronkelijk uitgegeven bij Querido in Amsterdam (1935). Deels is het autobiografisch – de jonge jaren, Döblins vader nam ook de kuierlatten – en heeft Döblin frustraties van zich afgeschreven. In tegenstelling tot Karl was Döblin geen directeur van een meubelfabriek, maar arts. Ook hij heeft zich, als zijn protagonist, omhoog gewerkt vanuit het niets.
© Eus Wijnhoven,augustus 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
João Ricardo Pedro – Onderweg € 17,99
Op 11 september 1985 botsen de Sud Express en de regionale trein uit het Portugese Guarda frontaal op elkaar. Er zijn 49 doden en 64 vermisten. Als de kleine João cowboytje aan het spelen is in de woonkamer, waarbij speelgoedindiaantjes een aanval inzetten op Amerikaanse speelgoedsoldaatjes, gaat de telefoon. De rugzak van zus Marta is bij de brokstukken van de Sud Express gevonden, maar het meisje is spoorloos. Moeder weigert te geloven dat Marta een van de passagiers in de Sud Express was, een trein met bestemming Parijs. Marta bivakkeert ten slotte in de Alentejo, bij haar vriendin Sofia. Deze vriendin blijkt echter in de badkuip te zijn gevonden met doorgesneden polsen.
João bewondert zijn grote zus, een meisje dat aan de kunstacademie studeert. Ze kan tekenen wat haar ogen zien. Als ze de jongen echter betrapt terwijl hij in haar schriften het werk bewondert, krijgt hij een harde klap in zijn gezicht. De liefde is allerminst wederzijds. Marta haat haar kleine broertje. Pas lang na haar verdwijning krijgt João toegang tot de tekenschriften van Marta. Wat blijkt? Hijzelf komt er nergens in voor. Dit gegeven kan hij nauwelijks verdragen.
Pedro voert de lezer vanaf dat moment als in een achtbaan naar het einde van het boek. Hoofdstukken lijken uit losstaande verhalen te bestaan, vaak enigszins surrealistisch, totdat je een enkel personage herkent. Die verhalen zijn via minieme draadjes, de excentrieke personages die elke keer vanuit een andere hoek worden belicht, aan elkaar verbonden. Via de knopen wordt stukje bij beetje de mysterieuze verdwijning van Marta opgelost, al zou ik niet durven vertellen wat er nu ècht gebeurd is…
Onderweg is een bevreemdend boek, soms met paginalange zinnen, met reeksen van voorwerpen of meerdere uitgewerkte scenario’s. Verwarrend. Continu moet je je aandacht bij het lezen houden, en af en toe zul je weleens terugbladeren. Waarschijnlijk moet je Onderweg twee maal lezen om Pedro de eer te geven die hem toekomt, want dat hij kan schrijven, bewijst hij met deze roman.
© Eus Wijnhoven,augustus 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
In de laatste week van januari 2017 besefte Auke Hulst dat het gewicht van het presidentschap geen temperende werking zou hebben op Donald Trump. Hij was juist een week in functie en schoffeerde vele land- en bondgenoten door allerlei internationale afspraken met een enkele pennestreek te torpederen en dubieuze decreten te ondertekenen. Moeten schrijvers zich geëngageerd opstellen? vroeg hij zich af. Hij benaderde uitgeverij Ambo|Anthos, deelde zijn bezorgdheid met medeauteurs. Of zij binnen twee weken een bijdrage zouden willen leveren. Als dit zo doorgaat is het antwoord op zijn vraag.
De bundel telt liefst vijfentwintig bijdragen, de meeste korte verhalen, maar ook poëzie van bijvoorbeeld Jannah Loontjes en Lieke Marsman. A.H.J. Dautzenberg neemt de huidige leescultuur op de hak door de lezer vast een blik in de toekomst te gunnen middels De bol.com CPNB Top 40 – week 5, 2027.
In zijn verhaal Dossier X schetst Gustaaf Peek het beeld van een groep extreemrechtse Amerikaanse burgers die het heft in eigen hand nemen en de president kidnappen. Thomas Heerma van Voss leed wellicht aan wishful thinking toen hij in februari 2017 zijn verhaal Interview met de moordenaar schreef, waarin Donald Trump op 5 mei 2017 door ene Goldstein wordt vermoord. Inmiddels is het twintig jaar later. Dankzij de daad van student G. is de wereld behoed voor de bak ellende die Trump over de VS en de wereld had willen uitstorten. Met De zaak 17/26 neemt Jamal Ouariachi de lezer mee naar een Noord-Afrikaans land, waar een politicus terechtstaat. Je moet wel erg je best doen daarbij niet Geert Wilders voor ogen te hebben.
Het zou te veel worden hier alle bijdragen kort in te leiden. Andere auteurs die werk voor deze bundel hebben geschreven zijn Karin Amatmoekrin, Mohammed Benzakour, Walter van den Berg, Hanna Bervoets, Matthijs Eijgelshoven, Rob van Essen, Anne-Gine Goemans, Thomas Heerma van Voss, A.F.Th. van der Heijden, Alma Mathijsen, Jan van Mersbergen, Nelleke Noordervliet, Christine Otten, P.F. Thomése, Wytske Versteeg, Ivo Victoria, Frank Westerman en, vanzelfsprekend, Auke Hulst.
Dit initiatief van Hulst verdient alle lof. De auteurs hebben in twee weken tijd vaak verbluffend sterke stukken aangeleverd. Daarnaast heeft Ambo|Anthos aangetoond dat een literaire uitgeverij snel kan handelen als iedereen de schouders eronder zet. Op vrijdag 10 maart kon Als dit zo doorgaat dan ook door Maarten Asscher, directeur van Athenaeum Boekhandel, gepresenteerd worden onder de lovende woorden: “Hulde, hulder, Hulst!”
© Eus Wijnhoven,juli 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Joseph O’Connor – De nacht is jong € 21,99
Met De nacht is jong toont Joseph O’Connor dat hij van vele markten thuis is. Na onder andere De verkoper (een verkoper van schotelantennes wiens leven totaal overhoop wordt gehaald als zijn dochter Maeve ten prooi valt aan gewelddadige overvallers) of Stella Maris (de lotgevallen van een groep Ieren die vanwege onrecht en hongersnood in 1847 met de boot ‘De Stella Maris’ naar de VS vertrekt) geeft hij met De nacht is jong de lezer namelijk een deel van diens jeugd terug, vaak het gelukkigste deel van diens leven. Tenminste, als je geboren bent in de zestiger jaren.
Luton, 1981. James Robbert, Robbie, Goulding gaat sociologie en Engels studeren aan het Stanton Polytechnic and Agricultural College. Daar ontmoet hij Francis Mulvey, Fran. Robbie heeft een Ierse achtergrond, Fran is geadopteerd uit Vietnam. Fran draagt netkousen en minirok, heeft zich zwaar opgemaakt en schopt tegen alles en iedereen die hem voor de voeten komt. “Een kunstenaar is verplícht te falen,” is zijn lijfspreuk. Via Fran leert Robbie muziek waarderen, leert hij muziek ‘lezen’. Samen richten zij een bandje op. Ze klooien wat aan en Robbie leert al doende gitaarspelen. Dat er van de studie niets terecht komt, moge duidelijk zijn. Als een zeer intelligent, muzikaal geschoold en erg knap meisje zich bij hen aansluit, Sarah-Thérès Sherlock ofwel Trez, begint het ergens op te lijken. Haar cello maakt de band nagenoeg compleet, al ontbreekt er nog één instrument: de drums. Séan, de tweelingbroer van Trez, wil hen wel ‘even’ uit de brand helpen. Hij heeft namelijk al een baan als reparateur van witgoed. Nooit zal hij lid van de band worden, aldus Séan.
Dan begint de obligate ontwikkeling van al die bandjes van achttienjarigen die de wereld denken te veroveren. O’Connor beschrijft dat op weergaloze wijze. De armoede, de drugs waaraan een van de bandleden ten onder dreigt te gaan, de alcohol. En vooral: de grote stilte, want niemand is geïnteresseerd in The Ships in the Night, zoals zij zich inmiddels noemen. De andere kant van de medaille is de ultieme vrijheid die vooral Robbie en Fran genieten. Trez blijft naast de muziek studeren, Séan repareert nog altijd koelkasten en gasfornuizen. Maar Fran en Robbie gaan helemaal los. Robbie kan inmiddels best een aardig riedeltje spelen, de stem van Fran ontwikkelt zich tot een heel eigen geluid. En uiteindelijk komt het goed: in heel Engeland en Ierland wordt regelmatig opgetreden op universiteiten en in kleine zalen. Totdat Trez dankzij haar uitstekende studieresultaten een beurs voor de VS krijgt aangeboden en besluit naar New York te verhuizen.
Zonder Trez is het over met The Ships in the Night. Wat doe je dan? Je bezoekt haar in New York en start daar ‘gewoon’ een nieuw leven. De armoede in Engeland was pure luxe vergeleken bij NYC. Ze leven letterlijk als ratten. Maar ook hier schijnt licht aan het einde van de tunnel. The Ships in the Night wordt gescout en breekt door, speelt in het voorprogramma van U2, The Boomtown Rats en andere wereldberoemde bands. Tot in Japan treedt de band op. Ze komen in de top tien van de US charts en worden uitgenodigd bij Top of the Pops. Natuurlijk gaat het dan weer fout. Trez raakt zwanger, Fran gebruikt meer en meer heroïne en Robbie vervalt in alcoholisme met als gevolg dat zijn plankenkoorts hem af en toe dwingt juist voor een optreden de kuierlatten te nemen. Het einde van The Ships in the Night is daar, net op het moment dat het geld met bakken tegelijk binnenstroomt. Of toch niet?
De nacht is jong haalt je eigen wilde haren weer naar boven, de jaren van onbezorgdheid, no matter what, de jaren van vrije seks, van ultiem genieten al stierf je van de kou omdat je gas, licht en water waren afgesloten. Ben je geboren in de zestiger jaren – of zijn je ouders dat en zijn je oren verpest door de muziek uit de tachtiger jaren – dan dien je nu direct naar de winkel te lopen!
© Eus Wijnhoven,juli 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Paul Theroux – Moederland € 27,99
De meest nauwgezette bespreking van Moederland is wellicht een letterlijke overname van een deel van de tekst (pagina 527 – 528): “Een van de meest bedrieglijke en onuitstaanbare familiegewoonten was om aan één stuk door te praten en intussen de oren gespitst te houden en niet te laten merken dat je ook maar enige belangstelling had voor wat een ander (familielid; EW) zei – we bezaten het vermogen om, terwijl we maar doorratelden en elkaar in de rede vielen, elk woord en elke losse opmerking die tegen ons gemaakt werd op te slaan, vooral als die later nog eens gebruikt konden worden om roddels en achterklap de wereld in te helpen.
Je wist nooit of degene die aan het woord was je wel gehoord had, want hij of zij bazelde stug door en vond je opmerking niet de moeite waard om op te reageren. Je ging er dus van uit dat ze Oost-Indisch doof waren voor jouw commentaar, niet geïnteresseerd, of dat jouw opmerking bij nader inzien onbelangrijk was.
Maar juist het niet reageren wees op interesse, zelfs op fascinatie.”
Wanneer Jay’s vader overlijdt, keert hij terug naar Moederland aan Cape Cod. Schrijver is hij, van reisboeken. Decennia is hij op de vlucht geweest voor zijn familie, voor de rauwe haat waarmee broers en zussen elkaar in hun jeugd bejegenden. Ook moeder was een regelrechte sadist in die jaren, en nu vader dood is, nu zij alle kinderen weer bij zich in de buurt weet, zal zij dubbel en dwars aantonen dat liefde een dwaasheid is, dat mededogen en behulpzaamheid een teken van zwakte blootleggen. Moeder is inmiddels ongeveer negentig jaar oud. Als geen ander weet zij de kinderen wederom tegen elkaar uit te spelen. Kinderen waren het, toen, in hun jeugd. Nu behoren zij zelf al bijna tot de categorie ouderen, maar opnieuw in moeders invloedsfeer gevangen, zijn zij waar moeder hen wil hebben: kinderen zijn het en blijven het, háár kinderen.
Theroux toont ons verbluffende staaltjes van manipulatie. Net als je denkt dat het niet erger kan, volgt er weer een mokerslag. Show, don’t tell in optima forma. En moeder? Zij wordt godbetert 103 jaar oud! Helaas zullen veel lezers die moeder herkennen en misschien opgelucht ademhalen dat zij niet de enigen zijn. Moederland is prachtig geschreven, maar ook een boek om moedeloos van te worden (of opgelucht adem te halen omdat je het zelf zoveel beter getroffen hebt).
© Eus Wijnhoven,juli 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Anneke van den Berg – Schuldwoestijn € 18,95
Via de site www.desertofguilt.com raakte ik geïnteresseerd in Schuldwoestijn. De site bevat een schat aan informatie, alfabetisch gerangschikt, over gebeurtenissen en personen die betrokken waren bij een vrij onbekende splinter in de kernwapenwedloop na WO-II: het ELDO-project. De presentatie van Schuldwoestijn in filmhuis Lumen te Delft was vervolgens een van de interessantste die ik ooit heb meegemaakt: Een uitgebreide intro met muziekvideo’s van de Australische band The Seekers. Wat was het toch heerlijk braaf in die jaren. Of niet? Braaf was het, maar achter de schermen, verborgen voor de wereld, gebeurde er een hoop. Anneke gaf haar beweegredenen voor het schrijven van dit verhaal wat het bijna onmogelijk maakte haar boek te negeren. Ze heeft duidelijk zeer veel onderzoek verricht naar het atoomprogramma in Woomera van een aantal Europese landen, waaronder Nederland, en Australië. Men wilde de twee grootmachten VS en USSR tegenwicht bieden met een eigen nucleair wapenarsenaal. Zo leert de lezer het plaatsje Woomera kennen in zuid-centraal Australië. Al dat onderzoek is de kracht en tevens de zwakte van Schuldwoestijn. Van den Berg schrijft in haar nawoord dat het boek berust op 80% non-fictie, op 20% fictie. Faction noemen de Engelsen dat zo mooi. Zo neemt ze ons mee naar Woomera, het plaatsje van waaruit Europa de wereld versteld zou doen staan. Ten koste van…
Het boek is opgedeeld in drie delen. Boek 1 begint sterk: juf Wundersitz vertelt het verhaal van de toren van Babel. Iedereen verstaat elkaar, maar als men op een morgen wakker wordt, spreekt elk gezin een andere taal. In Woomera gebeurt het tegengestelde: uit de hele wereld, vanuit verschillende culturen en talen, komen mensen naar Australië met een gemeenschappelijke missie: zij begrijpen elkaar, zijn afhankelijk van elkander, om de ultieme raket te bouwen. Het betreft kinderen van een jaar of acht, negen tot wie de juf zich richt (gezien de beschrijvingen). En dan gaat Van den Berg los: bijna 70 pagina’s lang laat zij die juf via verhalen de historie van de ontwikkeling van de raket vertellen. Het taalgebruik van de juf doet vermoeden dat de leerlingen inmiddels de lagere school al vele jaren zijn ontgroeid. Dat etaleren van kennis knaagt.
In boek 2 belanden we via de postbode Ferdinand Dupont in een villa in Colombey-les-Deux-Églises, woonstee van Charles de Gaulle. Langzaam maar zeker voelt De Gaulle de macht tussen zijn vingers doorglippen. Wat kan hij doen om de expansiedrift van die verduivelde Amerikanen te weerstaan? Hoe kan hij die Engelse gladjanussen in toom houden? Hilarisch is de briefwisseling tussen De Gaulle en onze eigen Luns (gebaseerd op historische archieven). Een Nederlandse minister van buitenlandse zaken die de Franse president de oren wast.
Boek 3 begint op een echte roman te lijken. Het is het verhaal van enkele Nederlandse ingenieurs die aan het project zijn verbonden en de beschrijving van de misverstanden die tussen de verschillende delegaties ontstaan. Daarnaast is het het verhaal van onderzoeksjournalist Gary. Van den Berg schetst de problemen die zich voordoen bij ontwerp en lancering van dat vermaledijde wapen. De Engelsen ontwerpen de eerstetrapsraket, de Fransen de tweede, de Duitsers de derde. Nederland levert haar inbreng vooral via de benodigde software. Langzaam maar zeker herrijst de toren van Babel. In dit deel ook komt het schrijnende verhaal naar voren van de Aboriginals (in Boek 1 is daar al een aanzet toe gegeven). Schrijnend is een understatement. Schokkend, weerzinwekkend is het. Ondanks dat deze oorspronkelijke bewoners van het land juist in die periode niet meer als natuur (plant, dier) worden gezien, is de wijze waarop de Australische regering en kornuiten (NASA, MI6) hen als proefdieren gebruikt bijna ongeloofwaardig. Maar zoals geschreven: Anneke heeft zeer gedegen onderzoek gedaan.
Met Schuldwoestijn heeft Van den Berg een tip van de sluier opgelicht waaruit zomaar een beerput zou kunnen ontspruiten. In die zin is dit boek een openbaring.
© Eus Wijnhoven,juli 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Kris van Steenberge – Woesten € 12,50
In het najaar van 2013 verscheen de debuutroman Woesten van Kris van Steenberge. Het is een typische dorpshistorie rond Elisabeth, dochter van de smid. Het meisje maakt via de vreemdeling Funke, die in het grootste huis van het dorp is komen wonen, kennis met literatuur. De man onderwijst haar via korte aanwijzingen in proza en poëzie. Dat is het begin van een bredere blik: er is meer buiten het dorp. Ze is dan zestien jaar en de eerste verliefdheid steekt de kop op, een onmogelijke liefde. Als zij via een dinertje later aan een verlegen stadse jongen wordt voorgesteld en hij niet veel later om haar hand vraagt, ziet ze de kans schoon het dorp te ontsnappen.
Helaas zal haar man, Guillaume Duponselle, haar echter nooit weghalen uit het dorp. Ten gevolge van waanbeelden is hij niet in staat zijn artsenstudie te voltooien en hij trekt naar Woesten, het dorp in de Vlaamse Westhoek. Binnen enkele jaren bevalt Elisabeth. Guillaume is dolgelukkig met zijn zoon, maar er blijkt nog iets aan te komen. Met een tang wrikt hij de tweede jongen uit Elisabeth. Diens gezicht is ernstig verminkt (misschien wel ten gevolge van dat gehannes van Guillaume, dat laat Van Steenberge in het midden). De knappe jongen wordt Valentijn genoemd, ‘de mismaakte’ zal als Nameloos door het leven gaan.
Nameloos kan niet praten. Zijn gezicht blijft verborgen achter een donkere voile. Alleen Elisabeth en Valentijn begrijpen zijn gegrom en gemompel. Omdat hij zoveel afschuw oproept, gaat hij niet naar school. Leren doet hij echter door de boeken van zijn broer te bestuderen. Hij helpt Valentijn, die niet de slimste is, en maakt diens huiswerk. De twee zijn zeer gehecht aan elkaar. Als Valentijn ten slotte naar kostschool in Engeland gaat, valt dat beide jongens zwaar. Het leven in huize Duponselle bevindt zich dan al jaren in een neergaande spiraal. De huisarts is vervallen in alcoholisme. Van enige affectie tussen hem en Elisabeth is al lang geen sprake meer. Zij troost zich met bezoekjes van de heer Funke die haar wekelijks gedichten voorleest.
Juist voor aanvang van WO-I wordt er een misdrijf gepleegd die het hele dorp doet gruwen. Valentijn keert terug naar België om als soldaat aan het front te gaan dienen. Guillaume belandt in het cachot, aangezien de veldwachter hem naast het lichaam van de vermoorde heeft aangetroffen. Via de juiste connecties komt hij echter na enkele weken vrij. Hij vlucht letterlijk naar het front, waar hij gewonde soldaten behandelt. Als hij uiteindelijk een getroffen soldaat probeert te redden, komt hem dat duur te staan.
Na afloop van de Grote Oorlog vinden Valentijn en Nameloos elkaar. Beiden hebben de gruwelijkheden overleefd. Er wacht hen een grote verrassing, maar dat niet alleen: er wordt nog een moord gepleegd. Nameloos beseft als enige wie de dader is. Eindelijk is alleen hij nog over, één persoon die zijn (eigen) grote geheim kent.
Niet voor niets is deze roman inmiddels achttien keer herdrukt. Het is een prachtige roman waarin Van Steenberge speelt met perspectief, plaats en tijd. Mocht u naar België op vakantie gaan, dan is dit boek een must (en ook als u naar elders gaat)!
© Eus Wijnhoven,juli 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Joseph Rot – Die Kapuzinergruft
De boeken uit de decennia na WO-I zijn vaak in een kenmerkende stijl geschreven. Im Westen nichts neues (Erich Remarque) kent iedereen natuurlijk. De boeken van Joseph Roth (Brody, Oost-Galicië; 1894 – 1939) zijn minder bekend. Terwijl hij toch een groot schrijver was. In tegenstelling tot Remarque’s bestseller dient de oorlog in Die Kapuzinergruft vooral als decor, als duiding van de tijd en van de economische gevolgen.
Franz Ferdinand Trotta is de gezegende zoon van een rijke familie. Zijn grootvader heeft ooit Der Kaiser Franz Jozef van Oostenrijk-Bohemen gered. Opa is daarom legendarisch. Trotta’s vader overlijdt op jonge leeftijd. Dankzij het familievermogen leeft de jonge Franz Ferdinand Trotta als een prins. Hij zwalkt in Wenen van kroeg naar café. Al jaren is Franz verliefd op Elisabeth, het knappe zusje van een van z’n kroegmaten. Hij durft dat echter niet te bekennen. Wat zouden zijn vrienden wel niet denken!
Op zeker moment dient een neef zich aan, ene Branco. Een klaploper. Trotta, die geen idee heeft van hoe de wereld werkelijk in elkaar zit, wordt belazerd, bestolen. En toch houdt hij van die vreemde neef, die ook nog eens met een koetsier aan komt zetten met een wel heel vreemd verzoek.
Trotta slaagt erin koetsier Reisiger te helpen en bezoekt hem het jaar daarop in Oost-Galicië (tegenwoordig in Oekraïne gelegen). De twee kunnen het erg goed met elkaar vinden. Reisiger biedt in de wintermaanden al jaren onderdak aan neef Branco. Het gezelschap is dan ook pas compleet als ook neef Branco zich aansluit. Het leven suddert voort in het kleine garnizoensdorpje, tot er een manifest van de keizer op de bomen wordt gespijkerd: ‘An meine Völker!’ WO-I gaat beginnen… Spoorslags keert Franz terug naar Wenen. Hij vraagt om Elisabeths hand en zij trouwen op de valreep, waarna de huwelijksnacht rampzalig verloopt. Trotta belandt bij een regiment aan de oostgrens, het regiment waar ook Branco en Reisiger dienen. De oorlog is nauwelijks begonnen of zij worden al krijgsgevangen genomen door de Russen en naar Siberië versleept.
Wonder boven wonder overleven alle drie de oorlog. Als Franz zich bij zijn moeder en zijn vrouw Elisabeth meldt, wacht hem een nare verrassing. Bleef het daar maar bij. In de volgende jaren belandt hij van de ene crisis in de andere, totdat die andere oorlog zich aandient…
Die Kapuzinergruft is een boek dat in zeer toegankelijk Duits is geschreven. Iedereen zou het moeten lezen.
© Eus Wijnhoven,juli 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
© Eus Wijnhoven juli 2017
Kees ’t Hart – Hotel Vertigo €19,95
In 1957 gaat de zeventienjarige Vincent van Zandt een uitwisseling aan met ‘Pop’ Curtis Ellis. Vincent gaat naar San Francisco in de kost bij de familie Ellis, Pop komt naar Nijmegen en zal bij de familie Van Zandt logeren. Vincent is een geboren tekenaar, zo’n jongen die je een potlood geeft en die daar niet meer van los komt. Min of meer per ongeluk belandt hij in de crew van Hitchcock, de crew die werkt aan de film Hotel Vertigo. De zogenaamde second unit, ofwel de klusjesmannen. Daar leert hij Lee kennen, Lee Jones, een meisje waarvoor hij valt als een blok. Zal hij ooit toenadering kunnen krijgen?
De familie Ellis, die een opvanghuis voor ontspoorde jongeren heeft opgericht, verhuist naar Santa Monica. Joanna, de zus van meneer Ellis, ontfermt zich over de jonge Vincent. Ze maakt zich zorgen. In plaats van naar Galileo High School te gaan, bezoekt hij het liefst The Chocolate Factory, een kweekvijver voor jonge mensen met dwarse ideeën. En Joanna: laat haar maar schuiven… Dan gaat het toch mis: Vincent wordt het land uitgezet.
Nu, na zo’n vijftig jaar, gaat hij terug. Hij logeert in Hotel Vertigo, het hotel waar toen de opnamen deels zijn gemaakt (in 1957 heette het nog The Empire). Hij haalt herinneringen op en heeft bovendien nog een schuld in te lossen. Zijn Rietje, de vrouw met wie hij zijn leven heeft gedeeld, is overleden. Op zoek naar Lee is hij nu. ’t Hart neemt de lezer heerlijk in de maling als Vincent Lee Jones vindt, de dame van de “Magical moments”. Magical moments indeed…
Als geen ander weet ’t Hart te schrijven alsof hij de zinnen uit zijn losse pols schudt. Daarnaast is het weinigen gegeven erotische scènes te schrijven. Die van ’t Hart kun je gerust lezen, sterker nog: op zeker moment zie je ernaar uit. En dan Rietje. Nauwelijks speelt ze een rol in het boek. Weinig woorden worden aan haar geweid, maar godallemachtig, wat heeft Vincent van zijn Rietje gehouden.
Hotel Vertigo is een heerlijk boek, dat ik veel eerder had moeten lezen.
© Eus Wijnhoven juni 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Annie Proulx – Schorshuiden € 24,99
Schorshuiden van Annie Proulx begint in 1693, wanneer twee arme Franse sloebers naar Nieuw-Frankrijk (Canada) reizen op zoek naar fortuin. René Sel en de gewiekste Charles Duquet zijn nog geen achttien. Ze worden aan houtvester Claude Trépagny verhuurd. Nadat zij drie jaren voor hem bomen hebben geveld, zal hij ieder van hun een eigen stuk grond geven en zijn zij vrij, zo wordt contractueel vastgelegd. René kwijt zich van zijn zware taak, maar Charles smeert hem bij de eerste de beste gelegenheid. Pelshandelaar wil hij worden. Terwijl René jarenlang de ene na de andere boom velt, kan hij naar het beloofde land fluiten. Hij krijgt een inheemse Mi’kmaq vrouw toegewezen die als kokkin op de kleine vesting verblijft. De ondergang van haar indianenstam, aan de oostkust van het land, is door de komst van de blanken met hun vreemde ziekten dan al ingezet.
De bossen lijken eindeloos. Min of meer door toeval komt het land van Trépagny uiteindelijk toch in handen van René en zijn vrouw. Enkele jaren daarvoor is hij Charles weer tegen het lijf gelopen. De laatste is inmiddels succesvol in de pelshandel. Hij besluit zijn bakens te verzetten en richt zich op de houthandel. Mede dankzij zijn geslepen karakter, floreert ook dat bedrijf binnen de kortste keren. Als de Fransen terrein verliezen aan de Engelsen verandert hij zijn achternaam in Duke. Duke & Sons zal letterlijk de oceanen bevaren om waar zij maar kunnen bossen te vellen, tot in Nieuw-Zeeland toe. Langzaam maar zeker begint het erop te lijken dat de eindeloosheid van het bos een fabeltje is, dat de hebzucht van de mens aan alle goeds een einde kan maken.
Proulx toont het wel en wee van beide families. Die van René, welke steeds meer vervlochten raakt met dat van de indianen, en het succes van Charles wiens bedrijf de ene na de andere houtconsessie koopt. Ook de generaties die volgen laten zo hun sporen achter, waarbij in beide stambomen buitenbeentjes de revue passeren: naast de edelmoedige nazaten ook enkele dronken nietsnutten van indianen in de stamboom van René, naast de geldwolven een enkele wereldverbeteraar in de stamboom van Charles. Soms kruisen de verhaallijnen elkaar en wordt er onderling getrouwd, waarbij de verliefden meestal niet op de hoogte zijn van hun oorsprong (de twee gelukzoekers die in 1693 naar Nieuw-Frankrijk kwamen).
Schorshuiden (zowel de benaming van hen die in de bossen hakken, ontschorsen en de bomen via vlotten naar zaagmolens transporteren, als de bijnaam van de Mi’kmaqs wiens wikuoms zijn bekleed met boomschors) toont hoe onverbeterlijk ‘de diersoort mens’ is in haar geldhonger. Tot het laatste hoofdstuk slaagt Proulx erin ons de verpletterende gevolgen van ontbossing te tonen – ontbossing die ook tegenwoordig nog volop plaatsvindt in landen als Brazilië en Indonesië – zonder daarbij belerend te klinken. Als je bijna 800 pagina’s hebt genoten van een prachtige roman die zich afspeelt in de periode 1693 – 2013, kan zij zich echter niet meer inhouden. Het boek eindigt dan ook met ‘De zee rees op naar het licht. En bleef rijzen.’ Ondanks het belerende toontje in dat laatste hoofdstuk, is Schorshuiden een magnifiek verhaal.
© Eus Wijnhoven juni 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Wessel te Gussinklo – De Weergekeerde Bloem € 21,50
Hajé (Hendrik Johannes) Gerritsen rijdt rondjes op zijn scooter bij een homo-ontmoetingsplaats. Het liefst zou hij de mannen belachelijk maken, hen uitschelden. Dan is ineens de benzine op. Lopend zal hij de buurt moeten verlaten. Hij raakt aan de praat met een jonge dandy, Marcel. Als deze hoort dat Hajé verhalen heeft gepubliceerd in literaire tijdschriften, ontstaat een vriendschap. Ook Marcel gaat schrijven, ’s nachts, na de nachtelijke wandelingen die de twee maken.
Al maanden werkt Hajé aan een roman, Gewaand bezit. Hij vertelt Marcel erover. Hij, het aanstormend talent, zal Marcel eens leren hoe je een boek schrijft. Steeds vaker komen ze bij elkaar over de vloer. In het studentenhuis van Marcel ontmoet Hajé de bevallige Lisette. Het treft hem als Lisette en Marcel op zeker moment een relatie met elkaar beginnen. Marcel, die stille, schuwe jongen… Wat ziet dat meisje in hem? Hij, Hajé, is toch een veel interessanter partij?
Ineens is daar het verraad: Marcels roman wordt gepubliceerd, terwijl Hajé de zinnen niet meer op papier krijgt zoals eerder, vloeiend, ritmisch, als vanzelf. De roman van Marcel wordt een succes, maar is het wel Marcels roman? Lijkt dat boek niet verdraaid veel op datgene waar Hajé aan werkt? En waarom mijden Lisette en Marcel hem bij de boekpresentatie?
De vriendschap tussen het stel raakt ernstig bekoeld. Als Hajé op zeker moment verneemt dat Marcel lijdt aan een writer’s block, kan hij zijn genoegen daarover nauwelijks verbergen. De financiële zorgen van de twee tortelduifjes nopen Lisette zelfs weer te gaan werken. En wat voor een beroep kiest zij daarvoor uit. Ondertussen vlot de carrière van Hajé allerminst. Zijn verhalen worden afgewezen bij literaire tijdschriften, zijn proza wordt afgedaan als een slap aftreksel van het werk van Marcel van Beek. Radeloos wordt hij daarvan, wat zijn creativiteit niet ten goede komt. Als Hajé uiteindelijk kans ziet wraak te nemen op Marcel, loopt alles toch heel anders dan hij zich had voorgesteld.
De Weergekeerde Bloem schetst voortreffelijk de worsteling die schrijven zo vaak is. Vriendschappen zijn gebaseerd op hielenlikkerij. Niets is als het lijkt, in de bizarre literaire wereld, waar gekunsteldheid eerder regel dan uitzondering is.
© Eus Wijnhoven juni 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Edward Docx – Laat los mijn hand € 21,99
Louis Lasker is met zijn bejaarde vader onderweg vanuit Londen naar Zürich voor een onwaarschijnlijke missie: het recept halen waarmee pa zichzelf het leven kan benemen. Aangezien dat in Groot Brittannië verboden is, zijn ze op een Zwitserse arts aangewezen. Zwitserland, waar een arts als eerste plicht heeft levens te redden, maar een extra plicht heeft: indien nodig mensen helpen bij een waardig heengaan.
Louis (‘Lou’) en pa maken de tocht in hun nietszeggende Westfalia Volkswagen busje uit de tachtigerjaren. Met dit gegeven – een trip naar de dood – krijgt een road novel ineens een heel andere betekenis. Vader en zoon praten met elkaar, maar vermijden de belangrijke dingen, zaken die nu nog uitgesproken kunnen worden. Het gaat over lekker eten, over vluchtige romances, over boeken ook. Pa was niet voor niets hoofd Engelse Letterkunde aan het University College in Londen. En natuurlijk spreken ze over Yuliya, de moeder van Lou die al enkele jaren eerder is overleden.
Twee halfbroers heeft Louis: de tweeling Ralp en Jack. Ralph, een gevierd poppenspeler die in Berlijn woont, zal zich bij hen aansluiten gedurende de reis. Jack is mordicus tegen het voornemen van zijn vader zich van het leven te beroven. Zelfs als je aan ALS lijdt, dien je volgens Jack het leven te omarmen. Hij heeft dan ook aangegeven niet te zullen komen.
Tijdens de trip, tijdens deze reis naar het einde, probeert pa zoon Lou nog zoveel mogelijk culturele bagage mee te geven. Hij doceert hem over klassieke muziek, stuurt hem naar bezienswaardigheden die zij onderweg passeren; kerken, onderaardse grotten, natuur. En passant helpen zij twee Duitse mannen wier (zelfde) Westfalia busje met een lekke band staat. Dean, de dunne van de twee, blijkt een concertpianist. Nadat pa en Lou hen hebben geholpen, nodigen de Duitsers hen uit voor het Denzlingen festival, gewijd aan Debussy en haute cuisine. Vanzelfsprekend zullen de Laskers daar na een paar dagen belanden.
Inmiddels heeft Jack zich toch bij hen aangesloten. In Denzlingen heeft Matte, de dikke van de twee Duitsers, een tafeltje voor hen gereserveerd in een kasteelrestaurant. De maaltijd is copieus en er wordt veel wijn gedronken. Te veel. De tongen komen los en de tweeling begint pa te overladen met verwijten. Het galgemaal dreigt op een regelrecht fiasco uit te lopen, maar na gezegd te hebben wat ooit moest worden uitgesproken, klaart de lucht. Niets staat vader (en zoons evenmin) in de weg de fatale keuze te maken.
Laat los mijn hand is een gepaste titel, maar een die me aan Bouquetreeks doet denken. Daarbij wekt het omslag niet direct een impulsaankoop bij me op. En toch, en toch… Wat een prachtig boek is deze ‘getting-of-age’ roman. Het is werkelijk knap hoe Docx de onuitgesproken emoties tussen de regels door laat meanderen, hoe hij de onkunde toont het onzegbare uit te spreken. Ten slotte is er dan toch die explosie, tijdens het galgemaal, waarna het woeste water tot een vlakke, lieflijke stroom weerkeert. En ieder zag dat het goed was…
© Eus Wijnhoven juni 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Murat Isik – Wees onzichtbaar € 24,99
De eerste versie van Wees onzichtbaar bevatte 1200 pagina’s. Werktitel was Bijlmerjaren. In overleg met uitgever Laurens Ubbink werd de oorspronkelijke omvang gehalveerd tot nog steeds een kloeke 600 pagina’s. En de nieuwe titel doet het verhaal inderdaad meer recht.
Wees onzichtbaar is het verhaal van de Zaza (een Iraans volk uit Oost-Turkije) Metin. Op vijfjarige leeftijd arriveert hij samen met zijn zusje en moeder in Nederland. Vader heeft een woning gevonden in de flat Fleerde in de Bijlmer. Die vader speelt door het gehele boek een belangrijke rol. Hij is de huistiran, een egoïstische klootzak die hun bijstandsuitkering vergokt en verdrinkt. Moeder probeert het gezin draaiende te houden. De woning is niet veel meer dan het onderkomen van een dakloze: matrassen op de vloer, geen gordijnen voor de ramen, een door en door versleten bank. Als hij thuis is, legt vader beslag op die bank. Liggend leest hij communistische literatuur en werken van Russische schrijvers uit de negentiende eeuw. Zijn persoonlijk falen in West-Europa is de schuld van alles en iedereen, behalve van hem zelf natuurlijk.
Metin doet het goed op de lagere school. Op basis van de cito-toets is een vwo-advies gerechtvaardigd, al denkt zijn onderwijzer daar anders over. De dominantie van vader komt nu eens van pas: hij weet Metin toch op het vwo geplaatst te krijgen. Op Scholengemeenschap Reigersbos (SGR) wordt de jongen echter gepest en getreiterd. Vanaf het begin wordt hij ‘de schoonmaker’ genoemd. Vooral onder Dino, een klasgenoot met psychopathische trekken, heeft hij het zwaar te verduren. Totdat een nieuwe leerling aan hun klas wordt toegevoegd, Kaya. Ook hij is van Turkse komaf. Zijn soevereine houding wordt al snel een beschermend schild voor de bange Metin. Ze worden vrienden. Het kan niet uitblijven: de nieuwe situatie leidt tot een explosie en alle donkere krachten uit de Bijlmeer worden onderdeel van de strijd.
Wees onzichtbaar is een coming of age roman met “afwijzing” als belangrijk thema. Metin wordt afgewezen door zijn vader, door zijn klasgenoten, door de maatschappij. Schaamte speelt een grote rol. Terwijl zijn klasgenoten merkkleding en Nikes dragen, loopt Metin rond in goedkoop textiel en verplaatst hij zich op O’Hara’s van de Bristol, twee paar schoenen voor twintig gulden. Vader heeft het gezin nodig als opvangnet, als omgeving waarin hij nog iets van zijn trots kan etaleren: thuis is híj de baas. Moeder emancipeert in tegenstelling tot vader. Maar ze heeft haar man nodig als beschermer in de gevaarlijke omgeving die de Bijlmer in de jaren tachtig en negentig was. Daarnaast probeert zij voor hun omgeving de schone schijn op te houden. Er zijn echter grenzen. Als zij carrière maakt in het AMC, wordt zij mondiger totdat het onvermijdelijke moment aanbreekt waarop zij genoeg heeft van haar echtgenoot. Ook Metin komt in opstand tegen zijn vader. Hij studeert inmiddels net als zijn oudere zusje aan de universiteit.
Bijlmerjaren zou prima passen als titel voor deze roman. Wees onzichtbaar raakt echter de kern: Metin probeert onzichtbaar te blijven voor zijn vader, voor zijn klasgenoten, voor het gespuis in de Bijlmer. Alleen als je onzichtbaar bent, kan je niets gebeuren. En juist dat milieu weet Murat Isik uitstekend zichtbaar te maken.
© Eus Wijnhoven, mei 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Met Eden (2017) rondt Möring zijn Dante-trilogie af die begon met Dis (2006) en werd opgevolgd door Louteringsberg (2011). De delen zijn uitstekend afzonderlijk te lezen. Trilogie komt zelfs enigszins gekunsteld over. Weliswaar speelt de Joodse zestiger Marcus Kolpa in alle drie de romans een rol. En ook psychotherapeut Mendel Adenauer duikt weer op (Möring introduceerde hem al in zijn debuutroman, Mendels Erfenis, uit 1990). In veel van zijn boeken is de zoekende Jood een terugkerend thema, een ontheemde die op zoek is naar een thuis, ofwel het paradijs. Van verpakte kritiek op de moderne maatschappij, eveneens in eerdere romans aanwezig, kan Möring zich ook in Eden niet onthouden.
Deze roman bundelt twee vertellingen: de eerste is die van een naamloze jongen. Hij vlucht uit de houthakkersgemeenschap waarin hij opgroeit in het “oneindige woud”, een groep semi-verstotenen. De jongen slaat aan het zwerven, door de eeuwen heen, door vele landen. Ook hij is “een wandelende Jood”, die via verhalen zijn relaas vertelt. Op zeker moment wordt hij Niekas genoemd, dan weer De Zwarte. In het begin kan dat tot enige verwarring leiden: hebben we nog steeds met die jongen te maken waarmee de roman begon?
De tweede vertelling is die van Mendel Adenauer. Hij probeert te achterhalen waarom een van zijn patiënten voor de trein is gesprongen. En hij behandelt een patiënt die lijdt onder geheugenverlies, waarmee weer allerlei zijpaden worden ingeslagen.
De twee verhaallijnen zijn ieder in een eigen letter gezet. Maar Möring heeft ook landkaarten opgenomen, dagboekfragmenten en quasiwetenschappelijk werk. Vaak kunnen die laatste onderdelen zonder problemen worden overgeslagen. Eden komt door die verschillende genres enigszins gekunsteld over. Dat compenseert Möring ruimschoots door de verhalen die “de wandelende Jood” vertelt.
© Eus Wijnhoven, mei 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Jan Brokken – De gloed van Sint-Petersburg € 19,95
Wat is dat toch met Jan Brokken… Hij is de enige schrijver waarbij ik me vaak geborgen voel als een klein kind op schoot bij m’n opa. Knapperend houtvuur, duim in de mond, ademloos luisteren naar die geruststellende stem. Meestal leer ik iets van zijn werk. Zo wist ik niet dat Ayn Rand (Atlas shrugged, de roman waarin extreem kapitalisme wordt bewierookt) eigenlijk Alisa Rosenbaum heet. Dat zij een Petersburgse was, beste vriendin van Olga Nabokova, de jongere zus van Vladimir Nabokov. In De gloed van Sint-Petersburg wandel je mee met Brokken over de Nevski Prospekt, slenter je langs de Neva, kuier je over de grachten die naar Nederlands model zijn aangelegd. Jan Brokken leidt je rond, neemt je mee naar de huizen waar Dostojevski, Gogol, Nabokov, Toergenjev en Tsjaikovski woonden. In ieder verhaal schuilt zoveel warmte, zoveel liefde en begrip voor de medemens. Zoveel nieuwsgierigheid ook, zonder oordelen. In die zin is de ansichtkaart van Nina Berberova een prachtige afsluiting van dit heerlijke boek. Nina, een naar de VS geëmigreerde auteur, geboren in Sint-Petersburg in 1901 (gestorven in Philadelphia in 1993). Een ansichtkaart daterend uit de eerste decennia van de vorige eeuw die zij naar Jan verstuurt in juli 1987. Die ansichtkaart, een bewijs van haar hunkering naar een verleden, een thuis. Helaas kon de ontmoeting tussen Berberova en Brokken uiteindelijk niet doorgaan.
In al het huidige rumoer, in de onrust van onze tijd, is De gloed van Sint-Petersburg een geruststellende verhalenbundel. Brokken toont aan hoe we kunnen samenleven zolang we maar geïnteresseerd zijn in elkaars achtergronden, begrip voor elkaar proberen op te brengen, elkaar bij voorbaat bewonderen en respecteren in plaats van te (ver)oordelen. Meneer Brokken: u verdient een lintje!
© Eus Wijnhoven, mei 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Tommy Wieringa – De dood van Murat Idrissi € 17,99
In De dood van Murat Idrissi gaan twee jonge Marokkaans-Nederlandse vrouwen op vakantie naar het vaderland van hun ouders. De een, Thouraya, is een opstandige vrijgevochten vrouw die al in haar tienerjaren wegliep bij haar ouders. De ander, Ilham, is het schoolvoorbeeld van een islamitisch meisje dat haar best doet op de havo, probeert te integreren in de Nederlandse samenleving, zwemmend tegen de stroom in. Een vrouw ingeklemd tussen twee (vijandige?) culturen. De reis in hun gehuurde Audi A4 verloopt voorspoedig, totdat zij in Rabat een aanrijding veroorzaken en een fikse schadevergoeding moeten betalen. Hun geld is bijna op. Dan duikt, wonder boven wonder, Saleh op. Thouraya kent hem van een bruiloftsfeest in Rijswijk. Ondanks zijn bedenkelijke reputatie klampen de jonge vrouwen zich aan hem vast. Als hij hen meeneemt naar het arme gezin Idrissi aan de rand van de stad, waar zij hun ogen niet kunnen sluiten voor de armoede en ellende van de mensen die daar wonen, belooft hij hen een paar duizend euro. Het enige wat hij van hen verwacht is dat zij de negentienjarige Murat Idrissi naar Nederland smokkelen, heel eenvoudig, op de plaats van het reservewiel. Dat wiel, daar zullen Saleh en zijn vrienden zorg voor dragen. Niets aan de hand, het gebeurt dagelijks, aldus Saleh.
Thouraya laat niet direct merken dat zij gespannen is, maar Ilham zit danig met de kwestie in haar maag. Saleh en zijn vrienden maken grappen tijdens de oversteek naar Spanje. Regelmatig verdwijnt Saleh even om zogenaamd te controleren hoe het Murat vergaat. Maar als de meiden eenmaal de Spaanse douane zijn gepasseerd, blijkt Murat te zijn gestikt in de kofferbak. Van Saleh en zijn vrienden is geen spoor meer te bekennen, de meisjes zijn nagenoeg blut. En ze zitten met een lijk opgescheept dat zij zo snel mogelijk moeten laten verdwijnen.
Wieringa heeft een beklemmend verhaal geschreven, op ware feiten gebaseerd. Hij confronteert zijn lezers met het lot van een economische vluchteling. Maar wat heet ‘economisch’ als je in je eigen land kansloos bent? Als je hele familie op de rand van de afgrond leeft? Daarbij is zijn schrijfstijl een genot. En toch voel ik me bekocht. Voor twee uurtjes lezen is het een duur boekje. Bovenal zie ik het als onaf, als een opmaat naar een echte roman. Ik heb het ervaren als een teaser zoals men dat in marketingtermen pleegt te noemen. Een gratis lokkertje voor het echte werk dat zal volgen. Dat doet niets af aan het feit dat Wieringa prachtig schrijft, en me tot nadenken stemt. Dat dit verhaal verre van af is – overigens houd ik in het algemeen van een open einde – knaagt.
Michael Chabon – Maangloed€ 18,99
Je zou Maangloed kunnen beschouwen als een (niet lineaire) biografie van Chabons opa van moederszijde. Niets is minder waar. Maangloed begint in 1957, op het moment dat opa zijn werkgever met een telefoonsnoer probeert te wurgen. Een dappere secretaresse grijpt in en voorkomt een gewisse dood. Wat een vreemde snuiter, denk je, maar al snel wordt duidelijk dat deze oude baas, die op zijn sterfbed zijn kleinzoon vertelt over zijn leven, niet zomaar iemand was.
“The mission you can fly!” Zo luidt de advertentie op de eerste pagina van Maangloed. Een advertentie geplaatst door Chabon Scientific Co. Chabon, opa van vaderszijde, de man die goedkope arbeidskrachten zocht en daarvoor aanklopte bij de gevangenis. Zo leerde hij de ingenieur lucht- en ruimtevaarttechniek kennen, het opgewonden standje dat zijn baas had proberen te wurgen. Diens speciale belangstelling voor rocketscience is mede ingegeven door zijn ontdekking van een V2-raket in nazi-Duitsland, tijdens de bevrijding. Daar stuitte hij op concentratiekamp Mittelbau-Dora, waar knappe koppen waren tewerkgesteld om de V2 te ontwikkelen, geniale geesten, ondergebracht in mijnen onder een berg. Bij aanblik van de uitgehongerde gevangenen, na het vernemen van hun verhalen, besloot hij de aanstichter van dit alles en tevens uitvinder van de V2 op te sporen. Hij nam zich voor hem, Graff Werner von Braun, daarna ter plekke te vermoorden. Daarbij had hij een troef in handen: alle documentatie, tienduizenden pagina’s, waarin de ontwikkeling van de V2 was vastgelegd. Helaas gaf Von Braun zich aan een onwetend groepje Amerikanen over vlak voor de protagonist hem had achterhaald. In de decennia erna werd de oorlogsmisdadiger niet berecht, maar groeide hij uit tot een Amerikaanse volksheld die aan de basis stond van de eerste maanlanding. Toen dat live werd uitgezonden op tv, verliet de ingenieur de kamer. Later, op een congres, kwam hij hem dan eindelijk tegen, Von Braun, Graff Werner, pissend in een pot met een ficus, in de lobby van het conferentiecentrum. Daar liet hij hem in leven, maar zette hem een hak die Von Braun tot grote woede dreef, misschien wel tot aan het eind van diens leven.
De roots van Michael Chabon waren tot dit gesprek met zijn opa door mist omgeven. Tijdens zijn leven was opa een zwijgzame man, ook de moeder van Michael Chabon liet zelden het achterste van haar tong zien. En dan begint opa te vertellen. Ineens blijkt oma een heel andere vrouw dan degene zoals zij zich altijd heeft voorgedaan. Allerminst was zij het Joodse weeskind uit Frankrijk dat na WO-II naar de VS emigreerde. En haar visioenen van het Gevilde Paard hadden niets te maken met de leerlooierij waarin zij zegt te zijn opgegroeid. Opa besloot zich vast te houden aan die andere waarheid, aan dat ‘alternatieve feit’. Hij verschuilt zich in de grote liefde die hij voor haar heeft gevoeld. Door de verhalen die Michael Chabon in die laatste dagen van zijn opa verneemt, wordt de ui gepeld, ontdekt hij zijn achtergrond, kan hij gebeurtenissen uit het verleden plaatsen.
Allerminst is Maangloed een ‘ordinaire’ biografie. Het is een ontdekkingsreis, een associatief ondergaan van de emoties die horen bij een bijzonder leven. Zoals The Guardian terecht schreef over deze roman: “Chabon is a spectacular writer, a language magician!” Maangloed, wát een boeiend relaas, en hoe schitterend geschreven…
© Eus Wijnhoven, april 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Graa Boomsma – Leven op de rand; Biografie van A. Alberts € 39,99
Via de korte roman De honden jagen niet meer (1979) leerde ik A. Alberts’ werk kennen. Daarna volgden de verhalenbundel De eilanden (uit 1952) en weer een roman De bomen (uit 1953). De uiterst sobere, overtuigende stijl die Alberts hanteert sprak me zozeer aan dat ik vanaf begin jaren tachtig zijn werk heb verzameld.
Albert Alberts (1911 – 1995) groeide op in relatieve welstand. Na de hbs met enige moeite te hebben afgerond, schreef hij zich in voor de studie Indologie aan de Universiteit Utrecht. Professor Gerretson had vanaf dat moment een grote invloed op zijn ontwikkeling in de tien jaren die volgden. Halverwege de jaren dertig verhuisde Alberts naar Parijs, waar hij enkele jaren als onbezoldigd ambtenaar werkte op het Franse ministerie van Koloniën. Vrij nutteloos werk verrichtte hij daar. Intussen voltooide hij zijn proefschrift Baud en Thorbecke, 1847 – 1851. Die periode halverwege de negentiende eeuw heeft hem altijd mateloos geïnteresseerd.
In de herfst van 1939 vertrok hij naar het eiland Madoera, waar hij als aspirant-controleur werd aangesteld. Zijn paradijselijk leven werd na enkele jaren ruw verstoord door de Japanse inval en bezetting van Nederlands-Indië. In diverse interneringskampen bracht hij de oorlog door. Hij overleefde die ternauwernood.
Na terugkeer naar Nederland (herfst 1946) pakte hij allerlei klusjes aan. Vanaf 1946 publiceerde hij in De Groene, eerst als journalist, later als (journalist-)redacteur. Zijn salaris was dermate karig dat hij daarnaast boeken vertaalde en in zijn rol als historicus – vaak in opdracht – essays schreef. Legendarische anekdotes passeren in dit deel van de biografie de revue. Zo kan Alberts’ drankgebruik nauwelijks worden overdreven. De laatste tien jaren van zijn werkzame leven werkte hij opnieuw als ambtenaar op een ministerie: dat van Buitenlandse Zaken in Den Haag. Eindelijk ontving hij een goed maandsalaris, dat in de jaren daarna ook nog eens substantieel groeide. En dat terwijl hij ook in die nieuwe hoedanigheid nog wel eens bezopen op kantoor verscheen.
Indië komt veelvuldig terug in Alberts’ werk. Toch is hij nooit naar die regio teruggekeerd. Hij zou niet weten hoe hij de mensen moest aankijken die daar nu leefden. De ambtenarij heeft hij zijn leven lang geprezen. Zonder ambtenarij zou het land volgens hem in chaos ten onder gaan. Hij schreef daar het mooie Inleiding tot de kennis van de ambtenaar (1986) over, een boekje dat overigens niet altijd door diezelfde ambtenaren op waarde werd geschat. Zoals Trouw ooit schreef, kenmerkt Alberts’ werk zich “door de onkenbaarheid van de mens, de raadselachtigheid van hun levens.” Ook zelf was hij een einzelgänger, die samen met zijn Fientje aan het einde van zijn leven in een zwaar beveiligd ‘fort’ in Blaricum woonde. Nog altijd afgezonderd van de wereld, die hem inmiddels met literaire prijzen had overladen.
Bij velen is Alberts’ werk onbekend. Dat is een waar gemis. In 2007 is een mooie uitgave bij Van Oorschot verschenen met zijn verzamelde romans en verhalenbundels. Voor een prikje kun je kennismaken met een van de grootste Nederlandse schrijvers van de vorige eeuw (Romans en verhalen; isbn 9789028242517). Graa Boomsma heeft met Leven op de rand een waar eerbetoon geschreven. Na lezing voelt het of Albert Alberts ons nu pas echt heeft verlaten…
© Eus Wijnhoven, april 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Hanna Bervoets – Fuzzie € 18,99
Inmiddels zijn we van Bervoets gewend dat zij (nog) wereldvreemde situaties beschrijft en daar een verhaal omheen kan creëren. Het lijken experimenten om je te laten nadenken over ‘wat als…’, en dan beland je in een bizarre, maar geloofwaardige, situatie. In Fuzzie onderzoekt zij fictiewijs of aandacht geven/vragen, zelfs door een abstract voorwerp, volstaat voor de mens; of sociale banden daarbij overbodig (kunnen) worden.
De pluizige bolletjes die de levens van de personages in Fuzzie langzaamaan gaan bepalen, doen denken aan het Japanse speeltje tamagotchi, dat eind jaren negentig een ware rage werd in Nederland. Het was een eivormig ‘huisdiertje’ dat door de eigenaar verzorgd diende te worden. Als deze zijn/haar plicht verzaakte, begon het ding te piepen. Blijkbaar zijn de tamagotchi’s van toen geëvolueerd in fuzzies, pluizige bolletjes die zelf de regie nemen en de bezitter/verzorger met vragen en opdrachten bestoken. Zij geven en verlangen continu aandacht aan/van hun drager. Een jonge product designer, Florence, speelt een beslissende rol in die wereld van fuzzies.
Fuzzie handelt over vervreemding, over eenzaamheid. Mensen die hunkeren naar de aandacht van anderen en hun diepste verlangens niet durven uitspreken. Vaak zijn het vrouwen, jonge vrouwen die de aandacht en liefde van andere vrouwen zoeken. Onzekere types. Zoals Maisie. En juist als zij in hun spiegelbeeld bevestigd zien dat ze er niet toe doen, spreekt fuzzie hen geruststellend toe: Mag ik zeggen dat je mooi bent? Maar ook mensen die zich niet durven overgeven aan hun meest essentiële behoeften zoeken troost bij hun fuzzie, zoals Diek, een viriele zeventiger. Vrienden zijn zo nabij en toch zo veraf. Ieder met zijn eigen harige bolletje. Als de haren van het bolletje gaan uitvallen, het ‘beessie’ langzaam maar zeker steeds zachter praat, slaat de verwarring toe.
© Eus Wijnhoven, april 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Jeroen Thijssen – Hazer € 19,99
Met Hazer heeft Jeroen Thijssen een coming-of-age verhaal geschreven. Hoofdpersoon Rogi vertoont weinig ontwikkeling en blijft een lullig joch, in zwart/wittermen zou je van een watje kunnen spreken. Gezien de omgeving waarin hij zich bevindt, de krakersscene in Haarlem rond de jaren tachtig, verwondert dat. Die scene biedt toch mogelijkheden genoeg, zou je zeggen. Maar die Haarlemse omgeving blijkt in die jaren echt tamelijk braaf te zijn geweest.
Rogi blijft op 18-jarige leeftijd alleen achter als zijn hippie-ouders naar Ierland verhuizen. Al snel vindt hij onderdak in de Hazer, een gekraakt voormalig politiebureau in Haarlem. Daar speelt het gros van het verhaal zich af, in een omgeving die veel kraakpanden kenmerkte in die tijd: een oord met eigen café, een oefenplek voor creatieve muzikale geesten; bewoners van verschillende pluimage, een apart soort democratisch bestuur. In zoverre typeert Thijssen de krakersscene uit die jaren uitstekend. De worstelingen waarmee bewoners van die panden te kampen hadden, komen in beeld. Ook als Rogi’s ouders uit elkaar gaan en zijn vader bij hem in het kraakpand komt wonen, blijft Rogi een vlak persoon. Tijdens de kroningsrellen van 1980 toont Thijssen de hectiek van die tijden, de adrenaline die in overmaat aanwezig was bij deelnemers en toeschouwers.
Door het boek heen loopt het verhaal van de twee opa’s van Rogi. Wat is er waar van de geruchten? Welke opa was goed, welke fout tijden WO-II?
Jeroen Thijssen heeft een mooie schrijfstijl. Korte en lange zinnen die elkaar afwisselen. Mooie zinnen af en toe, echte vondsten. Zijn vorige roman, Solitude, is een sterker verhaal, een verhaal over twee broers die in Indonesië hun draai proberen te vinden (eerste helft twintigste eeuw). Mocht u van Solitude hebben genoten, dan zou ik Hazer zeker kopen.
© Eus Wijnhoven, april 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Jeroen Olyslaegers – WIL € 19,99
Wilfried Wils legt zijn leven gedurende met name WO-II vast ten behoeve van zijn (fictieve) achterkleinzoon. Hij beschrijft de situatie in Antwerpen gedurende die jaren, waarbij hij gruwelijke details omtrent de Jodenvervolging niet onvermeld laat. In feite is WIL vooral een lange brief aan zijn nazaat. Of probeert hij met zichzelf in het reine te komen?
Wilfried Wils heeft een alterego, Angelo. Angelo is de dichter-in-wording, maar ook regelmatig de innerlijke stem. Die Angelo houdt Wils verborgen voor zijn omgeving, niemand hoeft van zijn aspiraties in dezen te weten, of zijn twijfels te kennen.
Pa Wils is een specialist in het ‘niet opvallen’, meewaaien met alle winden. Een man ook die van een stevige borrel houdt en regelmatig ‘op café’ gaat. Moeder is de traditionele huisvrouw die het gezin draaiende houdt. Wilfried is hun enig kind en min of meer de kostwinner van het kleine gezin; hij verdient een salaris als hulpagent. Zijn enige vriend binnen het politiekorps is Lode, zoon van een beenhouwer (slager). Lode is in die zin dapper dat hij Joden voor transportatie naar het oosten probeert te redden. Naast Lode ontmoet Wilfried met enige regelmaat Nijdig Baardje, een man van midden dertig die hem bijlessen Frans geeft. Nijdig Baardje veracht de plutocratie en de elite, bovendien is hij een Jodenhater die er alles aan doet de Joden op te sporen en aan de Duitsers over te dragen. De advocaat Omer, zijn goede vriend, gaat zelfs een stap verder. Ook de Antwerpse politie wordt geacht de Duitsers te helpen bij de Judenentfernung.
Wilfried ontmoet het knappe zusje van Lode, Yvette, bij hen thuis. Hij is op slag verliefd en ook zij valt voor de collega van haar broer. De relatie tussen Wilfried en Lode komt echter onder druk te staan als zowel de collega’s in het politiekorps als Lode hem van dubbelspel gaan verdenken. Aan wiens kant staat Wilfried? Aan die van de bezetter of aan die van de Joden? Is hij ‘een tweezak’?
Als de oorlog nagenoeg teneinde is en de Duitsers uit Antwerpen zijn vertrokken, pleegt Wilfried een daad die zijn verdere leven zal tekenen. En juist Lode, inmiddels zijn zwager, klapt na tientallen jaren uit de school met noodlottige gevolgen.
WIL is een roman die je aan het denken zet. Bestaat er wel een zwart/wit goed en kwaad? Hoe zou jij, lezer, reageren onder de heersende omstandigheden van die tijd? Kunnen we de huidige situatie van polarisatie, van nationalisme en vluchtelingenstromen, spiegelen aan die zwarte bladzijden uit onze geschiedenis? En hoe stel jij je op? WIL is een veelzijdige roman, in prachtig Vlaams geschreven. Een verrassende maar terechte nominatie voor de Libris Literatuurprijs.
© Eus Wijnhoven, april 2017
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Tom Sanders is een succesvol auteur van zelfhulpboeken. Hij is getrouwd met Julia en samen hebben zij twee zoons, Dennis en Stefan. Dennis is getrouwd met de spontane Caitlin en woont in Canada. Zij zien die twee zelden. Tom vindt dat wel best, want hij heeft het niet zo op hun oudste kind. Stefan is de oogappel van zijn ouders. Hij is getrouwd met Hanna, een vrouw waarmee Tom en Julia niet kunnen opschieten.
In het eerste hoofdstuk vraagt Tom zich af of zij nog wel ‘normaal’ zijn. Hij heeft een dikke Jaguar gekocht dankzij de bestsellers, evenals een tweede huisje in Zeeuws-Vlaanderen en een appartement in Barcelona. Het is alsof Koch zichzelf als hoofdpersoon heeft gekozen. Na het succes van Het Diner kocht ook hij zo’n Jaguar en een dijkhuisje in Zeeuws-Vlaanderen. Is het succes hem naar het hoofd gestegen? Tom beantwoordt de vraag zelf, ontkennend. Dan weet je dat je als lezer extra moet gaan opletten.
Tijdens een verjaarfeestje staat Hanna plotseling voor de deur. Ze is fors toegetakeld door Stefan. Al langer is zij slachtoffer van huiselijk geweld. Tom besluit dit geheim te houden voor Julia. In plaats van Stefan aan te pakken, verdedigt hij middels een innerlijke stem zijn zoon: “Hoe heeft Hanna hem tot zoiets in staat gesteld? Welke woorden heeft zij hem toegebeten alvorens hij zijn geduld verloor?” Vervolgens stort hij zich op Hanna. Haar zal hij helpen. Met enige regelmaat spreken zij samen af, een gewoonte die Tom dusdanig gaat bevallen dat de succesvolle schrijver van zelfhulpboeken beseft zichzelf de hulp niet te kunnen geven die ineens onontbeerlijk blijkt.
Makkelijk leven heeft in de kern veel weg van Het diner: een ouder die de wandaden van hun kind met de mantel der liefde bedekt. Het is best een aardig boekenweekgeschenk dit jaar, niet meer en niet minder.
© Eus Wijnhoven, maart 2017
A.F.Th. van der Heijden – Kwaadschiks
Kwaadschiks is het zesde deel in de romancyclus De tandeloze tijd. In 1983 verscheen het eerste boek, De slag om de Blauwbrug (Proloog), in datzelfde jaar gevolgd door Vallende ouders (De tandeloze tijd deel 1). Oorspronkelijk wilde A.F.Th. een trilogie schrijven, maar dat is een beetje uit de hand gelopen: na voltooiing van deel 6 omvat de cyclus inmiddels meer dan 5000 pagina’s. Met 1280 pagina’s draagt Kwaadschiks daar stevig aan bij.
Vanaf het begin was ik verknocht aan De tandeloze tijd. Van der Heijden beschreef ‘mijn’ wereld, die van demonstraties tegen de neutronenbom, van krakers, van rellen tijdens de kroning van Beatrix. Oorspronkelijk speelde het verhaal zich af in Nijmeegse studenten- en krakerskringen. Ik studeerde vlakbij in die jaren, in Wageningen. Mijn vriendin woonde in een kraakpand, tijdens het kroningsoproer op 30 april 1980 was ik actief in Amsterdam. Ieder nieuw deel in de cyclus schafte ik direct na verschijning aan, ook nadat ik inmiddels tot ‘de burgerij’ was gaan behoren. Zo ook bij Kwaadschiks.
Het verhaal: Nico Dorlas, succesvol copywriter, heeft last van verlatingsangst. Obsessief klampt hij zich vast aan zijn partner(s). Dorlas lijdt daarnaast aan apneu, waardoor zijn slaapritme continu ernstig ontregeld is. Partner Desy brengt de nachten daarom op zolder door, terwijl Nico met een ingenieus apparaat, voorzien van een masker dat zijn neus afsluit, enkele uurtjes per nacht probeert te slapen. Schrikbarende geluiden brengt hij dan voort. Ook is hij alcoholist, en dat is voorzichtig uitgedrukt. Straalbezopen begaat hij allerlei stommiteiten, waarvan rijden onder invloed wel de minste is. Hij bedreigt een prostituee met een vuurwapen als zij geen erectie bij hem weet op te wekken. Na haar te hebben verkracht, komt hij in aanraking met Ernst Quispel, bekend uit Advocaat van de hanen (De tandeloze tijd deel 4, 1990). Alleen dat optreden van Quispel verbindt Kwaadschiks met de eerdere romans uit de cyclus. Een zeer dun draadje. In die zin voel ik me erin geluisd: als de bewuste advocaat Spong had geheten, was er niets aan het verhaal an sich verloren gegaan, maar had het geen deel uitgemaakt van De tandeloze tijd en was het een op zichzelf staand boek geweest.
Dat Van der Heijden nog weleens kan uitweiden, mag genoegzaam bekend worden verondersteld. Maar om dat zó te overdrijven is een kunst op zich. Nico Dorlas is dus zwaar alcoholverslaafd, op momenten gewelddadig en is als de dood dat mensen hem verlaten. Prima. Maar om meer dan 1000 pagina’s te wijden aan de waanideeën van zo’n flapdrol is echt te veel van het goede. Het is keer op keer variatie op een thema. Bovendien is het verhaal voorspelbaar. Het schuurt als je op zeker moment weet wie de neergeschoten vrouw is (je ziet dat van mijlenver aankomen) en dat dit zo’n 600 pagina’s later pas wordt onthuld. Houd als lezer vanaf het begin de acties van Dorlas eens bij (vergeet niet tijdstip van handeling te noteren). Het is onmogelijk wat Dorlas binnen minder dan twintig uur allemaal flikt. Registreer de alcoholische versnaperingen die hij koopt, (heeft) verstopt en/of nuttigt. Het klopt niet, drank verschijnt en verdwijnt. Bovendien zouden de genuttigde hoeveelheden gegarandeerd tot een acute dood leiden. Van der Heijden heeft een prachtige stijl, maar ietsje minder (een pagina of 900) had wel gekund. Om dit boek uit te lezen heb je al bijna een volledige werkweek nodig… Onbegrijpelijk dat er geen kritische noot is geplaatst door de recensenten van kwaliteitskranten en –bladen, en Kwaadschiks de hemel in werd geprezen.
Afsluitend een positief oordeel: ik heb me nog nooit zo prettig gevoeld na het lezen van de laatste bladzijde (1280).
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
© Eus Wijnhoven, maart 2017
David Pefko – Daar komen de vliegen € 19,99
Hondstrouw is hij, de zeventigjarige Jerry Kirschenbaum. Al zo’n vijftig jaar samen met zijn Ruth, de vrouw die hij letterlijk op handen heeft gedragen toen zij elkaar leerden kennen. Nog steeds draagt hij haar op handen, al is het inmiddels figuurlijk. Ze hebben een zoon van veertig, hun enig kind. De jongen heeft het syndroom van Down, en kan af en toe verrassend scherp uit de hoek komen. Hun oogappel, Andy, voor wie zij een ideale woonomgeving hebben gecreëerd. Een luxe oase in de wildernis van het achterland, met een-op-een begeleiding en zorg.
Kirschenbaum is handelaar op Wall Street, New York City. Zijn klantenkring bestaat vooral uit rijke Joodse heren, mannen die vaak een succesvol leven achter de rug hebben. Het is een gunst als je toegelaten wordt tot Jerry’s handelsparadijs, als je mag meeprofiteren van de enorme winsten die hij al dertig jaar weet te genereren voor zijn clientèle. Af en toe gedoogt hij buitenstaanders: Saoedische prinsen, beheerders van grote Italiaanse pensioenfondsen, van Het Vaticaan. En ook oudere Joden, mensen met een karig pensioen die al hun hoop op Hem, Jerry, hebben gevestigd. Er zijn ook minder gelukkigen. Abby Friedland bijvoorbeeld, ex-landbouwmagnaat. Hoe hij Jerry ook smeekt ‘mee te mogen doen’, Kirschenbaum is onverbiddelijk. Of Ariël Panrath, de ijskastenkoning. Wat zal die laatste uiteindelijk spijt hebben gehad, toen hij tegen wil en dank toch door Jerry tot diens portefeuille werd toegelaten, juist voor de val. De afgelopen decennia zijn de boeken van Kirschenbaum and Son meerdere malen gecontroleerd door het equivalent van de Nederlandse Autoriteit Financiële Markten. Daarbij blijkt het kantoor keer op keer een van de meest onberispelijke praktijken te hanteren die zo’n dienst zich wenst. Zulke winsten die zij, zelfs tegen de stroom in, weten te realiseren. Jerry Kirschenbaum is een Gods wonder, en nog buitengewoon aardig bovendien.
Ruth Kirschenbaum houdt zich ondertussen bezig met goede doelen. Sponsoring èn bemoeienis. Daarnaast verzamelt zij schilderijen. Zelfs de meest onbenullige werkjes worden aangekocht, zolang de vraagprijs maar hoog is. Jerry heeft ook een zwak, en wel voor automatons. Van die opwindbare machientjes die vanaf de zestiende eeuw werden geproduceerd ter vermaak van de ultra-riche. Vogeltjes die schoon zingen nadat je ze hebt opgewonden, die subtiel hun vleugeltjes bewegen. Zodoende blijft het geld rollen in huize Kirschenbaum.
Vele crisissen heeft Jerry al overleefd, maar bij de crash van 2008 gaat het fout. Niet dat de vier Koreanen Jung hun werk niet goed doen. Hun Cherry-toetsenborden ratelen als bezetenen, de vijftig IBM-printers werken op volcapaciteit en mocht er eentje doorbranden, dan staan er altijd weer nieuwe klaar om direct te worden aangesloten. Maar die Yanakis… Hij had er goed aan gedaan de briljante wiskundige niet in dienst te nemen. Waarom blijft die man wroeten? Ook zijn medewerkers, zijn matig gekwalificeerde, riant betaalde medewerkers… Zij raken in paniek als de eerste zelfmoorden plaatsvinden ten gevolge van de crash. Daarnaast had hij die vreemde snuiters uit het buitenland nooit moeten laten investeren in zijn fondsen. Een voor een vragen ze hun inleg terug, stante pede. Het gaat om miljarden. Als reactie op de toegenomen spanningen krijgt Jerry last van zijn ademhaling, voor het eerst in zijn leven wordt hij zenuwachtig, snapt hij de wereld om hem heen niet meer. Zijn ze allemaal gek geworden? Het gaat al zo lang goed! Troost vindt hij alleen nog bij Andy, de enige bij wie hij zijn verhaal kwijt kan/wil. Als uiteindelijk het doek valt, voelt Jerry zich bevrijdt.
Daar komen de vliegen is gebaseerd op de New Yorkse handelaar Madoff. Dat staat deze schitterende roman geenszins in de weg. Pefko presenteert een man die uit alle macht zijn milieu heeft geprobeerd te ontvluchten, die daarbij liefdevol naar zijn omgeving acteerde, mensen hielp waar hij maar kon. Een man die zelf gelooft in het onwerkelijke systeem dat hij heeft gecreëerd. Ik ga hem missen, Jerry Kirschenbaum.
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
© Eus Wijnhoven, maart 2017
Paul Beatty – De verrader € 22,50
Allereerst: de Nederlandse titel doet de hoofdpersoon geen recht. Hoe haalt hij het in zijn hoofd als Afro-Amerikaan te pleiten voor invoering van een gesegregeerde samenleving? Of is het juist dankzíj zijn afkomst dat dit verhaal geschreven mag worden? Dat je de lezer met de neus op de feiten drukt? Hoe kun je beter de vinger op de zere plek leggen dan met humor?
Meteen de eerste halve pagina deed me schaterlachen: “This may be hard to believe, coming from a black man, but I’ve never stolen anything. Never cheated on my taxes or at cards. Never snuck into the movies or failed to give back the extra change to a drugstore cashier indifferent to the ways of mercantilism and minumum-wage expectations. I’ve never burgled a house. Held up a liquor store. Never boarded a crowded bus or subway car, sat in a seat reserved for the elderly, pulled out my gigantic penis (…) and masturbated to satisfaction with a perverted, yet somehow crestfallen, look on my face.”
Vanzelfsprekend is de crux van het verhaal schokkend: racisme in extremis. Juist door humor te gebruiken, weet Beatty de aandacht vast te houden, dwingt hij je de ogen te openen.
De titel van het boek heb ik vertaald als De verrader. Naar nu blijkt heeft de Nederlandse uitgever dat ook gedaan. Onterecht. Hij is geen verrader, hij is een buitenbeentje, een loochenaar die probeert te verbinden. “Ik pas me aan, doe met me wat je wilt, vertel me hoe je mensen in een bepaalde richting kan duwen en dat we vreedzaam samenleven, dan komt alles goed.” Je kunt die ‘verrader’ verklaren door het volgende: De verteller verraadt zijn vader, omdat de experimenten die op hem worden uitgevoerd niet de resultaten opleveren die deze verwacht. Hij verraadt Hominy als hij niet wil toegeven aan de wens van de oude neger: hem aan te stellen als slaaf. Hij verraadt Marpessa door zich te verstoppen in zijn eigen veilige wereld op de boerderij, de safe haven in de door geweld verscheurde wijk Dickens. Bovenal verraadt hij zichzelf door zich te gedragen zoals hij denkt dat anderen willen hoe hij acteert. En toch is het een man die het beste met zijn omgeving voorheeft. Misschien dekt Buitenbeetje beter de lading dan Verrader.
The sellout zet je ertoe je eigen omgeving te beschouwen, je te realiseren welke politiek hier wordt gevoerd; onze maatschappij waar het economisch belang regeert boven alles. Pas als dat is veiliggesteld, zelfs ten koste van humane principes, dan komen normen en waarden in beeld. Het is een boek met een boodschap, het houdt je een spiegel voor. Dankzij de humor weet het je te bereiken, te raken. Een schitterende leeservaring!
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
© Eus Wijnhoven, maart 2017
Bert Wagendorp – Masser Brock €19,95
Masser Brock groeit op op de Hindeloopen, een oud schip, waar iets gebeurt wat zijn leven zal bepalen. Moeder Carla, kunstenares, en vader Karel, handelaar in tweedehands boeken, geven hun twee zonen en een dochter een vrije opvoeding. Tot die fatale dag, waarna moeder met de kinderen naar een woongemeenschap vertrekt, een soort commune. Het noodlot heeft iets losgemaakt in Masser, waardoor hij zijn idealen – piloot worden – laat varen om het verleden levend te houden.
Masser Brock gaat als jonge twintiger werken bij een Haarlemse krant. Daar wordt hij al snel opgemerkt door Charles Schuurman Hess II, hoofdredacteur en eigenaar van De Nieuwe Tijd. Deze krant heeft vanaf medio jaren dertig van de vorige eeuw de markt in ijltempo veroverd en geldt als toonaangevend in Nederland. Het duurt niet lang of Massers scherpe pen wordt beloond: een vaste plaats op pagina 2 voor zijn eigen column. Politiek Den Haag vreest zijn vileine stukjes. Onverwacht en ongewild wordt hij na ruim twee decennia bevorderd tot hoofdredacteur.
Mia, Massers zusje, is ondertussen spindoctor van de premier (‘Tup’) van Nederland. Ze kan uitstekend opschieten met haar broer. Beiden houden zich strikt aan hun beroepsgeheim. Als alleenstaande moeder (van Jimi) is haar baan nauwelijks meer te combineren met de structuur die de jonge twintiger verlangt en gedrieën besluiten Mia, Jimi en de eeuwig vrijgezelle Masser dat de jongen bij zijn oom zal intrekken. Daar krijgt hij de zolder toegewezen, waar hij zijn horlogefabriekje opricht. Mia wordt direct in het diepe gegooid als vier Nederlandse soldaten bij een aanslag omkomen in Pantsjagan, waar een Nederlandse missie met bondgenoten democratie probeert op te leggen. Als er een verdacht pakketje in de kapotgeschoten wagen wordt gevonden, is de beer los.
Er is nog een vierde generatie in het spel: Carla’s ouders. André Genovesi, vader van Carla en Massers opa, verkoopt horloges, dure horloges. Rolex, Patek Philippe. Daarmee vergaart hij een fortuin. Misschien wel het grootste geluk in zijn leven is de ontdekking dat achterkleinzoon Jimi dezelfde passie voor horloges heeft en al op jonge leeftijd een zeldzaam kundig ambachtsman blijkt te zijn.
In ‘Tup’ kun je Mark Rutte herkennen, Wagendorp schrijft dialogen waarin je onze premier hóórt spreken. Uitmuntend zoals hij diens handelingen schetst. De eeuwige lach waarmee ieder probleem uit de wereld wordt geholpen. De laconieke houding, zelfs in tijden van crisis. De flagrante leugens die met een grijns op het gezicht voor de camera’s worden gedeclameerd. Het is werkelijk zeer knap gedaan! Zo herken je ook Wouke van Scherrenburg (Bonna Glenewinkel). Waarheid is het centrale thema van deze roman. Wát is waarheid? Is het van belang dat ‘de’ waarheid altijd en eeuwig geopenbaard wordt? De premier heeft bepaalde informatie, evenals Mia. Moeten zij die met het Nederlandse volk delen? En Masser? Hij, de meedogenloze columnist die decennialang politici aan de tand heeft gevoeld: dient hij ‘de’ waarheid te openbaren als ook hij die eenmaal leert kennen? Wat zijn de gevolgen van het delen van ‘de’ waarheid?
Masser Brock stemt je tot nadenken. In hoeverre, bijvoorbeeld, is het gedraai rond de bonnetjesaffaire van Teeven c.s. te verklaren? In hoeverre is het te rechtvaardigen? Alternative facts…
Masser Brock is een humoristisch boek maar wel een met diepgang. Meer bijvoorbeeld dan Ventoux. Het is een ware page-turner die u niet mág missen!
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
© Eus Wijnhoven, februari 2017
Frank Witzel – Hoe een manisch-depressieve tiener in de zomer van 1969 de Rote Armee Fraktion bedacht € 29,99
De ik-figuur is een dertienjarige jongen in Hessen. Of is hij de veertiger die terugkijkt op zijn tienerjaren? Eén ding weten wij lezers zeker: in 1969 is hij dertien jaar en bedenkt hij als naam voor zijn opstandige clubje (met vrienden Achim, Claudia en Bernd) de naam Rote Armee Fraktion, een naam die hem in zijn latere leven verdacht maakt. De RAF die wij allen kennen, presenteerde zich namelijk pas onder die naam in 1970.
De ik-figuur groeit op in een welvarend gezin. Vader is fabrikant. Moeder ligt ziek op bed, maar ‘de vrouw van Caritas’ verzorgt hem en zijn jongere broertje. Zij leven in relatieve weelde. Mag in Berlijn de moderne tijd zijn aangebroken, op het platteland van Hessen leeft de bevolking nog met het trauma van de jaren vijftig: hoe moeten we omgaan met ons naziverleden, in welk hokje pas ik het beste thuis? In een voornamelijk protestantse omgeving groeit de jongen op als katholiek, waarbij zijn plaats direct bepaald is. Hij is rebels, dweept met de muziek die langzaam maar zeker bij hem binnendringt: The Beatles, een beetje Stones, The Small Faces. Alles om hem heen verbindt hij met muziek, met songs uit de jaren zestig, waarbij Duitstalig uit den boze is. Het leven van de dertienjarige, zijn fantasieën, is één belangrijke verhaallijn.
De andere belangrijke verhaallijn is die van de veertiger, de man die wordt ondervraagd over zijn verleden en zijn relatie tot de RAF. Maar ook dat van de man in het ziekenhuis, opgenomen vanwege psychoses, die leeft in het verleden, in zijn tienerjaren. Een alleenstaande man die probeert jeugdherinneringen op te halen, inclusief alle details uit die tijd zoals snoepgoed, gebruiksartikelen, geuren en kleuren.
Het hoofdthema van deze kiloknaller is echter ‘bedacht’ uit de titel. De hoofdpersoon bedenkt veel, als lezer weet je vaak ook niet wat wel en niet gebeurd is. Hij schept verwarring. Volgens de flaptekst van het boek leer je de geschiedenis van de Bonds Republiek Duitsland (jaren zestig tot en met tachtig) kennen, maar dan moet je wel een verdomd goed detective zijn. Bedacht, verdacht, verzonnen. Ga daar als lezer maar eens aanstaan…
Ten onrechte heb ik tot dusverre een roman beschreven die een klassieke opbouw heeft. Dat is geenszins het geval. Witzel heeft echt alle stijlvormen uit de kast gehaald: hoofdstukken met korte zinnen, lange hoofdstukken die uit één zin bestaan, poëzie, theaterteksten, voetnoten waarin hele verhalen/geschiedenissen staan. Af en toe is dat om gek van te worden. Zeker omdat je na lezing van weer een nieuw hoofdstuk je jezelf afvraagt waar dat hoofdstuk überhaupt aan bijdraagt in de loop van de roman. Dan besluipt je ergernis, bijvoorbeeld de ergernis dat de redacteur blijkbaar ook werd overvallen door wanhoop tijdens het redigeren, want het wemelt van de spelfouten (blijkbaar heeft Lebowski nog nooit van digitale spellingcontrole gehoord). Mateloos irritant!
Dit 850 pagina’s dikke boek vergt je minimaal een 40-urige werkweek, met de nadruk op WERK. Van een plot is geen sprake, wat overigens allerminst een oordeel is. Zou je er dan wel aan moeten beginnen? Ja, doe toch maar. Het is een bijzondere leeservaring waar je uren over kunt praten.
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
© Eus Wijnhoven, februari 2017
Hoe bestaat het dat iemand debuteert met een boek van 700 pagina’s. Al is het zijn eerste, met De Nix heeft Hill direct een Great American Novel geschreven in de stijl van Jonathan Franzen. Ook doet het boek denken aan de aanpak van T.C. Boyle: aan de hand van een enkele gebeurtenis wordt een diepgaande psychologische roman gecomponeerd waarin de pijnpunten van de maatschappij subtiel worden verwoord. De Nix is een mix van twee coming-of-age verhalen: dat van Samuel Anderson en dat van zijn moeder, Faye Andresen – Anderson.
Samuel Anderson is hoogleraar literatuur aan een universiteit in Chicago. Hij heeft een hekel aan de luie studenten en brengt een groot deel van zijn tijd achter de computer door, in een virtuele wereld: World of Elfscape. Dodger is zijn avatar. Pwnage is spelleider. In plaats van zich nuttig te maken, communiceert Dodger eindeloos met Pwnage. Naast professor is Samuel schrijver. Na publicatie van een kort verhaal heeft uitgever Periwinkle hem jaren geleden een enorm voorschot verstrekt voor een roman. Dat boek is er echter nooit gekomen en het geld is op.
Laura Pottsdam is tweedejaars studente bij Anderson. Tot nu toe is zij er in geslaagd zonder ook maar de geringste inspanning haar tentamens te halen. Zij is het prototype van het verwende Amerikaanse meisje, het prinsesje van haar ouders, dat altijd en overal gewend is koste wat kost haar zin te krijgen en/of door te duwen. Tot haar verbijstering geeft Samuel haar een onvoldoende voor een werkstuk over Hamlet. Ook Laura leeft in een virtuele wereld: IFeel, een imaginair sociaal netwerk. Met behulp van emoticons onderstreept zij de enkele karakters waarin ze haar sociale netwerk van haar wel en wee informeert. Via IFeel gaat ze de strijd met Samuel aan.
Op zijn elfde is Samuel verlaten door zijn moeder Faye. Ze heeft eenvoudig de deur achter zich dichtgetrokken en is daarna volledig uit beeld verdwenen. Dan duikt ze na zo’n veertig jaar plotseling op: via het nieuws! Faye Andresen heeft presidentskandidaat Packer een handvol grind in zijn gezicht gegooid. Als Periwinkle verneemt dat Faye, een vrouw die inmiddels wordt uitgekotst door een groot deel van de bevolking, de moeder van Samuel is is de optelsom snel gemaakt: Samuel zal de biografie van zijn moeder schrijven. En zo komt de professor langzaam maar zeker meer over zijn moeder te weten, leert hij de beweegredenen kennen waarom zijn moeder hem en vader Henry ooit in de steek heeft gelaten.
Nathan Hill speelt een knap spelletje met de lezer. Door ons mee te nemen naar 1968 leren ook wij Faye stukje bij beetje kennen. Wat is waar van de informatie die na het incident met Packer wordt gepubliceerd en uitgezonden? Vanzelfsprekend is de werkelijkheid veel genuanceerder dan de oneliners die over het volk worden uitgestrooid. De rol van de media blijkt discutabel, want zij manipuleren het publiek dat alles slikt, liefst hapklare brokken, waarbij het niet hoeft na te denken. Negatief nieuws, zodat je je kunt afzetten tegen personen of acties. In zekere zin herken je hier de strijd om het Amerikaanse presidentschap anno 2016 in. Opportunisme viert hoogtij.
Is er dan helemaal niets aan te merken op dit boek? Jawel. Hill heeft zijn personages tot op het bot geanalyseerd, als de eerste de beste psychotherapeut. Ietsje minder had best gemogen. Blijft staan dat De Nix een grootse roman is, het lezen een waardevolle ervaring!
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
© Eus Wijnhoven, februari 2017
Colin Barrett – Jonge gasten€ 17,90
‘Jonge gasten’ is de debuutbundel van de Ierse schrijver Colin Barrett (County Mayo, 1982). De zeven verhalen spelen zich af in het fictieve plaatsje Glanbeigh. Het zijn verhalen met een open einde. Wat de verhalen bindt is de dwang en de intimiteit van het kleinsteedse. Ieder weekend ga je naar de Peacock Bar and Niteclub, sla je te veel pints achterover, zie je dezelfde gezichten. Ieder weekend is een herhaling van het vorige. Ieder weekend moet je nieuwe manieren vinden om hetzelfde verhaal te vertellen, dezelfde gezichten te trotseren.
De protagonisten in ‘Jonge gasten’ zijn jongvolwassenen. Hun levens spelen zich in een zeer beperkt kringetje af. Maar wat aanlummelen, daar houden velen in de bundel zich vooral mee bezig. En als je dan toch eens initiatief neemt, zoals Dympna in het honderd pagina’s tellende ‘Rustig met paarden’, dan loopt het slecht met je af. Door middel van handelingen, kleine gebaren in het hier en nu, komen de karakters van de personen haarscherp in beeld. Hoe iemand een slok van zijn bier neemt, wat er op tafel komt. Er gebeurt weinig in de meeste verhalen waardoor de troosteloosheid en uitzichtloosheid van de levens benadrukt worden. Maar evenzeer de verlangens, de liefdes, het kleine geluk.
‘Jonge gasten’ is een uitstekende verhalenbundel die is bekroond met meerdere literaire prijzen. Barrett werkt op dit moment aan zijn eerste roman.
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
© Eus Wijnhoven, januari 2017
Katie Roiphe – Het uur van het violet-Grote schrijvers in hun laatste dagen € 19,99
Een bespreking van een boek over de dood. Meer specifiek: die laatste periode voordat de dood het leven overwint. Roiphe beschrijft die periode aan de hand van vijf portretten, terwijl kort na een zesde gesprek over de dood dat onvermijdelijk fenomeen genadeloos toeslaat.
Allereerst beschrijft Roiphe het gevecht van de Amerikaanse schrijfster Susan Sontag tegen magere Hein. Voor de derde keer in haar leven probeert ze de kanker te bestrijden die haar ondermijnt. In de meest bizarre fenomenen zoekt ze haar toevlucht, uiteindelijk tevergeefs. Gedurende die wanhopige strijd fotografeert haar vriendin, de beroemde kunstenaar Annie Leibowitz, alle fasen van lijden, van strijden.
En dan psychoanalyticus Sigmund Freud. Als je weet dat jouw rookgedrag je kans op genezing ernstig hindert, waarom blijf je dan zweren bij de sigaar? Zoals hij het zelf noemt: het aansturen van de wil? Freud beschouwde de dood als een natuurlijk gegeven dat je met open vizier tegemoet moest treden. De zweren en abcessen in zijn gezicht, leidend tot een gapend gat in zijn wang, stonken echter zo dat zelfs zijn vrienden verkozen op afstand te blijven en zijn rode chowchow Lün zich onder de tafel voor hem verstopte.
Roiphe biedt ons meer: kan vreemdgaan de dood afleiden? Op het verkeerde been zetten? De schrijver John Updike geloofde daar heilig in, en toch hield zijn eerste vrouw Mary liefkozend zijn voet vast onder het witte laken in het ziekenhuis, toen hij overleed.
Dan verschijnt Dylan Thomas (Wales) ten tonele, een dichter die de zogenaamd romantische tristesse zozeer omarmde en zo zelfdestructief handelde dat hij de veertig niet zou halen. Ook hij vluchtte in de armen van willekeurige aanbidsters, al was de drank zijn werkelijke muze. En dan die laatste brief van zijn vrouw Caitlin, welke besluit met: “… Wat je ook zegt, hoe ranzig ook, je scoort er altijd mee. Barst maar, jij.” Tja, misschien moeten we wel bewondering voor haar opbrengen als je leest hoe Thomas heeft geleefd…
Kinderboekenschrijver en -tekenaar Maurice Sendak is weer een heel ander verhaal. Zijn doodarme vader en moeder doen er alles aan hem niet geboren te laten worden. Twee kinderen was ten slotte genoeg, een derde konden zij zich niet veroorloven. Helaas, de foetus overleeft. Onder dat duistere gesternte ziet Maurice het levenslicht. Het joch blijkt een overlever, heeft een ongebreidelde fantasie (Max en de maximonsters heeft u toch ook (voor)gelezen?) en kan prachtig tekenen. Op zijn tachtigste komt hij pas uit de kast, terwijl hij al decennia met partner Gene lief en leed deelt. Sendak ontkent de dood, zoiets overkomt hem niet, al is hij al zijn leven lang met het fenomeen bezig. Sterker: hij heeft er een bizarre fascinatie voor, welke zich er onder andere in uit dierbaren te willen tekenen vlak na hun overlijden.
In de epiloog de schrijver van onder andere Alles wat is. James Salter dacht nooit aan was, hij zal niet door de dood getroffen worden. Gezien zijn verleden als oorlogsveteraan, als vliegenier die uit de lucht is geschoten, proost hij op negenentachtigjarige leeftijd met Roiphe om zijn gelijk te bewijzen. Eigenlijk wil hij maar weinig woorden wijden aan de dood, dat onvermijdelijke monster dat ooit komt en waar je je dan maar bij moet neerleggen. Roiphe belooft hem haar boek na verschijning toe te sturen. Helaas blijft ze nog maanden aan de definitieve versie schaven, waardoor het telefoontje dat Salter is overleden – enkele dagen daarvoor trainde hij op negentigjarige leeftijd nog in de sportschool – te laat komt om van zijn lof te kunnen genieten.
Volgens de introductie van Het uur van het violet helpt Katie Roiphe (New York, NY; 1968) ons “om de dood moedig onder ogen te zien en er minder bang voor te zijn.” Misschien, ik weet het niet. De portretten zijn opgebouwd uit anekdotes, wat in dit geval een verrassend positieve uitwerking heeft, waardoor zoveel leed enigszins behapbaar wordt en wat je doet beseffen dat ook jij, lezer, ooit dood zal gaan. Dat het helemaal niet vreemd is als je daar ‘raar’ op reageert. Kijk naar de figuranten in dit boek…
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
© Eus Wijnhoven, januari 2017
.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Alfred Birney – De tolk van Java
“Zo’n meesterwerk. Léés dit bloody boek,” zei Adriaan van Dis over De tolk van Java in DWDD. Terecht, want deze autobiografische roman pakt je bij de strot. Dat is bijna letterlijk in het eerste deel, waarin Birney de achtergrond schetst van zijn familie, waarin hij met zijn moeder in gesprek gaat over zijn jeugd. Een jeugd die gekenmerkt is door meedogenloos geweld, hem aangedaan door zijn Indo-vader. Naar antwoorden zoekt hij. ‘In gesprek gaan’ is wellicht te netjes verwoord: het is een regelrecht verhoor. Moeder blijkt een afgestompte kille vrouw, een bejaarde die haar zoon antwoordt in zinnen als: “Jij bent niet van deze planeet, lul die je bent!”
Alfred Birney (Den Haag, 1951) woonde tot zijn dertiende bij zijn ouders, tot zijn achttiende in een internaat, samen met zijn broer. In de jaren thuis ging er van alles mis. Moeder, dochter van een Helmondse schoenmaker, was niet opgewassen tegen haar knappe Indo die hun kinderen zwaar mishandelde. “Het was beter als pa me met mijn kop tegen de muur sloeg dan tegen de kop van mijn broer. De angst in de ogen van de ander, vlak voor de knal met de koppen tegen elkaar…” Zo een opvoeding dus. Walgelijk is het dit te lezen, maar Birney heeft je dan al te grazen. Nu je in mijn boek bent begonnen, zul je het uitzingen, makker!
Een groot deel van het boek bestaat uit de memoires van Arto Nolan, tolk van de geallieerden in (toenmalig) Nederlands Indië. De trouw van de tiener/twintiger aan het Nederlands koningshuis is verbluffend. Hij krijgt vele kansen een makkelijke weg te kiezen, naar de andere kant over te lopen, die van zijn oud-klasgenoten en vrienden, zelfs nog tijdens de Bersiap. Ondanks de gruwelijkste martelingen die hij heeft doorstaan, houdt de koppige Arto voet bij stuk: hij is onderdaan van Koningin Wilhelmina en zal voor haar vechten tot desnoods de dood hem velt. Daarbij maakt hij slachtoffers, doodt hij tientallen landgenoten, martelt hen op de meest wanstaltige wijze. De Nederlandse marine, zijn werkgever, vindt het prima dat die trouwe jongeling zijn taak als tolk zo serieus neemt. Hij is dapper, loyaal en waagt zijn leven om dat van zijn kameraden te redden. Wonder boven wonder overleeft hij de bezetting door de Japanners en, misschien wel erger, het vacuüm dat na de Japanse bezetting van Indonesië is ontstaan. Tot ook hij moet vluchten. De politionele acties waaraan hij heeft deelgenomen, blijken onderdeel van een vuil machtsspel tussen de Nederlandse landmacht en de Nederlandse marine (in die zin is dit boek ook geschiedkundig een eyeopener). Dat daarbij tienduizenden levens op het spel werden gezet, interesseerde de heren in Den Haag geen ene zier. Als hij min of meer op bevel naar Nederland wordt gedeporteerd, wacht hem een uiterst kille ontvangst. Niemand zit te wachten op vreemde snuiters als hij. Zelfs het Nederlands staatsburgerschap wordt hem lange tijd onthouden. Welkom in Holland…
Je begint te begrijpen hoe Arto zo gewelddadig heeft kunnen handelen, thuis, in zijn gezin. Thuis was zijn koninkrijk, de enige plek waar hij heer en meester was, waar hij niet werd nagestaard, gediscrimineerd en/of onheus bejegend. Thuis reageerde de held uit Indië zich af op zijn vrouw en kinderen, toonde hij de machtige arm die hij was geweest in zijn geboorteland, liet hij hen ervaren waarom men in de oorlogsjaren zijn naam daar met ontzag en vrees uitsprak. Dit is bijzonder knap van Birney, dat je het als lezer voor zo’n walgelijke vent, een moordenaar, opneemt. Dat je de auteur wilt toespreken: “Ja maar, Alfred, dat lag toch ook aan…”
Het boek eindigt met een correspondentie tussen Alfred en zijn broer Philip. Alfred heeft de memoires van zijn vader aan Philip gestuurd en vraagt zich af of die naar waarheid moeten worden gelezen. Of pa niet ontzettend overdrijft. Hij wil het niet geloven. Het is bijna een te makkelijk excuus voor wat hun is aangedaan in hun jeugd. Philip reageert in de trant van: “Het staat er toch? Hij heeft het toch zelf opgeschreven?” Zelden hebben (deze) familieleden contact met elkaar. Het gezin is totaal uiteen gerukt door hun verschillende ervaringen in de opvoeding, door de wijze waarop zij daarop hebben gereageerd. Alfred begint te twijfelen. Langzaam maar zeker (h)erkent hij zijn vader, de man die op dat moment in Spanje een eenzaam leven leidt. Eindelijk begint hij rust in zijn leven te krijgen, verlaten de spoken hem die hem via zijn vader zijn doorgegeven. Léés dit bloody (good) boek!
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
© Eus Wijnhoven, januari 2017
.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Bruce Springsteen – BORN TO RUN € 25.00
Halverwege de jaren zeventig maakte ik via het album Born to Run kennis met Bruce Springsteen en de E street band. Ik was direct verkocht, schafte ook de twee albums aan die eerder waren verschenen (Greetings from Asbury Park, NJ en The Wild, the Innocent and the E Street Shuffle, beiden uit 1973). Zelden had ik zulke muziek gehoord, de kracht die eruit sprak, de overtuigende teksten die mij als toenmalig PSP-aanhanger sterk aanspraken. Pure rock ’n roll waarin het leven van de blue-collar worker centraal stond! Darkness on the Edge of Town verscheen in 1978. Weer een topper. Bij het dubbelalbum The River (1980) begon ik te twijfelen: werd ‘the Boss’ niet te commercieel? In 1981 ging ik naar zijn concert in Ahoy, Rotterdam. Voor even was ik weer verkocht. Hoe kan het ook anders met de weergaloze optredens die Springsteen verzorgde met aansprekende bandleden als gitarist Little Steve van Zandt en saxofonist Clarence Clemons.
Vol verwachting begon ik in de autobiografie BORN TO RUN. Het verbaasde me niets dat Springsteen in een arbeidersgezin opgroeide. Dat kon toch ook niet anders? Het plaatsje Freehold in New Jersey was allesbehalve een paradijs, maar de arme familie Springsteen maakte er het beste van. Als tiener begon Bruce als gitarist in The Castilles, later gevolgd als zanger/gitarist in Steel Mill. Dan verkassen vader en moeder naar Californië en Bruce, nog geen twintig, bleef achter met nauwelijks een cent op zak. Inmiddels had hij zich een aardig riedeltje op de gitaar aangeleerd. Hij koos de beste lokale muzikanten uit zijn directe omgeving, meestal leeftijdgenoten, en stelde zo zijn ideale band samen. Deze werd relatief snel opgemerkt en zo begon het grote avontuur. De rest is geschiedenis.
Vanaf het moment dat succes lonkt, verandert ‘the Boss’ in een narcistisch persoon – zijn eigen woorden – die koste wat kost zijn zin zal doordrijven. Alles voor de band, voor zíjn band. Tegenspraak wordt niet geduld en als iemand hem (al dan niet daadwerkelijk) voor de voeten loopt, wordt deze persoon, zelfs na een jarenlange vriendschap, meedogenloos uit de band verwijderd. Gewiekst als Bruce is, laat hij er altijd anderen voor opdraaien om het slechte nieuws aan het slachtoffer over te brengen.
Op zeker moment begon ik me te ergeren aan ‘the Boss’. En maar roeptoeteren over die arme arbeider, maar ondertussen klagen dat de belastingen zo hoog zijn die hij moet betalen voor zijn handvol villa’s. Hier begint iets te knagen. Toch is deze constatering tevens een pluim waard: Springsteen geeft naast borstklopperij ook zijn vervelende trekjes de ruimte in dit boek.
Bij Patti Scialfi, zangeres in de E Street Band, komt hij eindelijk “thuis”. Langzaam maar zeker ontdooit Bruce in haar armen, durft hij zichzelf bloot te geven. Het blijkt dat hij lijdt onder depressies als hij niet tourt. De held Springsteen blijkt ineens een mens als ieder ander. Hij is bang dat de depressies hem eronder zullen krijgen, zoals ook bij zijn vader is gebeurd. Samen met Patti krijgt hij twee zoontjes en een dochtertje in enkele jaren tijd. Hij moet leren vader te zijn, echtgenoot, huisman. Ga er maar eens aanstaan als je decennialang op een roze wolk hebt geleefd, reizend van het ene circus naar het andere. Langzaam maar zeker begint hij, hoe meer het einde van het boek nadert, te filosoferen. Hier spreekt een mens die net zo bang is als ieder ander voor de vuile streken die het leven soms levert. Na het omslaan van de laatste bladzijde zou je dan ook het liefst een arm om hem heen slaan. “Rustig maar, Bruce. Het komt allemaal goed, echt waar.”
BORN TO RUN is een wonderbaarlijk, open en eerlijk, boek!
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
© Eus Wijnhoven, januari 2017