Archief 2020
Brandon Taylor – Real life € 18,95 (Nog geen Nederlandse vertaling)
PhD-student Wallace heeft zich gedurende de zomer in het laboratorium opgesloten. Mogelijk heeft hij een baanbrekende ontdekking gedaan bij zijn onderzoek aan genetisch gemanipuleerde nematoden (rondwormpjes). Tot zijn ontsteltenis ontdekt hij dat iemand zijn laatste experiment heeft gesaboteerd. In dergelijke kringen van promovendi heerst van nature een onverkwikkelijke competitie, maar de medestudenten zijn z’n vrienden! In plaats van te blijven treuren besluit hij naar het meer te gaan, waar zijn vrienden zich hebben verzameld om te chillen aan het strand. Miller, Yngve, Cole en Emma zijn daar inderdaad al aanwezig. Allen zijn verheugd, maar ook verbaasd over zijn komst: waarom vanavond wel terwijl hij al jarenlang alle uitnodigingen aan het meer heeft afgeslagen?
Wallace is een buitenbeentje. In tegenstelling tot zijn medestudenten leeft hij op een stipendium van een rijke weldoener. Zijn homoseksualiteit is geen probleem, maar zijn huidskleur? De enige zwarte op de vakgroep? Is hij toegelaten omdat de aanmeldingen bij biochemie de laatste jaren zo zijn teruggelopen? Een excuuszwarte? Zoals in de kerkgemeenschap van Cole’s moeder, waar sinds kort ook enkele zwarten de mis bezoeken. Wat moest men anders nu het aantal blanke kerkgangers zo is afgenomen. ‘Their church had been strugling.’ En weer stelt hij zich in eerste instantie op zoals hij altijd doet in voorkomende gevallen.
‘“Everything must change,” he says after a while, smiling, laughing – always smiling, the smiling fool, the happy clam. His eyes crinkle.’
Na de zoveelste onbedoeld racistische opmerking – nota bene van zijn vrienden! – wil Wallace het niet meer aanhoren. Droogjes deelt hij hun mee dat hij overweegt de opleiding de rug toe te keren. Daarop reageert iedereen in shock. Na drie jaar?! Als hij dan ook nog eens vertelt dat zijn vader enkele weken geleden is overleden en dat hij niet naar de begrafenis is gegaan, probeert de groep zich over hem te ontfermen.
Miller is de knappe en stoere bink van het stel. Als Wallace besluit op te stappen, loopt hij met hem mee. Eenmaal bij Wallace appartement aangekomen, vraagt hij of Wallace hem wil kussen, terwijl hij in diens oor fluistert: “I just wanted to be clear. I’m not into guys. I’m not gay, or whatever. I just, I don’t know.” En hij blijft slapen.
Taylor beschrijft de gebeurtenissen rondom Wallace in één weekend. De ontwikkelingen tijdens een gezamenlijke avondmaaltijd die door een vileine opmerking van Wallace helemaal uit de hand loopt. De onstuimige relatie met Miller, twee zwaar beschadigde jongens, ieder op hun eigen – en de ander nog onbekende – manier. De onmogelijkheid van dat samenzijn maar ook de volstrekte logica van die ontmoetingen waarin harde penetraties gepaard gaan met geweld. Daarna is er spijt, is Miller tot tranen geroerd over wat hij Wallace heeft aangedaan. En Wallace? Hij accepteert het als een gegeven.
‘“You want to talk about it. And I don’t see the point.”
“I can’t pretend it didn’t happen.”
Wallace smiles, slowly, beneath the pillow. “But that’s it, Miller. I don’t need to talk about it to know it happened.”’
Real life stond op de shortlist voor de Booker prize 2020. Gewonnen heeft Taylor de prijs niet, maar mijn hemel, wat is dit een uitstekend debuut!
© Eus Wijnhoven, december 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
László Krasznahorkai – Baron Wenckheim keert terug € 29,99
Een klein Hongaars stadje komt tot leven: de dagelijkse sleur, de armoede waarin veel bewoners verkeren, zal binnenkort verleden tijd zijn. Baron Wenckheim keert terug! Weliswaar zijn er smadelijke stukken over hem verschenen, hij zou in Argentinië in de gevangenis hebben gezeten ten gevolge van onbetaalde rekeningen, gokschulden zou hij gemaakt hebben. Niets anders dan vileine bijdragen van jaloerse journalisten. Vertel de burgemeester en bewoners wat! Baron Wenckheim keert terug, vijfenzestig is hij inmiddels en nog een keer wil hij zijn grote liefde zien, het meisje dat hij in de steek heeft gelaten toen zijn ouders op zijn negentiende het vaderland verlieten voor een nieuw bestaan in Zuid-Amerika. Marietta (die in werkelijkheid Marika heet), de enige liefde in zijn leven; ze was zeventien toen hij haar leerde kennen, hij was vijftien jaar oud.
Onderweg van Boedapest naar de kleine provincieplaats waar hij ooit is geboren, biedt in de trein een man zijn diensten al aan. Ook al geeft de baron hem te kennen daar geen behoefte aan te hebben, de kwezel houdt vast, waarna Wenckheim het maar gelaten over zich heen laat komen dat hij nu een ‘persoonlijk secretaris’ heeft. Hij zal belast zijn met de zaken van de baron en hem voor onheil behoeden. Vanzelfsprekend luiden bij de lezer de alarmbellen, en terecht.
Baron Wenckheim keert terug begint met het verhaal van een befaamd professor die wraak neemt op een ultrarechtse motorbende. In eerste instantie begrijp je wellicht niet waar dat vandaan komt, maar naarmate het verhaal vordert, besef je hoe de auteur waarschuwt voor het toenemend populisme in Hongarije, voor de extreemrechtse tendensen, waar de ‘sterke arm’ maar al te graag gebruik van maakt. Je zou het verhaal van de professor als een soort handleiding kunnen lezen met betrekking tot de ondergang van democratie en cultuur, van wetenschap als waarde. Dat ontpopt zich aan het einde van de roman.
De aan depressies onderhevige baron beseft al snel dat zijn geboorteplaats een volstrekt verkeerd beeld van hem heeft. Geenszins is hij de redder, de verlosser die zij voor ogen zien. Maak dat een op hol geslagen kudde maar eens wijs… Tot in de hoogste regeringskringen wordt de komst van de verloren zoon toegejuicht. Dan neemt hij een rigoureus besluit, maar niet nadat:
“… hij moest leven, om op het laatst zijn excuses aan te bieden aan Marietta, arme Marietta, wat had hij haar vernederd …”
Dat heeft hij overigens helemaal niet gedaan, het feit dat de hele bevolking ineens beseft hoe belangrijk Marika is, ten slotte is dat de reden dat de baron is teruggekeerd, gooit haar tot dan rustige leven overhoop.
Als de ballon klapt, als blijkt dat Wenckheim inderdaad een man is zonder een cent te makken, slaat de euforie van enkele dagen daarvoor om in het volledig tegengestelde: Marika wordt als demon beschouwd, de rechtspopulisten vieren hoogtij. In zekere zin is het laatste een verwijzing naar de recente ontwikkelingen in Hongarije, ooit het meest Westerse Oostblokland. Een land waar cultuur, wetenschap en medemenselijkheid in groot aanzien stonden, maar waar tegenwoordig polarisatie en haat regeert.
Baron Wenckheim keert terug is een lastig boek, met zinnen die soms tien pagina’s omspannen. Zelden is er een rustmoment. Daarbij komt de uiterst slordige redactie van Wereldbibliotheek. Zinnen als “… zodra hij hier klaar was ging hij de stad ging verlaten …” kom je op iedere vijftien pagina’s tegen. Dat neemt niet weg dat dit een boeiend en soms hilarisch verhaal is; de wijze waarop mensen zich laten meeslepen (door fake news; hoe herkenbaar dezer dagen), de wijze waarop zij als lemmingen richting afgrond marcheren is daarentegen een spiegel die ons wordt voorgehouden, waarin het niet al te plezierig kijken is.
© Eus Wijnhoven, december 2020
Pascal Mercier – Het gewicht van de woorden € 24,99
Nadat zijn vrouw Livia is overleden, besluit vertaler Simon Leyland haar familiebedrijf in Triëst voort te zetten. Langzaam maar zeker groeit hij in het vak, waarbij hij zijn liefde voor woorden een plaats kan geven. Woorden, die hij tot op het bot uitbeende samen met Livia, een spel waar zij geen genoeg van konden krijgen. Na de uitgeverij zo’n twaalf jaar zelfstandig geleid te hebben, wordt een hersentumor bij Simon geconstateerd. Zijn leven valt in duigen, en hij beseft dat hij sinds Livia’s overlijden eigenlijk met niemand echt zijn gevoelens meer heeft kunnen delen, ook niet met hun volwassen kinderen Sidney (bijna afgestudeerd jurist) en Sophia (werkt aan de eindscriptie voor haar artsendiploma). Daarom besluit hij zich in brieven tot Livia (‘Cara’) te richten. Daarbij komt hij al snel tot twee wezenlijke vragen:
– Wat heb ik met mijn leven gedaan?
– Wie heb ik gekend, echt gekend? En aan wie ben ik alleen maar gewend geraakt?
“Cara –
Ik betrap mezelf erop dat ik de dingen aan jou vertel alsof jij ze zou moeten weten, in plaats van ze, pratend tegen jou, alleen aan mezelf te vertellen. Het klinkt dan alsof ik jou op de hoogte wil houden. Terwijl ik natuurlijk niet jou, maar mezelf op de hoogte wil houden, en niet van bepaalde feiten, maar van mijn gedachten en gevoelens, waarover ik, hoewel ze mij vertrouwder zijn dan de feiten, uit de wereld om mij heen, helemaal geen overzicht heb, veel minder dan over alles wat erbuiten gebeurt.”
Sinds haar dood wordt Simon zich steeds meer bewust van het verschijnsel tijd. In poëzie kan hij vluchten, want poëzie kent geen tijd, ze duldt geen tijd. Nadat de hersentumor is geconstateerd, kijkt hij het eerst enkele maanden aan – hij wil onder geen beding behandeld worden. Uiteindelijk verkoopt hij toch de uitgeverij. Hij is dan 61 jaar. Tien dagen daarna blijkt dat er sprake is van een misverstand: Simon heeft slechts last van migraine die inmiddels gepaard gaat met bijverschijnselen als tijdelijke verlamming en vertroebeld zicht, de foto’s van zijn hersenen zijn verwisseld met die van een andere patiënt… Als dan een brief uit Londen arriveert, waarin hij leest dat een geliefde oom diens huis aan hem heeft nagelaten, besluit hij terug te keren naar die stad die hij meer dan dertig jaar daarvoor heeft verlaten.
In dat grote huis, met al die voorwerpen die hem herinneren aan de tijd dat hij zijn plaats in het leven vond, besluit hij de brieven die hij in de loop der jaren aan Livia heeft geschreven te herlezen. Wie is hij eigenlijk? Langzaam maar zeker leert hij het leven en zichzelf weer lief te hebben, waarbij hij zich voor dierbaren opstelt als redder in emotionele en financiële nood. En op zeker moment lukt het hem zélf woorden te vinden, zijn eigen woorden, zijn eigen stem, in plaats van de woorden van anderen te vertalen.
Het gewicht van de woorden heeft minder plot dan de voorgaande Merciers. Vanzelfsprekend is ook dit verhaal doorregen met filosofische overwegingen, maar meer dan anders uit de auteur via de stem van zijn protagonisten directe kritiek op de maatschappij. Daarbij komen ‘De witte sekte’ (artsen en hun al te vaak hooghartige en zelfs minachtende houding jegens patiënten) en ‘De zwarte sekte’ (rechters die zich strikt aan de wet houden, waarbij voorbeelden in het verhaal zijn geïntegreerd die blijk geven van een gruwelijke onmenselijkheid; parallel met de toeslagaffaire in Nederland) er niet best vanaf. Makkelijk is Het gewicht van de woorden niet, maar daardoor misschien wel des te mooier, zeker als je een liefhebber van taal bent.
© Eus Wijnhoven, november 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Nick Hornby – Just like you (Op het eerste gezicht € 22,99)
Lucy Fairfax (42) ligt in scheiding van haar man Paul. De lerares Engels woont samen met haar twee zoontjes Dylan (10) en Al (8). De blonde Emma zou het wel weten als zij ongebonden zou zijn en in de rij bij de slager bestookt zij Lucy met suggesties inzake dating. Joseph Campbell, een 22-jarige donkere slagershulp, schudt inwendig zijn hoofd bij de suggestieve opmerkingen waarmee Emma hem benadert. Die donkerharige vrouw vindt hij ook veel leuker. Haar zou hij wel nader willen leren kennen. Voor hij het goed en wel beseft, zit hij enkele weken later bij Lucy op de bank, als kinderoppas.
Het duurt niet lang voor de vonk tussen Lucy en Joseph overspringt. Er liggen echter veel beren op de weg: Lucy is universitair opgeleid, Joseph is na de middelbare school gaan werken. Lucy is een fervent lezer, in Josephs vocabulaire komt geen schrijver voor. Lucy is nota bene even oud als Josephs moeder… Beiden zijn ook huiverig hoe hun omgeving zal reageren op hun prille relatie, al zijn de jongens dol op (oppas) Joseph. Last but not least speelt het verhaal zich af aan de vooravond van de Brexit: iedereen vindt er iets van, Lucy is als welopgeleide vrouw natuurlijk faliekant tegen; Joseph heeft echter geen flauw benul van wat hij moet vinden, dus past hij zijn antwoord op de beklemmende vraag naar goeddunken aan.
Joseph heeft een doel in zijn leven: een groot DJ of componist worden. Kritiek op zijn muziek is dat het uitsluitend instrumentaal werk betreft. Dan ontmoet hij de knappe Jaz, een knap donker meisje met wie hij een avondje uit gaat. De jongeman laat zich niet door Jaz’ lichaam verleiden, hij raakt echter betoverd door haar stem. Uiteindelijk zal zij het mogelijk maken dat er aandacht komt voor Josephs composities.
Hoezeer zowel Lucy als Joseph zich ook voorhouden dat hun relatie slechts een overgangsfase betreft, kunnen zij elkaar niet loslaten. Ook niet als verleidingen van buitenaf roet in het eten lijken te gooien. Maar zullen zij ooit de ander als hun partner aan de eigen sociale bubbel durven te presenteren?
In het algemeen schrijft Nick Hornby humoristisch werk. Zo wordt ook deze roman geïntroduceerd door de uitgever: brutally funny. Die typering is niet juist. Veeleer gaat het werk over de zoektocht van een jongeman naar een toekomstige partner, over de worsteling waarin een alleenstaande moeder verkeert als zij een nieuw leven wil opbouwen. De perspectiefwisseling tussen de twee protagonisten is de ideale vorm om de sociale mores van langs elkaar heen levende milieus te beschrijven. Zal het werken, een relatie tussen twee mensen die volstrekt tegengesteld aan elkaar zijn? Is hij/zij nou echt de best mogelijke partner? Lees het boek om dat te ontdekken!
© Eus Wijnhoven, november 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Esther Gerritsen – De terugkeer € 22,50
Jennie heeft haar vader nauwelijks gekend. Hij zou de hand aan zichzelf hebben geslagen toen zij vijf jaar oud was. Ze herinnert zich het gezin waarin zij opgroeide met haar broer Max en haar moeder als een kille omgeving waarin zwijgen tot kunst was verheven. Na haar middelbare schooltijd vlucht zij dan ook naar Groningen, terwijl de vijf jaar oudere Max bij moeder achterblijft. Op vijfentwintigjarige leeftijd besluit Jennie echter de vragen te gaan stellen die haar al zolang dwarszitten.
Max heeft zijn vader wel bewust gekend en kan zich zelfs mooie momenten met hem herinneren. De herinnering die overheerst is dat hij de man heeft zien afglijden, de relatie tussen zijn ouders heeft zien verstillen. Was zijn vader eerst nog Max’ grootste held, allengs verschuift diens sympathie zich naar zijn moeder die lijdt onder de depressiviteit van haar man.
“Max had medelijden moeten hebben met zijn vader, maar hij voelde het niet. Er verschoof iets wat je niet meer kunt terugschuiven, als in een tie-wrap.”
De jongen is meer en meer in zichzelf gekeerd en heeft de struisvogeltactiek ontdekt als de ultieme overlevingsstrategie. Voor moeder zal hij zorgen. Als hij midden twintig is, ontmoet hij Nora, een jonge vrouw die zelf ook afkomstig is uit een gemankeerd gezin. Als moeder Johanna een nieuwe vriend vindt en daarmee naar Zuid-Frankrijk verhuist, lijkt de zon voor het jonge paar eindelijk te gaan schijnen.
Dan wordt moeder echter weer thuis afgeleverd door haar vriend Frans. De man kan niet omgaan met de intredende dementie van Johanna. Max, die in de buurt woont, neemt de zorg weer voor haar op. Nu is het tijd voor Jennie terug te keren naar het ouderlijk huis om haar onderzoek in te stellen. Zij bestookt vooral Max met haar vragen. De trucs toe waarin hij zich zo heeft gespecialiseerd vanaf zijn tienerjaren, lijken hem te redden. Hij wuift haar vragen dan ook weg, “laat het verleden toch rusten”. Dan kent hij zijn zusje nog niet goed genoeg. Hoe meer tegenstand zij ervaart, hoe vaster Jennie zich in haar missie bijt. Als echter oom Ed ten tonele verschijnt, de jongere broer van haar vader, wordt de knoop welhaast gordiaans. Tot overmaat van ramp verschuilt Johanna zich achter haar dementie, ook al is zij op bepaalde momenten scherp. Dat is zij vooral als zich situaties voordoen waarin Jennie een aanwijzing lijkt te hebben gevonden voor wat er twintig jaar geleden daadwerkelijk is gebeurd. Vanzelfsprekend laat Johanna haar dochter dan weten dat ze op het verkeerde spoor zit. Dat haar ideeën absurd zijn. Daar waar iedereen een motief lijkt te hebben om de waarheid achter te houden, raakt Jennie het spoor meer en meer bijster.
De terugkeer is een literaire whodunnit, waarbij Gerritsen erin slaagt de lezer meerdere keren met een kluitje in het riet te sturen. Vanzelfsprekend in haar strakke stijl. Geen woord teveel, met ijzersterke dialogen. Een goed boek!
© Eus Wijnhoven, november 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Stephan Enter – Pastorale € 22,50
1986. Oscar de Vree, een leergierige 5 vwo-er, woont met zijn streng gereformeerde moeder en (wat lossere) vader op het familielandgoed bij het dorpje Brevendal. Zus Louise is al twee jaar op kamers in Amsterdam en keert voor de zomervakantie terug naar huis. Ze heeft besloten te stoppen met haar studie, maar wet niet goed hoe ze het haar ouders moet vertellen. Bovendien: zal ze weer kunnen aarden thuis, bij die streng gelovige moeder? Altijd hebben ze goed met elkaar overweg gekund, maar nadat Louise de gereformeerde leer van zich heeft afgeschud en tegenwoordig het atheïsme aanhangt, voorziet zij problemen. Met vader, een verwarde wetenschapper, zal het allemaal wel loslopen.
Brevendal is een gespleten dorp. Aan de ene kant de streng gereformeerden, in de Bloemenbuurt de Molukse gemeenschap. Er is nauwelijks interactie tussen de twee groepen. Voor Oscar komt daar verandering in als hij min of meer per toeval wordt gevraagd huiswerk te bezorgen bij zijn Molukse klasgenoot Jonkie Matupessy. De jongen heeft een ongeluk met een crossmotor gehad. Bij het eerste bezoek aan de familie Matupessy ontmoet hij Dona, de zus van Jonkie. Op dat moment springt de vonk over.
Terwijl Oscar zich verliest in gedachten over Dona en Jonkie gebruikt om in haar nabijheid te kunnen komen, leert Louise de zoon van de nieuwe dominee kennen, Maarten. In eerste instantie bouwen zij een vriendschappelijke band op, maar als de studente Maarten een dienst bewijst door in zijn plaats de zondagsschool te leiden, loopt de boel uit de klauwen.
Ondertussen pikken de jongens uit het dorp het niet dat Oscar met ‘een blauwe’ optrekt. Zij zullen hem een lesje leren. In eerste instantie slagen zij daarin, maar uiteindelijk zal Oscar zegevieren, met hulp van Jonkie.
Het boek heeft goede beoordelingen gekregen van de bekende dagbladen, waarvan er twee op het omslag worden vermeld. De derde, een oordeel van het Reformatorisch Dagblad (“Giftig en blasfemisch”), is eveneens vermeld. De bedoeling daarvan ontgaat me ten enenmale. Is het bedoeld een bepaald deel van de bevolking te sarren? De verkoop zal er niet door worden gestimuleerd. Buiten dat is Pastorale een krachtige roman over eerste liefdes en over het geworteld zijn in een kleine, sterk naar binnen gekeerde, maatschappij. Daarbij wordt de aandacht tevens gevestigd op de problematiek van de oud-KNIL militairen en de schandalige wijze waarop Nederland met die mensen is omgegaan.
© Eus Wijnhoven, november 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Arthur Japin – Mrs. Degas € 23,99
1912. Edgar Degas is blind en moet gedwongen verhuizen. Een jonge vrouw wordt gestuurd om hem te helpen zijn spullen te inventariseren. Om de vele kunstschatten van de oude troep te scheiden. In eerste instantie heeft hij een hekel aan haar. Waar bemoeit ze zich mee? Noodgedwongen moet hij echter met haar allerlei stukken doornemen, brieven die hij zelf niet meer kan zien en die de jonge vrouw voor hem samenvat. Haar wederwaardigheden vermeldt zij in verslagen, waaruit het voor de lezer al snel duidelijk wordt dat dit niet een willekeurige dame is.
Al snel ontdekt Degas het accent van de jonge vrouw en komt het gesprek op Louisiana. Zij probeert hem uit te horen over de tijd dat hij zijn nichtjes, hun moeder en een baby onderdak bij hem thuis in Parijs had geboden ten tijde van de Amerikaanse burgeroorlog, zo’n vijftig jaar eerder. Estelle, haar oudere zus Didi; tante Odile en de baby van Estelle, Joe. Edgar wordt verliefd op Estelle. Zo makkelijk hij hen naakt schildert, zo onhandig is hij met vrouwen als het ergens over gaat. Voor hij het weet is Estelle dan ook gekaapt.
Via de vrouw die hem helpt komen herinneringen op aan het verleden. 1872 – 1873, het jaar dat hij in New Orleans vertoefde en bij Estelle en haar gezin logeerde. Ze was toen al blind ten gevolge van een erfelijke ziekte die dus ook Edgar later zou treffen. En toch… Haar grootste hobby was bloemschikken. Een blinde vrouw die de mooiste boeketten samenstelt uit de borders in haar tuin. Ook maakte ze zich op, mooier dan menige vrouw kon doen. Toen hij zijn verwondering daarover uitsprak, zei ze: “Ik weet nog wel hoe ik er uit zie.”
Tijdens die gesprekken wordt de band met de verhuishulp vertrouwelijker. Zo onpelt zich langzaam maar zeker een halve eeuw uit Degas’ leven, voor de lezer, maar misschien ook wel (weer) voor hemzelf. En die jonge vrouw? Steeds duidelijker wordt het dat dit niet zomaar een hulpje is.
Als geen ander schrijft Japin historische romans die met name door zijn beeldend taalgebruik zo toegankelijk zijn. De rust in de zinnen die de lezer doet ontspannen, terwijl je het boek niet kunt wegleggen. Is dat een contradicio in terminis? Geenszins. Rust en urgentie kunnen prima samengaan, zo blijkt.
“Het halfduister van moerascipressen en duizendjarige gombomen, oprijzend uit het donker modderwater, hun kronen overwoekerd door lange, wiegende slierten laag neerhangend Spaans mos, maakte plaats voor een verblindende weerschittering van de zon op uitgestrekte watervlakken.”
Zo’n zin, dan voel je toch al de dreiging van de krokodillen die op de loer liggen, wachtend tot de trein met haar passagiers in het water stort? Vanzelfsprekend komen die krengen niet in beeld, maar de wijze waarop Japin de lezer ‘in’ het verhaal plaatst, is zoals zo vaak uitstekend door hem gedaan.
Mrs. Degas is een heerlijk boek, waarmee je ook nog eens iets opsteekt over die grote Franse schilder, die eigenlijk pas geliefd werd bij het grote publiek toen hij vanwege zijn tanende gezichtsvermogen gedwongen met felle kleuren en krijt ging werken. De rest is geschiedenis (die we voor lezing van dit boek wél kennen).
© Eus Wijnhoven, oktober 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Jonas Jonasson – Zoete Zoete Wraak bv € 22,99
Vanwege de status die hij aldus denkt te kunnen verschaffen accepteert Victor Svensson een baantje bij kunsthandel Alderheim. De oudere eigenaar is gecharmeerd van de jonge man. Wat hij niet weet, is dat hun smaken verschillen als dag en nacht. Victor haat expressionisme, terwijl Alderheim het aanbidt. Oude nationale glorie, dat is wat Victor bezighoudt. Ultrarechts is nog een genuanceerd beeld als je hem zou moeten typeren. Toch weet hij de schijn op te houden en hij slaagt er zelfs in dochter Jenny van die rijke Alderheim te huwen. Niet lang daarna doet de oude baas de handel aan Victor over, die voortaan door het leven gaat als Victor Alderheim.
Als hij denkt zijn schaapjes op het droge te hebben, wordt Victor onaangenaam verrast: een donkere prostituee die hij met regelmaat bezoekt, blijkt aan aids te lijden. Of hij de verantwoordelijkheid maar op zich wil nemen van ‘hun’ zoon, de zestienjarige Kevin. Hij, Victor, vader van een gekleurd kind? Helaas kan hij zich niet aan de last onttrekken. Moeder overlijdt en Victor stopt de tiener weg op een flatje in een buitenwijk. Als de jongen achttien wordt, besluit hij hem een (enkele) reis naar Afrika cadeau te doen. Daar wordt de jongen echter gered door een beroemde lokale medicijnman, die hem beschouwt als zoon door Enkaï (God) gezonden, en hij wordt opgenomen bij de Masai.
“Hij legde zijn zoon uit dat je geboren werd, een volleerd krijger werd, je liet besnijden, trouwde en spijt kreeg van je huwelijk.”
Vijf jaar later keert Kevin terug naar Zweden met twee schilderijen opgerold in zijn bagage. Geen idee heeft hij van de waarde van zijn ‘tekeningen’. Hij ontmoet Jenny, die inmiddels van Victor is gescheiden. Die heeft haar berooid achtergelaten. Ze besluiten de handen ineen te slaan en als hun geld nog net genoeg is om een enkele kop koffie te betalen, benaderen ze het bureau Zoete Zoete Wraak. Ze willen hun gram halen op Victor Alderheim. Jonas Jonasson kennende zal dat uiteindelijk lukken, al liggen er vele potsierlijke avonturen op hun pad!
Zoete Zoete Wraak bv bevat een aantal autobiografische elementen. Ook Jonasson heeft een huwelijk ervaren dat ooit een sprookje leek, maar waar hij later enorme spijt van kreeg. Hij deelt zijn liefde voor expressionistische kunst in de persoon van de Zuid-Afrikaanse schilder Irma Stern van wie een aantal schilderijen op de binnenflappen zijn afgebeeld. Net als Hugo Hamlin, eigenaar van Zoete Zoete Wraak bv, heeft Jonasson een succesvol mediabedrijf gehad voordat hij het roer volledig omgooide en besloot te gaan schrijven. Meer dan in zijn eerdere romans uit Jonasson openlijke kritiek op de huidige maatschappij. Rechts extremisme wordt belachelijk gemaakt, de slappe rug van beleidsbepalende ambtenaren en het overheidsapparaat wordt gehekeld. De paarse krokodillen van de bureaucratie. Ook maakt hij zijn lezers deelgenoot van zijn mening (walging?) over sociale media als twitter en facebook. Vanzelfsprekend gebeurt dat alles via een kwinkslag al is de zeggingskracht er niet minder om. Zoete Zoete Wraak bv is in alle opzichten het beste wat Jonas Jonasson tot nu toe heeft geschreven!
Thomas Verbogt – Als je de stilte ziet € 20,99
Verbogt heeft vaker iets met stilte: Tussen stem en stilte (1998), Perfecte stilte (2011) en nu dan Als je de stilte ziet (2020). Zijn werk is doortrokken van de stém van stilte. Nergens komt schreeuwende taal voor, zijn werk is ingetogen en beheerst. Juist daarom is het fijn dit hardop te lezen, in stilte, als niemand je stoort. Verbogts werk heeft in die zin een kalmerend effect. Zo ook Als je de stilte ziet.
De ik-persoon woont met vader, moeder en oudere zus. In zijn jonge tienerjaren wordt Sander, de overbuurjongen, in hun gezin opgenomen nadat diens vader voor de zoveelste keer extreem gewelddadig gedrag heeft vertoond. De ik-persoon heeft ingegrepen, een vrij onschuldige actie met grote gevolgen.
Sander en ‘ik’ zijn even oud maar verschillen als dag en nacht. Van enige verbondenheid tussen de twee komt het dan ook niet. Bovendien zijn zij soms elkaars concurrent als het op meisjes aankomt. Als zij op kamers gaan en ieder naar een andere stad verhuizen, is het contact verbroken, tegen de zin van de ik-persoon. Hoe ouder hij wordt hoe meer hij zich de vraag stelt hoe het zo toch heeft kunnen lopen. Via terugblikken ontdekt ook de lezer langzaam maar zeker wat Sander heeft bewogen afstand te nemen. Totdat de ik-persoon ‘de stilte’ ziet. Ook voor de lezer komt die onverwacht, al besef je op dat moment dat je dit motief eerder in het boek tussen de regels had kunnen ontdekken.
In veel van zijn boeken speelt de moeizame verhouding van de protagonist tot het vrouwelijk geslacht een belangrijke rol. Zo ook hier. Ook dat is de auteur zelve niet vreemd. Hij doet dat echter op een wijze dat het iedere keer weer fijn is om als lezer van een afstandje te beschouwen (en je eigen partner extra te waarderen). En Dylan, Bob Dylan is in zijn werk een terugkerend fenomeen. Verbogt lezen betekent ontspannen in de breedste zin van het woord, ontsnappen aan de rauwe werkelijkheid. Heerlijk!
© Eus Wijnhoven, oktober 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Nelleke Noordervliet – De val van Thomas G € 22,99
Nelleke Noordervliet is schrijfster van zowel (historische) romans, non-fictie, essays en columns. In 2018 werd haar hele oeuvre bekroond met de Constantijn Huygens-prijs. Haar nieuwste roman verscheen in 2020: De val van Thomas G.
Uitgever Thomas G. krijgt enorm veel kritiek in de media en de social media door het uitbrengen van een controversieel boek met getiteld Hedendaags fanatisme, geschreven door historicus Rudolf Merkelbach. Enkele maanden later komt Thomas om bij een ongeluk, wellicht zelfmoord. Zijn vrouw Isa vertrekt naar hun huis in Ierland om alles te verwerken. Intussen is journalist Joris bezig om de affaire te onderzoeken. Hij benadert hiervoor de betrokkenen: Isa, haar dochter Leonie, haar zoon Arthur en uitgever Anne. Deze personen komen na verloop van tijd bij elkaar om een door Thomas nagelaten manuscript te lezen.
Het verhaal is geschreven in wisselende perspectieven. Dit maakt het lezen interessant en afwisselend. Steeds worden andere belevingen en motieven belicht. De relaties zijn gecompliceerd, het rouwen gaat moeizaam, er wordt veel verzwegen en een scala aan leugens wordt verteld. Het manuscript van Thomas geeft een eigen verhaal prijs, waardoor het beeld completer wordt. Het open einde biedt ruimte tot overdenking.
De schrijfstijl en het taalgebruik van Nelleke Noordervliet zijn van hoog literair niveau. Er zit een goede spanningsboog in het verhaal. Het kaart maatschappelijke kwesties aan en belicht deze van verschillende kanten in de wisselende perspectieven. De val van Thomas G. is een boek dat met aandacht gelezen moet worden en waar je nog lang over na zult denken.
© Eus Wijnhoven, september 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Erika Mann – Mein Vater, der Zauberer € 12,95
Nederlandse vertaling helaas niet meer leverbar.
Erika Mann was de oudste dochter van Thomass Mann en diens echtgenote Katia Prinsheim. Zij en haar jongere broer Klaus hadden een speciale band, terwijl zij – ook qua leeftijd – vrij afstandelijk tegenover hun overige vier broers en zussen stonden. Overigens was Mann zelf ook geen ‘vader-vader’: hij moest schrijven, wilde onder geen voorwaarde gestoord worden en tolereerde zijn kinderen hoogstens. Dagelijks las hij hen voor: werk dat hij die dag had geschreven. Katia zorgde voor de kinderen, hield ze koest. Zij had haar wetenschappelijke carrière (ze was nota bene studente van Wilhelm Röntgen) opgegeven.
Drie van de zes kinderen zouden zelf ook bekende Duitse schrijvers worden: Erika, Klaus en Golo Mann. Klaus’ werk verschijnt in de jaren dertig van de vorige eeuw bij het Amsterdamse Querido aangezien in Duitsland zijn geschriften verboden zijn vanwege zijn opstelling jegens het nationaalsocialisme.
Erika en Klaus zijn zorgenkinderen. Al vanaf hun late tienerjaren stellen zij zich via toneel (Erika) of in publicaties (Klaus) rebels op, waarna vader Thomas de scherven van hun vaak onbezonnen acties kan opruimen. Zijn leven lang zal hij de twee oudste kinderen ook financieel ondersteunen. Het meest nabij is hem echter Erika die van criticaster uitgroeit tot zijn assistente, een bekwame medewerker die regelmatig hele stukken uit zijn teksten schrapt. In Mein Vater, der Zauberer, bij Privédomein verschenen als Mijn vader, de tovenaar, komt deze buitengewone vader-dochter-verhouding tot leven. Voor het eerst zijn hiermee de belangrijkste uitingen van Erika Mann over haar vader in samenhang gedocumenteerd.
Thomas Mann is bijna altijd afgeweken van zijn plannen als hij aan een nieuw boek begon. Zo had hij met Der Zauberberg een novelle voor ogen. Uiteindelijk resulteerde het in een roman van meer dan 1000 pagina’s. Zelf beschouwde hij de Joseph tetralogie – Joseph und seine Brüder – als het hoogst bereikbare. Beter kon hij niet. Zestien jaar heeft hij aan die circa 2000 pagina’s gewerkt, terwijl hij ook aan andere manuscripten schreef, zoals bijvoorbeeld Doktor Faustus.
Uit de briefwisseling tussen Erika en haar vader – steevast richt Erika het woord tot Z. (EW: Zauberer) – blijkt regelmatig dat Mann twijfelde aan de kwaliteit van zijn werk. Zij stelt hem dan gerust. Ook neemt zij de rol van manager op zich: niets hoeft Thomas zelf te regelen, Erika zorgt ervoor dat hij wordt uitgenodigd op (Amerikaanse) universiteiten, dat hij enkele pagina’s van een filmscript schrijft, dat het geld richting de Manns blijft stromen. Tevens is zij vooral vanaf 1936 zijn ‘politiek geweten.’ Een eigen woning heeft dochterlief niet, ze woont bij haar ouders en verblijft een groot deel van het jaar in hotels. Zij – alcoholiste en kettingrookster – is een ziekelijke vrouw: regelmatig wordt zij opgenomen in klinieken
Een aantal keren komt de relatie met Nederland naar voren. Zo houdt Mann van ons strand. Zijn laatste ‘gezonde’ dagen – hij is inmiddels tachtig – brengt hij in 1955 door aan het strand in Noordwijk aan Zee. Tijdens dat bezoek ontvangt hij het Commandeurskruis van de Orde van Oranje Nassau. Op 11 juli gaat Thomas Mann op audiëntie bij Koningin Juliana, welks hij als een grote eer beschouwt. In de dagen daarna voelt hij zich niet lekker. Toch stemt hij in met een bezoek van kunstenaar Paul Citroen. Deze schildert de laatste portretten die ooit van Thomas Mann zijn gemaakt en worden door de familie als ‘de beste’ beschouwd. De ziekte verergert zich in de dagen daarna en Mann wordt in allerijl naar Zürich gevlogen voor behandeling. Daar overlijdt hij op 12 augustus aan de gevolgen van arteriosclerose.
Naast een verzameling van Erika Manns essays en commentaren over haar vader, en het integrale in 1956 verschenen Das letzte Jahr, bevat Mein Vater, der Zauberer alle brieven en telegrammen die bekend zijn van Erika Mann aan Thomas. Een selectie van zijn brieven aan haar is hier opgenomen. Uit de brieven blijkt dat vader en dochter allerminst in pais en vree leefden. Regelmatig vliegen de verwijten over en weer, waaraan vooral Erika zich schuldig maakt. Gezien haar dagelijkse alcoholische inname zijn bepaalde brieven waarschijnlijk ‘onder invloed’ geschreven, waardoor geen blad voor de mond is genomen. Voor de lezer is dat natuurlijk smullen.
Middels Mein Vater, der Zauberer krijgt de Mann-liefhebber een kijk op de beroemde auteur van zeer nabij, al is het een sterk gekleurde film. Niet eerder zijn de persoonlijke worstelingen van een van Duitslands grootste schrijvers zo scherp in beeld gebracht.
© Eus Wijnhoven, september 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
David Mitchell – Utopia Avenue € 24,99
Levon Frankland, producer en muziekmanager, formeert in 1967 een vierkoppige band uit personen die hij bewondert vanwege hun individuele muzikale talenten: zangeres/pianist Elf Holloway, leadguitarist Jasper de Zoet, basgitarist Dean Moss en drummer Griff Griffin. Wonder boven wonder klikt het direct tussen deze vier inwoners van Londen (en hun manager).
De Canadese Levon is zoon van een dominee die hem heeft verstoten vanwege zijn homoseksualiteit. Elf is een welopgeleide dochter van een bankmanager, de schizofrene Jasper het onwettig kind van een Zeeuwse scheepsmagnaat; Dean is een working class drop-out en Griffin zoon van een liefdevolle buschauffeur. Een compleet gevarieerd gezelschap zowel qua opleiding, klasse als milieu. En toch is de band vanaf het begin veel meer dan de som der delen. Het duurt dan ook niet lang voordat Utopia Avenue – een lichtbaken dat Jasper in een droom heeft waargenomen – een schare fans om zich heen verzamelt. Daarbij zijn er toevallige ontmoetingen met David Bowie – “Vertel hoe jullie manager het flikt, de mijne krijgt mijn platen niet gesleten en ik ben gedoemd iedere dag op kantoor kopietjes te draaien voor een armzalige boterham.” – en John Lennon. Zelfs Jimi Hendrix komt een optreden van Utopia Avenue bijwonen. Daarbij valt men vooral voor het buitenaardse gitaarspel van die vreemde Jasper. De band heeft nog een pre: zowel Elf als Jasper en Dean schrijven songs, zowel tekst als muziek. En ieder bandlid werkt zich uit de naad om het allerbeste te maken van die songs. Het duurt dan ook niet lang voordat de Amerikaanse markt lonkt.
Ook in de VS maakt de band furore. Inmiddels krijgen de muzikanten ieder een groot verlies voor hun kiezen. Bovendien stort Dean zich volop in het luxe leven dat hij zich ineens kan permitteren en is hij bepaald niet vies van groupies, met alle gevolgen van dien. De muziek die zij ondanks alle ellende creëren is goddelijk. Zelfs de grootste Amerikaanse popmusici liggen aan hun voeten. De ontmoetingen met bekende muzikanten uit die jaren, zoals bijvoorbeeld Frank Zappa, Leonard Cohen en Janis Joplin, zijn zo geloofwaardig dat je zou zweren dat Mitchell getuige van hun feestjes is geweest. Een en al lof en glorie. Het is natuurlijk wachten tot het noodlot toeslaat, en dat doet het, meedogenloos.
Mitchell heeft Utopia Avenue opgebouwd aan de hand van muzieknummers van de band. Ieder deel van de roman is een kant van een LP. Daarbij is de singer-songwriter van het bewuste nummer de protagonist. Hiermee bereikt Mitchell een ongekende diepgang in karakters (monologue interieur, daartegenover de blik van de ander op de een). Het boek is ongelooflijk hilarisch maar op andere momenten kun je het nauwelijks drooghouden, bijvoorbeeld als Elf een song voor haar neefje Mark speelt. Magnifiek!
Zoals vaker weeft Mitchell ook door deze roman personages uit eerder werk. Jasper de Zoet is een nazaat van Jacob (The Thousand Autumns of Jacob de Zoet). Op ingenieuze wijze voert de auteur de lezer eeuwen terug naar dat Japanse eiland. Maar ook Cloud Atlas en The Bone Clocks komen zijdelings ter sprake. Overigens is het niet nodig die boeken te kennen, het geeft slechts meerwaarde aan deze toch al uitstekende roman. Eén ding is duidelijk: Utopia Avenue wordt gegarandeerd de winnaar van de Booker Prize 2020! Wát een boek…
© Eus Wijnhoven, september 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Sophie Tak – Phineas’ feest € 21,99
Na een meningsverschil over hun stierlijk irritante zoon Johannes trekt Hilmar Ouwenaer de deur achter zich dicht om nooit meer terug te keren naar zijn vrouw Tanneke, zijn dochters Adelien en Lea. Al eenentwintig jaar leeft hij zelfvoorzienend als een kluizenaar in een provisorisch opgetrokken verblijf in de natuur als plotseling een vriend van vroeger opduikt met de mededeling dat dochter Lea een soort babyshower geeft ter ere van de geboorte van haar zoon Phineas. Dat spreekt Hilmar allerminst aan, maar als hij verneemt dat Tanneke inmiddels een relatie met een ander heeft, slaat de twijfel toe.
Wat Hilmar niet weet is dat Johannes vlak na zijn vader het ouderlijk huis heeft verlaten. Als een ongeleid projectiel is de achttienjarige de wereld ingetrokken zonder ooit nog iets van zich te laten horen. Maar juist voordat het feest bij Lea thuis zal plaatsvinden, duikt de zwerver op bij Adelien.
De vrouwen zijn zoals zo vaak de stabiele factor in huize Ouwenaer. Adelien is inmiddels wetenschapper en Lea is steevast ‘zwangerschapsgeil’. Tanneke heeft een nieuwe liefde gevonden in een promiscue kroegeigenaar. Maar schijn bedriegt. Evenals dat van Hilmar en Johannes wordt hun leven in diepste wezen getekend door eenzaamheid.
Adelien neemt Johannes in huis en probeert hem enigszins te fatsoeneren. Binnen een paar dagen is de situatie echter niet langer houdbaar, waarop ze hem op straat zet. Dan begeeft hij zich naar Lea.
“Onwetend van het drama dat zich de komende dagen zal voltrekken aan Distelvlinderlaan nummer 38, zit de familie Auken aan de eettafel te genieten van het samenzijn en van de laatste restjes spaghetti, restjes die nog vlug-vlug verdwijnen in de gretige monden die het te druk hebben met praten en lachen.”
Lea en haar partner Rinus Auken vormen met hun kinderen op het oog tot dan een modelgezin. Binnenkort zal hun porseleinen wereldje er echter aan moeten geloven.
Neerlandicus Sophie Tak heeft met Phineas’ feest een krachtig debuut geschreven waarin het verhaal vanuit het perspectief van vijf verschillende kanten tot leven komt. Een voor een pelt ze de verschillende karakters af als een ui. Aan het einde van het boek lijkt er toch nog één sprankje hoop te gloren, voor twee van de Ouwenaers dan toch. Of is ook dat tenslotte een illusie?
© Eus Wijnhoven, september 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Rob Verschuren – Het witte land € 17,50
Een succesvol copywriter is onlangs door zijn vrouw verlaten. Bobby sleept zich sindsdien nog meer door de dagen heen dan voor die tijd als hij een opdracht krijgt van de Samenwerkende Hulporganisaties waarmee men geld wil inzamelen voor slachtoffers van een tsunami in een Aziatisch land. Daarbij een setje foto’s, portretten die mensen hun portemonnee moeten doen trekken. Eén foto laat hem niet meer los: een vrouw staat in de deuropening, “een distelbloem die uit de chaos van gesplinterd hout groeit.” Hij besluit Woman III, zoals hij haar noemt, te gaan zoeken.
“Soms vervloekte hij haar om haar ongevraagde invasie van zijn geordende bestaan, op andere momenten wekte ze een bitterzoet verlangen bij hem op, als een brug die opdoemt in de mist en over oceanen van afstand en tijd recht naar het verloren landschap van de kinderlijke verbeelding lijkt te leiden.”
Hij reist af naar dat onbekende land, waarvan hij weinig meer weet dan dat het een communistische dictatuur betreft. Hoe beklemmend dit voor een doorsnee westerling ook mag klinken, Bobby komt tot rust. De sleur glijdt af van zijn schouders zo gauw hij in het vliegtuig heeft plaatsgenomen. Eenmaal in Azië herkennen we de schrijver Rob Verschuren weer – de auteur woont al vele jaren in Viëtnam – door middel van de beeldende taal die hij bezigt, de lokale sfeer die hij als geen ander weet te schetsen als het vliegtuig de landing inzet.
“Een dunne nevel sluierde de voet van de eilanden, waardoor ze leken te zweven, exotische luchtkastelen, briljant waar ze het licht van de ochtendzon weerkaatsten en dof indigo in de schaduwen.”
In dit nieuwe land kan de copywriter zelden met iemand communiceren. Zij die Engels spreken, beperken zich tot basale, nauwelijks verstaanbare klanken. Okay, Sir, Yes, dat niveau, op een enkele blowende tiener na. En het bevalt hem, de vrijheid die hij ervaart geeft innerlijke vrede, zelden heeft hij zich zo op zijn gemak gevoeld nu hij zonder doel zich in de wereld begeeft. Woman III was een excuus, dat hij haar nooit zal vinden beseft hij zelf ook wel.
In eerste instantie lijkt de auteur zichzelf nog niet in die ontspannen fase te bevinden, als hij Rosa, een Duitse die ter plaatse Engels doceert, laat zeggen: “Politiek links, feministen… dat is altijd mijn kringetje geweest, maar hoe kun je jezelf feminist noemen en tegelijk respect hebben voor een godsdienst die vrouwen als tweederangs wezens beschouwt. Als bezit. En dat is niet een kleine groep fanatiekelingen, dat is vastgelegd in de Koran. Dat is een van de grondslagen van dat apengeloof.”
Bobby komt onbewust tot steeds meer zelfinzicht, beseft dat hij zijn lot uit handen heeft gegeven door hierheen te gaan. Ruimte krijgt hij voor contemplatie, hij beseft meer hoezeer religies in wezen hetzelfde uitgangspunt hebben: het goede voor eenieder. De invalide vrouw die hij ontmoet in een opslagloods voor recyclebaar materiaal wordt ongewild zijn leidsvrouw. Zwijgend staat zij hem toe in haar domein. Bobby komt als het ware thuis door daar aanwezig te zijn, door gade te slaan. Er is ruimte voor beelden en ervaringen uit zijn jeugd, de kinderlijke verbeelding. De man “zonder bestemming en zonder plaats in deze wereld, als een straathond die door de stegen sluipt, op weg naar nergens, ongezien” lijkt zijn karma te hebben bereikt.
Het witte land is even krachtig als het in 2018 verschenen Tyfoon, een boek van mystieke schoonheid en symboliek. Groots in weinig pagina’s. Op pagina 126 van Het witte land doet de auteur zichzelf tekort als hij de protagonist laat zeggen:
“Alles wat je met anderen wilde delen werd toch vervormd wanneer je het in woorden en zinnen probeerde te vatten, en geen twee mensen zouden elkaar ooit begrijpen.”
Gelukkig geldt dat niet voor deze prachtige novelle!
© Eus Wijnhoven, september 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
.Pieter Waterdrinker – De rat van Amsterdam € 26,99
De eenenveertigjarige Ruben Katz schrijft zijn wederwaardigheden op vanuit de gevangenis ergens in Nederland. Hij is veroordeeld voor valsheid in geschrifte. Zijn tijd besteedt hij door gaatjes in dennenappels te prikken, zodat die met Kerstmis bij de mensen thuis in de boom kunnen worden gehangen. In de cel wordt hij bezocht door zijn zielenknijper, steevast voorzien van een mondkapje. Men is als de dood voor het Siberische virus dat hij uit Rusland heeft meegenomen. Meer nog dan naar het heil van Katz is de psycholoog geïnteresseerd in wat Ruben allemaal in zijn HEMA-schriftjes schrijft, schriftjes die hij krijgt toegespeeld door Mira, de bibliothecaris van de gevangenis. Ze is tot over haar oren verliefd op ‘haar’ gevangene.
Als negenjarige is Ruben Katz in 1989 samen met zijn vader en moeder gevlucht vanuit (toen nog) Russisch Riga naar Nederland. In tegenstelling tot zijn Grieks-Orthodoxe moeder past de jongen zich snel aan. Hij blijkt uitzonderlijk begaafd en doorloopt moeiteloos het Spinoza gymnasium in Amsterdam. Ondertussen probeert zijn Joodse vader carrière te maken nadat hij in de voortzetting van hun vlucht naar Israël door een knullige gebeurtenis is gesneefd. Meer en meer betreurt moeder hun vlucht, waarbij zij Rubens oudere zusje Liza in haar graf in Riga hebben achtergelaten. De ouders groeien uit elkaar en vader verlaat het gezin voor de puissant rijke Merel van Gruwelingen, een nymfomane pur sang.
Ruben wordt verliefd op zijn klasgenote Phaedra Mudmann, dochter van de eigenaar/organisator van de Nationale Armenloterij. Helaas is de genegenheid niet wederzijds. Als Phaedra na hun middelbare schooltijd naar de VS verhuist om haar studie daar voort te zetten, verliest Ruben haar uit het oog, maar geenszins uit het hart. Nooit zal zij uit zijn (natte) dromen en gedachten verdwijnen. En toch weet hij in haar inner circle te belanden als hij via Van Gruwelingen een baantje krijgt aangeboden bij de Nationale Armenloterij. Binnen enkele jaren maakt hij daar furore, vooral door zijn ‘duimafdrukstraatje’: als de hele straat meedoet, maak je kans op de Gouden Duim die miljoenen kan betekenen. Is er één iemand die niet meedoet, dan is ‘de keten’ verbroken. In die zin heeft de Nationale Armenloterij veel weg van de Nationale Postcodeloterij met haar morele chantage en haar macht in en op de tv-wereld.
In Nederland leert Ruben toneelspelen. Hij dient zich voor te doen als Jood die gevlucht is voor de Russische repressie. De kunst van een andere rol aannemen, beheerst de jongen al snel tot in de puntjes. Mede dankzij Merel zal hij zich er uiteindelijk zo in bekwamen dat hij in staat is tot een metamorfose: met een vingerknip verandert hij van een mens in een rat. Een verwijzing naar Kafka’s De gedaanteverwisseling waarin een zoon op een dag metamorfoseert in een insect. Ruben weet zich echter verder te bekwamen, hij kan terugkeren in zijn menselijke gedaante. Ondanks die gave besluit de eenenveertigjarige zijn maandenlange straf uit te zitten, maar dan komt er een kink in de kabel: de dood van Phaedra Mudmann wordt hem in de schoenen geschoven door de machtige Clemens Mudmann, de grote geest achter de Nationale Armenloterij die zowel de politiek als het Koningshuis inmiddels in zijn zak heeft met zijn goededoelenloterij. Clemens Muddmann, rijk geworden dankzij de voorwaarden die de overheid aan een dergelijke loterij stelt: 60% moet ten goede komen aan goede doelen, de rest is bestemd voor kosten, royalties en provisies. Maar natuurlijk vooral voor de eigen portemonnee van de organisatoren.
Zoals in veel van zijn werk verpakt Waterdrinker ook in De rat van Amsterdam stevige kritiek op de huidige maatschappij. Een goededoelenloterij die kan schitteren omdat de overheid de zwakkeren in de samenleving laat vallen, een elite die de politiek naar haar hand zet, waarbij verholen zelfverrijking als prestatie wordt gezien, waarbij politici zich maar al te graag voor het karretje van de Nationale Armenloterij laten spannen.
“Politiek was de kunst van het veiligstellen van de eigen belangen. Wie anders beweerde loog.”
De les die Ruben van zijn vader leert: doe er nimmer aan mee. Diezelfde politiek ruïneert het gezin. Moeder is een gepromoveerd mathematicus – wereldwijd stonden mathematici uit de voormalige USSR vele malen hoger aangeschreven dan die in het Westen (EW) – maar mag na het verkrijgen van hun verblijfsstatus zelfs niet als docent wiskunde aan de slag. Eerst dient zij een universitair examen Nederlands af te leggen om vervolgens nog eens twee jaar wiskunde te studeren.
Op ons onderwijsstelsel uit Waterdrinker meer kritiek als hij Ruben laat constateren:
“Naast het belachelijk kleine aantal colleges, wat me wel uitkwam, maar strikt academisch gezien een schande was, …”
En ook ons Koningshuis kan hij niet onbestraft hun wandaden laten begaan:
“De latere hoofdstedelijke huizenpest, door de naakte hebzucht en de schaamteloosheid van de Oranjes mede veroorzaakt, kon niemand toen nog bevroeden.”
Dat Koningshuis, dat zo graag aanschurkt tegen de boeven en witteboordencriminelen van onze maatschappij. En toch weet Waterdrinker zich vrij te pleiten van enige juridische aantijging die hem boven het hoofd zou kunnen hangen door in het nawoord expliciet te vermelden dat “Iedere overeenkomst met … berust op zuiver toeval.” Zo heeft hij ook in die zin iets van Van het Reve en Hermans geleerd.
De rat van Amsterdam is een weergaloze roman, die de schaamteloosheid van de huidige samenleving pijnlijk blootlegt aan de hand van een prachtig verhaal.
© Eus Wijnhoven, september 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Kees Aarts – De voetprintariër €19,99
De auteur beschrijft hoe wij onze footprint – de belasting op het milieu, met nadruk op CO2 – kunnen verminderen. Hij geeft goed hanteerbare stappenplannen om een en ander te realiseren. Eerst moet je overtuigd raken dat er iets aan de hand is, dan de intentie hebben hier persoonlijk iets aan te doen en vervolgens te handelen. Gezien de vele bezwaren die je tegen de vleesindustrie kunt bedenken, zou je kunnen besluiten minder vlees te eten en dat in daden om te zetten door enkele dagen per week geen vlees te eten. Het is niet erg als je af en toe vervalt in je ‘oude’ patroon, maar probeer te wennen aan nieuw gedrag. Zowaar een prachtig streven. Aarts geeft praktische adviezen, maar die bestaan vaak uit tips voor (zeer) welgestelden. Een voorbeeld (nagenoeg letterlijk): “We bezoeken de komende tien jaar uitsluitend Europese stranden, tot en met Portugal. Twee keer per jaar bezoeken we Terschelling.” De doorsnee burger kan misschien niet eens één keer per jaar met het gezin naar Terschelling. Het gevaar bestaat dan ook dat De voetprintariër zal worden beschouwd als het vingertje van de linkse elite, van de grachtengordelbewoner die benzineauto’s verdoemt (hij kan wel een Tesla betalen). Jouw Hummer inruilen voor een Tesla, dat niveau.
Een ander bezwaar: het boek hinkt op twee gedachten. Enerzijds word je als onwetende burger beschouwd, anderzijds word je verwezen naar vaak wetenschappelijke bronnen om de uitspraken te staven. Terecht wijst Aarts op de makkelijke wijze waarop wetenschappelijk bewijs wordt af geserveerd door ‘meninkjes’ (mijn woorden). Dat neemt niet weg dat hij zich daar ook aan bezondigt, zoals bijvoorbeeld ten aanzien van elektrisch rijden en kernenergie. Geen onvertogen woord over het feit dat de accu’s van tegenwoordig niet in staat zijn grotere hoeveelheden energie op te slaan en, erger, dat we zeldzame metalen uit ontwikkelingslanden roven om die materialen in ons rijke ‘milieubewuste’ Westen toe te passen. Kernenergie is zeker een ideale energiebron inzake CO2-uitstoot, maar geen woord over opslag(gevaren), al worden rampen uit het verleden aangestipt en bijna als irrelevant weggewoven.
De beste milieubesparende maatregel is en blijft geen kinderen krijgen. En toch kapt Aarts die optie direct af na deze te hebben genoemd. Zelfs overweegt hij een derde kind. Maar juist in het Westen, waar ouders niet meer afhankelijk zijn van hun kinderen voor hun oude dag, waar de voetafdruk wereldwijd het grootst is, is geboortebeperking de meest effectieve maatregel.
Ondanks mijn bezwaren: lees dit boek. Aarts geeft wel degelijk inzichten waar wij, bevoorrechte burgers, iets mee kunnen. Al was het maar om u weer eens te laten nadenken over uw eigen consumptiepatroon. Al was het maar om de stelling te weerspreken die onlangs in De Groene is geponeerd dat alle kleine beetjes NIET helpen. Dat doen ze wel degelijk! Misschien wel de belangrijkste motivator: denk aan uw (klein)kinderen en neem notie van De voetprintariër!
© Eus Wijnhoven, augustus 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
David Diop – Meer dan een broer € 19,99
Alfa Ndiaye wordt samen met zijn ‘meer-dan-een-broer’ Mademba Diop in dienst van het Franse leger naar de loopgraven van WO-I gestuurd.
“Het Frankrijk van de commandant wil graag dat we ons als wilden gedragen, en omdat we gehoorzaam zijn, ik en de anderen, spelen we voor wilde.”
De Franse ‘bleekscheetsoldaten’ jagen met hun ‘bruinneksoldaten’ de vijand schrik aan. Hoe gruwelijker de Afrikanen tewerk gaan, hoe liever de Fransen het hebben. Op zeker moment komt daar verandering in, als Alfa voor de zevende keer een trofee meebrengt naar het nachtelijk kampement: een hand met daarin een (vijandelijk) wapen geklemd. Letterlijk hakt de bruinneksoldaat de hand van zijn slachtoffers af. Nadat eerder al de bleekscheetsoldaten van zijn regiment bang voor hem zijn geworden, beginnen nu ook de bruinneksoldaten hem te zien als dëmm, als zielenverslinder. Een man met het eeuwige leven die eenieder van hen de dood in zal jagen.
Ndiaye, groot en gespierd, knap naar eigen zeggen, en Diop, schriel, ‘lelijk’. Alfa jut Mademba op.
“Nee, ik begrijp niet waarom ik Mademba Diop op een goede dag bedekt te kennen gaf dat hij niet dapper was, dat hij geen echte krijger was.”
Mademba wil zich tegenover zijn meer-dan-een-broer Alfa bewijzen en stort zich in een hachelijke en hopeloze missie, waarop hij door een granaat wordt getroffen. In de loopgraaf beseft Alfa wat hij heeft gedaan. Zijn meer-dan-een-broer Mademba ligt dood te gaan, zijn buik een donker gat, de ingewanden naast zijn lichaam. Zo goed en zo kwaad als het gaat propt Ndiaye de darmen terug in de buik van Mademba, die hem tot drie keer toe smeekt hem te doden. Daar is Alfa echter te laf voor. Nadat het leven van zijn meer-dan-een-broer is vergleden, besluit hij diens dood op gruwelijke wijze te wreken. Vanaf dat moment wordt hij een trofeeënverzamelaar.
David Diop (Parijs, 1966) gebruikt verschillende stijlmiddelen in zijn verhaal. Meest opvallend is de herhaling van korte (bij)zinnen. Daarnaast schrijft hij treffende en originele metaforen. Met deze debuutroman won hij tal van prijzen. En toch raak ik op driekwart van het boekje de draad kwijt…
© Eus Wijnhoven, augustus 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Robert Seethaler – Het veld € 21,99
“Der Mann blickte über die Grabsteine, die wie hingestreut vor ihm auf der Wiese lagen.” Die Wiese, het veld. De begraafplaats van het Oostenrijkse plaatsje Paulstadt. De man beziet de zerken en vraagt zich af wat de doden zouden zeggen als zij nog één keer konden spreken. Misschien zouden zij hun leven pas kunnen beoordelen nadat zij gestorven waren. Robert Seethaler laat de doden spreken, nog één keer. Het meisje met haar gekwetste hand dat verliefd wordt op en trouwt met haar leraar met die grote neus. Of de bankierszoon wiens vader hem vertelt: “Es gibt auf dieser Welt Schafe und Wolfe. Es ist keine Entscheidung, es ist Schiksal. Du bist ein Wolf.” Tja, dan ben je natuurlijk bij voorbaat kansloos, want je zult nooit aan vaders verwachtingen kunnen voldoen. Het jongetje dat nodig moet plassen tijdens de kerkdienst, maar van vader moet blijven zitten. De vergevingsgezinde Arabier die de kwetsende grieven aanhoort van de fascisten die zijn winkeltje vernielen.
Robert Seethaler laat de doden nog één keer spreken. Op het oog zijn het losse verhalen, maar hoe verder je in het boek vordert, hoe meer het boek één verhaal wordt. De auteur slaagt erin langzaam maar zeker de knopen te ontwarren waarmee de doden bij leven met elkaar waren verbonden. Dat doet hij op bijzonder knappe wijze, zozeer zelfs dat je steeds sneller wilt gaan lezen om nieuwe dwarsverbanden te ontdekken. Het veld is een heerlijk boek dat inmiddels ook door Nederlandstalige lezers in de armen is gesloten.
© Eus Wijnhoven, augustus 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Claudia Durastanti – De vreemdelinge € 22,90
Claudia Durastanti (New York, 1984) groeit op als tweede kind van twee dove ouders. Haar moeder is ten gevolge van een ontsteking doof geworden op haar vierde, vader is zo geboren. De ouders weigeren in gebarentaal te spreken en de communicatie tussen ouders en kinderen vindt dan ook voornamelijk plaats via vage klanken. Ook de kinderen zullen nooit gebarentaal leren. Claudia is dan vooral aangewezen op haar enkele jaren oudere broer.
De Durastanti’s komen uit Basilicata, een dorpje in het arme zuiden van Italië. Opa en oma van moederszijde besluiten naar New York te verhuizen, op zoek naar een beter leven, als Claudia’s moeder zestien is. Zij blijft alleen achter, weggestopt in internaten. In die tijd ontmoet ze haar (dove) aanstaande. Vanwege beider doofheid zou hun huwelijk “iets hebben dat intiemer en diepgaander was dan liefde.” Het huwelijk is echter allesbehalve gelukkig, het wordt gekenmerkt door scherven. Na een aantal jaren vertrekken ook zij naar de VS. “Overdag bouwde mijn vader flats, ’s nachts sloopte hij huwelijken”. Echt aarden kunnen zij daar niet. Als Claudia zes jaar is, verhuist het gezin terug naar Basilicata. Moeder gedraagt zich steeds excentrieker. Vader is meestal de hort op, soms maanden achtereen. Het huwelijk houdt dan ook geen stand. Claudia blijft achter bij haar moeder, die vrouw met al haar grieven en uitspattingen. “Ze was een straatkind … gedoemd om rond te dwalen tussen de mimespelers, de schilders en al die bourgois en misvormde Olivers Twist …”
“Tegen het eind van de middelbare school werd ik overvallen door een hysterische vorm van eenzaamheid, ik verdween uit het openbare leven en sloot mezelf hele dagen in huis op.” Als geen ander beseft ze dat het allesbehalve een doorsnee situatie is waarin zij opgroeit. Schaamte en trots strijden met elkaar.
Na de middelbare school gaat Claudia antropologie studeren, “een voorlichtingscursus tegen stereotypen”. Ze wil haar ouders en andere gehandicapten beter leren begrijpen. En ze wil ontsnappen, vluchten uit de armoede en waanzin die haar leven tot dusverre heeft getekend.
Op haar zevenentwintigste vertrekt ze met haar vriend, een jongen waarmee zij al tien jaar een relatie heeft, naar Londen. Nauwelijks hebben ze hun vochtige appartementje in de East-End betrokken, of hij wordt overgeplaatst naar het European Space Operations Centre in Darmstadt. Claudia blijft alleen achter. Ze gaat schrijven voor een tijdschrift over onafhankelijke muziek. Langzaam maar zeker groeit ze in haar rol als journaliste, maar de eenzaamheid blijft.
“… toch voel ik me nog net zo onzeker als op de dag dat ik aankwam. Elke keer als ik in een andere wijk kom of me in het labyrint aan de overkant van de rivier waag, heb ik het gevoel dat ik het nieuwe meisje op school ben; doodsbang dat mijn kleren verkeerd zullen worden geïnterpreteerd, dat mijn ‘sociale taal’ gênant is en dat ik niet beschik over de essentiële informatie om te lachen zoals het hoort als de populairste jongen van de instelling straks een grapje maakt.”
Het autobiografische De vreemdelinge staat letterlijk voor de inhoud van dit boek: de beschrijving van generaties ‘vreemdelingen’. Dat is begonnen bij de overgrootmoeder die haar man volgde vanuit de VS naar het arme zuiden van Italië. Opa en oma nemen vervolgens de tegengestelde route, maar zullen nooit in New York aarden. Moeder is van zichzelf al vreemd en Claudia sluit de keten (voorlopig) als vreemdelinge in Londen.
“Vreemdeling is een prachtig woord als niemand je dwingt het te zijn; de rest van de tijd is het alleen maar het synoniem van een verminking, en een pistoolschot dat we op onszelf hebben afgevuurd.”
© Eus Wijnhoven, augustus 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Madhuri Vijay – Het verre veld € 22,99
Shalini groeit als enig kind op in een welgesteld milieu in Bangalore, India. Haar gestudeerde vader is eigenaar van een grote en moderne kledingfabriek, haar onopgeleide moeder verveelt zich thuis. Aangezien vader vaak weg is, klampt Shalini zich vast aan haar moeder. Die gedraagt zich echter kil tegen haar ‘beestje’. Vriendinnen heeft de vrouw niet, ze stoot iedereen van zich af. Het huwelijk tussen Sahlini’s ouders is niet om over naar huis te schrijven, sarcasme voert de boventoon. Als op een dag ene Bashir Ahmed zich aandient om kleding uit Kasjmir te verkopen, fleurt de bittere vrouw op. Niet dat ze iets bij de straatventer koopt, maar ze laat hem wel beloven met regelmaat hun huis weer aan te doen. Samen met Shalini luistert ze tijdens die bezoeken naar de prachtige verhalen die de man vertelt. Na verloop van tijd slaat de genegenheid die Shalini voelt voor de kledingverkoper om in jaloezie als hij op zeker moment voor enkele weken onderdak krijgt in de villa in Bangalore. De man heeft haar moeder bedwelmt, en het meisje is bang haar kwijt te raken. Dus zet zij een val voor Bashir Ahmed.
Jaren later, Shalini is de kille thuissituatie ontvlucht en studeert inmiddels een dagreis van Bangalore, wordt het ouderlijk paar door noodlot getroffen. Dochterlief trekt het zich aan en legt een verband met de kledingverkoper van weleer. Ze besluit hem te gaan zoeken om hem te vertellen over haar moeder en hem nog een keer uitgebreid te kunnen spreken. Uiteindelijk slaagt ze erin zijn dorp te vinden. Binnen korte tijd raakt zij verknocht aan het eenvoudige leven van de dorpelingen, ondanks de ondergronds broeiende strijd tussen hindoes en moslims. De Indiase soldaten mogen beide bevolkingsgroepen dan wel tegen elkaar beschermen, ook zij vormen een onberekenbare factor. Uiteindelijk probeert Shalini zichzelf en haar gastgezin te bevrijden, maar dan blijkt dat er van haar goede bedoelingen weinig terechtkomt. Zij zaait stofgoud, waarna anderen rampspoed oogsten.
Het verre veld is de debuutroman van de pas 27-jarige Mudhari Vijay. In enkele weken heeft het de internationale bestsellerlijsten bestormd. In plaats van zich te focussen op de complexe politieke situatie in Kasjmir richt zij haar aandacht op het kleine, op het menselijke streven naar een beetje rust en zekerheid. Daar tussendoor sluipen de klassenwetten en religieuze conflicten. Het verre veld is een prachtige roman, mooi uitgegeven. Blijkbaar was er echter weinig geld over voor een goede redacteur, want de tekstnauwkeurigheid neemt af naarmate het verhaal vordert.
© Eus Wijnhoven, juli 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Gerda Blees – Wij zijn licht € 21,00
Eigenlijk hoef je deze bespreking helemaal niet te lezen. Hij is namelijk erg lang. Je kunt beter direct het boek kopen.
Gemiddeld lees ik een honderdtal boeken per jaar. Zelden ben ik zo verrast en overweldigd door een boek als Wij zijn licht. Dit is zó bijzonder. Alleen de eerste zin al: “Wij zijn de nacht”. Huh? “Wij”? Meervoud voor een enkelvoudig perspectief? Heb ik hier wel zin in? Even snel doorbladeren. Verdorie, ieder hoofdstuk begint met een “Wij zijn…”, soms volgen personen, meestal entiteiten. Ik hou niet van trucjes. Maar mijn hemel, na drie pagina’s ben jij, lezer, die nacht. Je aanschouwt als nacht dat Elisabeth sterft ten gevolge van uithongering. Hoofdstuk 2 begint met “Wij zijn plaats delict”. Hoe vreemd het ook moge klinken: jij, lezer, bént de plaats delict op slag.
Zonder spoilers weg te geven – ten slotte sterft Elisabeth al na drie pagina’s – kan het verhaal als volgt worden samengevat: de kleine woongroep Klank en Liefde gelooft dat je van het licht kunt leven, dat je niet meer of nauwelijks hoeft te eten. Melodie, leidster van de vier, is ooit bezweken onder de druk die op haar werd uitgeoefend toen zij als jonge celliste excelleerde. Haar zus Elisabeth is ergens in haar leven beschadigd geraakt, medebewoner Petrus eveneens. Hij kan zijn frustraties niet onder controle houden. Muriel is ‘slechts’ onzeker, heeft een leidspersoon nodig. Voila, de ideale setting voor Melodie. Zij zal hen en zichzelf naar een stabiel en gelukkig bestaan leiden.
Wij zijn licht is gebaseerd op een waargebeurd voorval. Noem het collateral damage. In de zomer van 2017 heeft het de kranten gehaald. Klank en Liefde is gebaseerd op de bestaande woongemeenschap Contact & muziek, mensen die het beste met elkaar en de wereld voorhebben (eerst het boek lezen, dan pas googelen). Toch is dat op zeker moment uit de hand gelopen. Melodie (en de bestaande persoon die daar achter schuilgaat) is degene die de anderen bij de hand neemt, zij is de redding voor die verdoolde zielen.
Esoterie spreekt me niet aan, en die vreemde vertelvorm… Het zijn drempels voor iemand die het liefst Hans Fallada leest of Thomas Rosenboom. Maar ja, een boekhandelaar had me gevraagd het te lezen en met de auteur over het boek te spreken. Dan moet je wel. Zelden werd ik zo gegrepen binnen enkele pagina’s. Tot (eind)hoofdstuk 25 kon ik niet stoppen, schreef ik me suf om bepaalde details vast te leggen. Bij dat laatste hoofdstuk brak het zweet me letterlijk uit, moest ik al na enkele pagina’s stoppen om even te roken. Kom op, Muriel, dacht ik, doe het! Twee shagjes verder – slechts vijf pagina’s! – durfde ik het boek dicht te slaan.
Het “Wij zijn…” is allesbehalve een trucje. Het is een gouden greep. Je gaat anders naar mensen en objecten kijken als je het boek leest, en daarna. Blees (1985) laat je vanuit verschillend perspectief kijken, zowel vanuit personagers als vanuit objecten en entiteiten waaraan die personages verbonden zijn. Daardoor wordt het steeds lastiger een oordeel te vellen over de gebeurtenissen, over de leefstijl die de woongroep propageert. Zelfs als je niet wilt, breng je begrip op voor de omstandigheden. Wij zijn licht doet je nadenken over van alles en meer. Dit is zó’n wonderbaarlijk (goed) boek!
Op 27 juni bespraken we in kleine kring Wij zijn licht met de auteur. Het is haar eerste roman, nadat zij in 2017 debuteerde met de verhalenbundel Aan doodgaan dachten we niet. In 2018 verscheen haar dichtbundel Dwaallichten. Zij las een stukje in de krant over een woongroep met hun eigen mores. Ook Blees leeft in een woongroep, zij kent de groepsdynamiek. Het is haar houvast, maar zij beseft ook dat zo’n woongroep een kleine maatschappij in de grote, onze, maatschappij is, met haar soms rigide kaders. Vanuit haar boeddhistische kijk is zij gewend aan het beschouwen vanuit meerdere perspectieven. Met de keuze voor “Wij zijn…” benadrukt Blees dat je de dingen niet los van elkaar kunt zien. Zoals een van ons opmerkte tijdens het twee uur lange gesprek: “Met dat ‘Wij’ maak je de lezer deelgenoot, medeplichtig misschien wel”.
Hier volgt een subjectieve en niet letterlijke weergave van het gesprek met Gerda Blees.
Je hebt nu drie genres beoefend, verhalen, poëzie en een roman. Waar ligt je hart?
“Verhalen schrijf ik al lang. In 2012 is mijn eerste verhaal in druk verschenen. Proza is meters maken, ervoor gaan zitten en werken. Zo heb ik twee jaar gewerkt aan Wij zijn licht. Poëzie is anders. Dat vergt inspiratie. Het is moeilijker. En er wordt zo weinig poëzie verkocht, dat je weet dat alleen echte liefhebbers van jóuw werk het kopen.”
Hoe ben je er op gekomen vanuit 25 verschillende perspectieven te schrijven, niet alleen vanuit personages maar ook vanuit objecten en entiteiten?
“Ik ben begonnen vanuit het perspectief van de huisarts die de dood bij Elisabeth komt vaststellen. Dat voelde te beperkt. ‘Wij zijn de nacht’ kwam in me op, zomaar. Met dat basisidee ging ik experimenteren. Het voelde goed. Daarna ben ik de roman bijna wiskundig gaan uitwerken. Ik wilde 25 hoofdstukken, vanuit 25 perspectieven, en streefde naar 2500 woorden per hoofdstuk. 25 heeft overigens geen speciale betekenis voor mij. Ik dacht aan drie dagen, ieder acht hoofdstukken beslaand, met een slothoofdstuk.”
Je zou een ideale auteur zijn voor educatieve uitgaven. Die mensen houden zich nooit aan de afspraken (EW: Blees heeft meegewerkt aan een lesmethode Nederlands voor het voortgezet onderwijs).
De woongroep bestaat nog steeds, is actief op internet. Hebben zij het boek gelezen?
“Ik heb hen gemaild toen het boek was verschenen en gevraagd of zij een exemplaar wilden ontvangen. Daar had men geen behoefte aan. Ik weet dus niet of zij het hebben gelezen.”
Een aanwezige, psychologe, vraagt: Is het ethisch verantwoord een boek te schrijven over een dergelijke gebeurtenis terwijl de groep nog altijd functioneert? Je etaleert hen, zonder dat zij daarom hebben gevraagd.
“Fictie mag dat doen. Ik heb reële elementen gebruikt, heb bewust vooraf geen contact met hen opgenomen, heb hen niet gesproken, zodat ik mijn eigen fantasie er op kon loslaten. Weliswaar is het boek gebaseerd op ware gebeurtenissen, maar ik heb geprobeerd niet te oordelen (EW: dat is gelukt). Maar bovenal: het ís en blíjft fictie.”
Op pagina 148 spreekt “Wij zijn het verhaal” de lezer toe over de on-opmerkzaamheid van die lezer. ‘Bladert u maar eens terug naar pagina 17 en leest u maar hardop – ja hardop, want dat bevordert de zorgvuldigheid van het lezen – wat daar staat. Had u het exact zo onthouden, exact zoals het er stond?’ Is dit een aanwijzing voor de lezer dat deze meer bewust moet lezen?
“Nee, al is het zeker zo dat je meer bewust leest als je hardop leest.”
Op de vraag wie op dat moment was gaan terugbladeren, werd door allen bevestigend geantwoord.
Hardop lezen helpt om het juiste ritme in je zinnen te vinden in wat je hebt geschreven. Lees jij je werk hardop als je iets hebt geschreven?
“Soms, bij poëzie doe ik dat sowieso, omdat je dat regelmatig moet voordragen. Wij zijn licht ben ik pas hardop gaan lezen toen ik het had afgerond. Ik stuurde naar vrienden en bekenden iedere keer een hoofdstuk als podcast. En ja, dat helpt om ritmisch de juiste toon te vinden.”
Iemand merkte zojuist op dat er niets verwijtends zit in de roman, het is nergens belerend. Toch komen passages als die over brood eten (pagina 26), de moderne landbouw (79) en het verschil in hoe ouders de prestaties van hun kinderen beoordelen (80) zo over.
“Dat heb ik niet zo bedoeld. Het is geschreven vanuit het perspectief van de ‘verteller’. Die eerste keer is dat ‘Wij zijn het dagelijks brood’. Ik wil persoonlijk geen oordeel vellen.”
Je besteedt veel aandacht aan Melodie, terwijl Elisabeth een randfiguur is. Vanwaar deze keuze?
“Het verhaal gaat niet over Elisabeth. Haar dood is een gegeven. Daarom is dat in de eerste paar pagina’s afgedaan. Het boek gaat over groepsdynamiek. Dat is de ruggengraat. De familieband speelt daarbij een grote rol, ook al komt die slechts in een hoofdstuk (EW: 14) frappant naar voren. Het gaat om deze groep, om het verleden en het heden. (EW: het heden, waarbij de demente moeder aan het woord komt).”
Ben je inmiddels bezig aan een volgend boek?
“Ja, over de Bijlmerramp. In die tijd was ik een jaar of zeven, ik woonde in Amsterdam-Zuidoost. Ik ben pas in de verkenningsfase, maar ga uit van een soort zwarte doos in het menselijk brein. Wat waren de laatste gedachten van de slachtoffers?”
Tot slot geven de zes aanwezigen, waaronder twee docenten Nederlands, spontaan aan dit boek aan te bevelen aan eenieder die het maar wil horen. Terecht, dit boek móet gelezen worden, en niet uitsluitend ter (uitstekende) ontspanning!
© Eus Wijnhoven, juni 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Marjolein Visser – Restmens € 21.00
Op 13 juni sprak ik met vijf andere genodigden Marjolein Visser over haar debuutroman Restmens. Daarin vertelt zij over twee mensen die om verschillende redenen buiten de maatschappij staan. Enerzijds Pim, een geestelijk gehandicapte tiener die dagelijks verslag doet via zijn fictieve radioprogramma PIM FM voor denkbeeldige luisteraars, anderzijds David, een lichamelijk gehandicapte socioloog de week voordat hij zijn veertigste verjaardag onder ogen moet zien. Pims dagen zijn gevuld met aftellen tot hem ‘het geheim’ van De Club (‘Pennenmeester’ Pim, zijn voorzitter-vader en ‘Vieze Voorzitter’ moeder) zal worden onthuld, Davids dagen met het ontwijken van lastige vragen en het afschepen van de paar mensen die hem nog genegenheid proberen te schenken. Zonder het van elkaar te weten, hebben zij een raakvlak in Anneke, een vrijwilligster die beiden begeleidt. Verder lijden beiden aan een identiek gemis: zij hebben geen publiek. Aan het einde van de week kunnen de twee protagonisten onbedoeld niet meer om elkaar heen. Eindelijk vindt ieder van hen een publiek in de vorm van de ander.
Hier volgt een subjectieve impressie van de bijeenkomst. Zowel vraag als antwoord zijn geen letterlijke weergaven.
Het is algemeen bekend dat het welhaast onmogelijk is te debuteren gezien de honderden ongevraagde manuscripten die uitgeverijen jaarlijks ontvangen. Hoe is dat jou gelukt?
“Vanaf mijn jeugd schrijf ik verhalen. Door mijn werk met vluchtelingen en (suïcidale of ongeneeslijk zieke) patiënten had en heb ik een uitlaatklep nodig. Korte verhalen, deelname aan wedstrijden als Write Now. Voor de lange adem, een roman, had ik te weinig zelfvertrouwen. Op zeker moment werd ik zelf ziek en dacht ik: nu ga ik het doen. In die tijd maakte ik een reportage voor de vpro over een vluchteling die zou worden uitgezet. Ik liet me met hem uitzetten. Via het literair agentschap van Wintertuin werd ik benaderd door uitgevers. Redacteur Willemijn Lindhout van Uitgeverij Podium raakte me het meest. Zij is erg op de inhoud. Bovendien ben ik niet zo goed in een plot, daarbij heeft zij me geholpen.”
Hoe ben je op je onderwerpkeuze gekomen?
“Ik ben opgegroeid met mensen met een beperking. Mijn hele familie werkt in de zorg. Misschien heb ik daardoor wel een fascinatie ontwikkeld voor mensen die buiten de maatschappij staan. Hoe zij kijken naar de omgeving die hen uitsluit. Al tien jaar schrijf ik columns over Pim. Gezien mijn zware werk met vluchtelingen kon ik zo even ontsnappen uit de werkelijkheid. Schrijven vanuit een kind. Zo lees ik nog steeds het liefst kinderboeken voor het slapengaan. David kwam pas een jaar of twee, drie geleden in beeld. Ik besefte dat ik een tegenhanger nodig had voor Pim. Een cynische kant tegenover de naïeve vrolijkheid.
Buiten dat heb ik ervaring als jonge onderzoeker en begon ik me steeds vaker af te vragen: hoe kijken de (oudere) mensen die ik moet behandelen naar me? Ik heb me geprobeerd in te beelden in hun leven.”
Het lijkt me heerlijk om te schrijven vanuit Pim. “Ik ga daarom nog heel even gillen, luisteraars. Zo hard dat oma in de hemel het ook kan horen. Ik doe dat nu al sinds ze dood is, tien nachten, luisteraars.”
“Dat is ook zo. Het moeilijkste was zijn taalgebruik. Dat mag/moest haperen, maar waar ligt de grens? Heel wat discussies heb ik gevoerd met de persklaarmaker over kromme zinnen. Het blijft een gok in hoeverre ik de juiste balans heb gevonden.” (EW: de aanwezigen vonden dat dit uitstekend gelukt is).
Zeker gezien jouw eigen ervaringen, loop je het gevaar een belerend boek te schrijven. Dat is echter geenszins het geval. Hoe heb je die valkuil ontweken?
“Ik wil een punt maken: deze mensen verdienen ook aandacht van ons, de reguliere maatschappij. Willemijn vertelde me dat ik het leuk moest maken (EW: dat herken je als lezer bij Pim; bij David is dat niet het geval en door die tegenstelling komt een en ander juist sterk naar voren). Het werkt niet als je mensen vertelt hoe jij denkt dat zij zich moeten gedragen.
Ook het open einde heb ik daartoe aangewend. Wat de psycholoog niet lukt, lukt Pim uiteindelijk wel: hij weet David te bereiken, hem te raken.”
Achterin je boek staat een waarschuwing, een verwijzing naar De Luistertelefoon en naar Stichting 113 Zelfmoordpreventie. Dat is niet bepaald motiverend om aan een boek te beginnen.
“Mag ik jullie ook wat vragen? Vond je de overwegingen van David met betrekking tot zelfdoding niet te heftig? Vond je die acceptabel? Uitgever Joost Nijsen vond het verstandig een dergelijke noot toe te voegen. Zelf had ik daar mijn twijfels over, ik wist niet goed wat ik ermee moest.”
Literatuur kenmerkt zich juist door het feit dat dergelijke zaken, ‘schurende’ situaties, aan bod mogen komen. De waarschuwing achterin Restmens ontkracht de literaire waarde. Iemand merkt op dat hij vaak eerst even achterin het boek kijkt en bij dit boek zoiets had van ‘wil ik dit boek wel lezen.’ Volstrekt onterecht, want allen sluiten zich aan bij de vier ballen van nrc.
“Misschien moet het er bij een eventuele tweede druk dan toch maar uit.” (lacht)
Je schrijft uit het perspectief van twee mannen. Waarom heb je niet gekozen voor een vrouwelijke protagonist?
“Daar heb ik over getwijfeld. Als je vanuit een vrouwelijk perspectief schrijft, loop je het gevaar zinnen in het verhaal te vlechten die je onlangs zelf hebt gebruikt, persoonlijke gedachten. Daarnaast kon ik vrij over seks schrijven, zat daar geen rem op. Ik, vrouwelijk schrijver, kan dat nooit zelf in praktijk hebben gebracht.”
Komt er een vervolg? Ten slotte is er een open einde.
Twee van de aanwezigen zijn vooral geïnteresseerd hoe het nu met één van de protagonisten verder zal gaan, de anderen kunnen zich ook iets voorstellen bij een vervolg op het gehele verhaal. Restmens speelt zich in acht dagen af. Wil je een psychologische ontwikkeling van de protagonist(en) tonen, dan is er een tijdsspanne van vele jaren nodig.
“Misschien moet het een trilogie worden, ik weet dat nog niet.”
© Eus Wijnhoven, juni 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Sandro Veronesi – De kolibrie € 22,99
Marco Carrera (geboren in 1959) leidt aan een groeistoornis en wordt daarom door zijn moeder liefkozend de kolibrie genoemd. De liefde tussen zijn ouders is al lang geleden verdampt als vader Probo besluit hem een kuur met groeihormonen toe te laten dienen. Dit zeer tegen de zin van moeder Laetizia. De kloof tussen beide architecten verdiept zich. Gek genoeg ziet alleen Marco’s oudere zusje Irene hoe de relatie tussen hun ouders steeds meer bevriest. Aan Giacomo, Marco’s jongere broer, en aan ‘de kolibrie’ gaat die koude oorlog voorbij.
De groeihormonen hebben boven verwachting effect gehad en, na enkele forse tegenslagen in zijn leven, is Marco inmiddels een bekend en geliefd oogspecialist. Hij is getrouwd met de Kroatische Marina. Samen hebben zij een dochtertje, Adele. Als psychoanalyticus Daniele Carradori in 1979 op consult verschijnt, verandert dat dramatisch. De man heeft Marina onder behandeling. Hij blijkt Marco’s gehele doopceel te kennen. Als hij de oogspecialist confronteert met diens vermeende verhouding met Luisa, een vrouw die Carrera al kent van toen zij nog een meisje van vijf was, buigt hij, met alle gevolgen van dien.
In De kolibrie verspringt de tijd per hoofdstuk, waardoor stukje bij beetje het leven van Marco Carrera wordt blootgegeven. We vernemen over zijn verliezen en successen, over de drama’s die hem overkomen. Langzaam maar zeker kruipen we in en onder zijn huid. Rode draad door de roman is de verhouding met Luisa, een grotendeels platonische relatie welke soms voor enkele jaren wordt onderbroken. De twee leven een volstrekt tegengesteld leven, de een verliest haar energie in continue veranderingen doorvoeren, de ander door zich vooral niet te bewegen. Zoals Marco haar in 2018 schrijft:
“Ja, ik denk ook dat we samen hadden kunnen blijven als jij erin was geslaagd ons beiden tot stilstand te brengen. Maar je lot is je lot, en als ik de kolibrie ben, dan ben jij de leeuw of d gazelle uit dat gezegde dat me eerlijk gezegd altijd al heeft geïrriteerd: dat je elke ochtend na het opstaan moet gaan rennen, welke van de twee je ook bent.”
Sinds de kennismaking met Daniele Carradori, die zijn voorbeeldige leven ooit volledig heeft doen kantelen, wendt Marco zich tot de psychoanalyticus in tijden van geestelijke nood. En dergelijke tijden kent hij als geen ander. Deze sinusbeweging wordt onderbroken door zijn kleinkind Maraijin, wat ‘de man van de toekomst’ betekent in het Japans.
“Kijk, papa, wat een goed begin. De man van de toekomst is een meisje,” aldus Adele.
Veronesi schetst in De kolibrie het leven van een doodgewone, zeer bijzondere man. Van een zoon, een broer, van een echtgenoot en vader. Van een mens die geconfronteerd wordt met het leven en die confrontaties zo goed en zo kwaad mogelijk ondergaat zonder de illusie te hebben dat leven van koers te doen veranderen. Dat doet de auteur buitengewoon knap, waarbij hij zelfs levenslessen durft mee te geven die niet belerend – maar wel zeer verstandig – overkomen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Corriere della Sera, de belangrijkste krant van Italië, deze roman heeft uitgeroepen tot Boek van het Jaar.
© Eus Wijnhoven, juni 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Timur Vermes – Er ist wieder da€12,95) Nederlandse vertaling is uitverkocht.
De Duitse journalist Timur Vermes (Nürnberg, 1967) studeerde politiek en geschiedenis. Daar is hij weer (Er ist wieder da) is zijn debuutroman, een die getuigt van grote moed: een boek over de wederopstanding van Hitler in het Duitsland van nu, waar nog altijd schaamte heerst over de misdaden begaan in WO-II. Direct na lancering werd het boek een verkoopsucces. Het stond 130 weken in de Duitse bestsellerlijst waarvan 27 op de eerste plaats, en is inmiddels in meer dan veertig talen vertaald.
In de navolgende bespreking zijn quotes uit het oorspronkelijke boek, dus in het Duits, opgenomen.
Adolf Hitler ontwaakt in een parkje in Berlijn-Mitte. Omdat hij geen flauw idee heeft waar hij zich bevindt, spreekt hij enkele opgeschoten jongens aan die aan het voetballen zijn. Tot zijn verbazing treden zij hem brutaal tegemoet. Als hij even later de stad in loopt, wordt hij bijna overreden door een fietser.
“…wenigstens dieser Anblick war mir vergleichsweise vertraut, doppelt zumal. Wir hatten nach wie vor Krieg, er (EW: de fietser) trug zum Schutze einen von vorherigen Angriffen wohl stark beschädigten, eigentlich völlig durchlöcherten Helm.”
AH klopt het stof van zijn uniform en pakt even verderop een krant bij een kiosk. Als hij ziet dat het 2011 is, valt hij flauw. De man van de kiosk ontfermt zich over hem. Hij denkt dat hij met een acteur te maken heeft, ten slotte is dat een veel voorkomend beeld in dit deel van de stad:
“Oder laufen Sie immer so herum?”
AH begrijpt de man niet. Hoe zou hij er anders bij moeten lopen? Zijn uniform is als een tweede huid.
“Ich habe Den Untergang gesehen. Zweimal. Bruno Ganz, der Mann war exzellent, aber an Sie kommt er nicht ran. Die ganze Haltung… mann könnte meinen, Sie waren es.”
Ich klappte den Arm zurück, den Gruβ erwidernd: “Ich bin der Führer!”
Er lachte wieder. “Wahnsinn, das wirkt so natürlich!”
…
“Ich spiele nicht,” antworttete ich, wohl etwas barsch.
“Natürlich nicht,” sagte er und machte ein merkwürdiges Gesicht. Dann zwinkerte er mir zu. “Wo treten Sie auf? Haben Sie ein Programm?”
“Selbstverständlich,” entgegnete ich, “seit 1920! Sie werden als Volksgenosse ja wohl die 25 Punkte kennen.”
De kioskhouder stelt AH aan twee mannen van een productiestudio voor: Joachim Sensenbrink en Frank Sawatzki. Zij zijn onder de indruk van zowel de gelijkenis van de acteur met AH als van diens rol. Niet eerder hebben zij iemand ontmoet die zich zo in de Führer kan verplaatsen. Zij besluiten hem te contracteren en bieden hem enkele minuten zendtijd aan in een satirische show, onder leiding van de Turkse komiek Wizgür. Binnen de kortste keren overschaduwt de gast diens showhost en het duurt dan ook niet lang voor hij zijn eigen televisieprogramma heeft. Wie had gedacht dat hij ooit zo’n uitgelezen kans zou krijgen om zijn boodschap te verkondigen! Zijn populariteit groeit met de dag, allerlei politieke partijen proberen zich aan AH te verbinden, want allen herkennen zij wel iets in de visie van de ‘komiek’. Onder het mom van satire, althans volgens de kijkers, komt hij weg met de meest grove beledigingen en racistische uitspraken.
Onderwijl verblijft AH in een hotel, van waaruit hij zijn kantoor runt, met secretariële ondersteuning van Fräulein Vera Krömeier. Zij leert hem van alles over de maatschappij waarin hij zich nu bevindt, over muizen en computers, over e-mail. Met name Internet doet AH stijl achterover slaan. Wat een vondst!
Daar is hij weer is een hilarisch boek, een persiflage en satire ineen. AH is geen komediant maar schrikbarend reëel. Ondanks 66 jaar democratie blijkt het Duitse volk nog steeds vatbaar voor demagogie en de zucht naar pakkende quotes. De enige kritiek: het lijkt alsof Vermes niet goed wist hoe zijn boek af te ronden, wellicht had hij er eerder een punt achter moeten zetten.
© Eus Wijnhoven, mei 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Sebastian Barry – Duizend manen € 20,00
Winona, een indiaans meisje dat na de brute moord op haar Lakotavolk is geadopteerd door Thomas McNulty en John Cole, leeft in relatieve vrede. Hun huishouden is bijzonder voor die dagen (circa 1870, Noord-Amerika): de homoseksuele geliefden Thomas en John, Lige Magan, een oud-militair, en twee vrijgemaakte slaven, Rosalie en Tennyson Bouguereau. Na de Amerikaanse burgeroorlog kunnen veel inwoners van Tennessee het nog steeds slecht verkroppen dat de zuidelijke Confederatie is verslagen door de noordelijke unionisten, dat slavernij is afgeschaft. Een neger heeft nauwelijks dezelfde rechten als een blanke en een indiaan is niets waard, het zijn Genadeloze wilden, zoals vermeld in de Onafhankelijkheidsverklaring. Winona heeft enkele jaren opleiding genoten en wordt het hulpje van ‘de’ advocaat Briscoe in het stadje Paris. Weliswaar moet men op de boerderij van Magan alle eindjes aan elkaar knopen, maar men is gelukkig.
Tegen alle mores in, wordt de roodharige Jas Jonski verliefd op Winona. Er is zelfs sprake van dat zij gaan trouwen. Thomas McNulty is zelfs bereid zijn mooiste jurk op te offeren om ‘zijn meisje’ een prachtige bruid te laten zijn. Dan slaat het noodlot toe: Winona wordt verkracht en zwaar verminkt. Ze kan zich echter niets van het voorval herinneren en als de sheriff haar wil helpen kan hij weinig voor haar betekenen als zij geen namen noemt.
Terwijl Winona zo goed en zo kwaad als mogelijk lichamelijk en geestelijk hersteld is, wordt Tennyson langs de kant van de weg naar Paris gevonden. Hij is zwaar gewond en na zijn herstel is er niets over van de gezellige babbelzieke man die hij ooit was. Zelfs zijn zus Rosalee weet hem nauwelijks meer te bereiken. Is hij gek geworden? Winona weigert zich erbij neer te leggen.
Het indiaanse meisje besluit het heft in eigen hand te nemen. Deels slaagt zij in haar missie, al zal zij de schuldigen van de twee misdrijven niet kunnen aanpakken zoals zij voor ogen had. Nadat Jas Jonski wordt vermoord lijkt voor haar het doek te vallen. Ondanks dat advocaat Briscoe alles in het werk stelt om zijn boekhoudster vrij te pleiten, wordt zij aangewezen als de moordenares van haar voormalige vriendje. Er is slechts een kort juryberaad nodig om haar naar de galg te verwijzen. In de dagen voorafgaand aan de voltrekking van haar doodstraf verneemt Winona wat zich werkelijk heeft voorgedaan, die keer dat zij ‘uiteen gereten’ was. Op dat moment is zij bereid haar lot met een schoon gemoed onder ogen te zien. Maar in een week tijd kan er nog van alles gebeuren…
Duizend manen is een vervolg op Dagen zonder eind (2016). De boeken zijn prima los van elkaar te lezen. Barry schrijft met brille, waarbij hij zich meester toont in verrassende metaforen. Wederom heeft hij aan de hand van een kleine persoonlijke geschiedenis de complexiteit van een periode uit de geschiedenis ontsloten.
© Eus Wijnhoven, mei 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Anjet Daanje – De herinnerde soldaat € 24,99
Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog wordt vlak achter de frontlinie een soldaat gevonden. Ogenschijnlijk mankeert hij niets, maar hij is zijn geheugen kwijt. Men brengt hem naar een gesticht waar hij in de loop der jaren een dagelijks ritme opbouwt. Als de behandelend artsen een advertentie plaatsen op zoek naar familie van de man, melden zich enige dames, allen hoopvol gestemd om vier jaar na de Grote Oorlog hun vermiste geliefde weer te vinden. Eén van hen vertelt vol overtuiging dat hij Amand Coppens is, fotograaf van beroep. Haar echtgenoot en vader van hun twee kinderen. Zij neemt hem mee naar Kortrijk waar zij een kleine fotostudio heeft.
Amand herinnert zich niets meer van zijn nieuwe omgeving, maar dan vertelt ze hem dat hij vroeger in Meenen woonde, een plaats verderop waar zijn ouders een kruidenierszaakje hadden. Ook zijn kinderen Gust en Roos zeggen hem niets. Samen met zijn vrouw Julienne probeert hij het leven weer op te pakken. Zij leert hem foto’s te ontwikkelen en weet hem als ‘attribuut’ in te zetten voor weduwen die hun geliefde in de oorlog zijn verloren. Langzaam maar zeker ontsluit zij hem zijn verleden. Niet dat dit hem enigszins geruststelt. Bijna iedere nacht heeft hij vreselijke nachtmerries waarbij hij soms een gevaar vormt voor Julie en de kinderen. Zelfs is hij bang dat hij zijn vrouw eens zal vermoorden. Zij weet hem te troosten door met hem te vrijen, een probaat middel om hun ergernissen aan elkaar en hun sporadische ruzies de kop in te drukken. Toch dweept hij met zijn Julie, hij betitelt hun samenzijn als ware romantiek.
“… romantiek, zegt ze, is voor onnozelaars die van alles verzinnen om de waarheid niet onder ogen te hoeven zien…”
Regelmatig keren dromen terug bij Amand. Hij ziet een vrouw met lange blonde haren en hij herinnert zich haar naam: Käthe, een Duitse. Ook een zwarte hond wandelt steeds vaker het irreële decor binnen. Er zijn zelfs momenten dat hij overdag begint te raaskallen en dat hij zich inbeeldt dat hij ene Louis is. Ondertussen probeert Julie er het beste van te maken, ook al verzoekt hij haar hem naar het gesticht terug te brengen nu zijn waanbeelden alsmaar terugkeren en hem soms dagenlang niet meer verlaten. Dat zij dat voor zichzelf doet, voordat zijn geheugen hem volledig in de steek laat. Toch treedt er ook enig herstel op: soms herinnert hij zich recente gebeurtenissen. Dan slaat de argwaan toe: vertelde Julie vorige keer niet een hele andere versie van een gebeurtenis? Houdt zij hem voor de gek?
“”…hij zegt dat ze niet tegen hem moet liegen, ze weet dondersgoed dat ze niet eerlijk tegen hem is…”
Helaas is haar geheugen het enige kompas waarop Amand kan varen. Op enig moment geeft ze toe dat ze hem niet de gehele waarheid heeft verteld en als zij hem vervolgens zaken uit haar verleden opbiecht, gelooft hij haar weer. Enige rust schept dat niet, want zijn waanideeën spelen hen steeds vaker parten.
De ontwikkeling van Amand komt traag tot stand, waardoor je regelmatig het gevoel besluipt dat je het nu wel zo ongeveer weet en geneigd bent pagina’s over te slaan. Alles wordt zeer gedetailleerd beschreven, de kleding die men draagt, het interieur van het huis, het ontwikkelen van foto’s. Dat zou een onsje minder mogen zijn. Een nawoord van iemand als Vlaming Stefan Hertmans zou een mooie aanvulling zijn op dit verhaal van een frontsoldaat uit WO-I. Tot slot: Anjet Daanje heeft een knap geconstrueerd verhaal geschreven, met een verrassende apotheose!
© Eus Wijnhoven, mei 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Isabella Hammad – De Parijzenaar € 27,50
Midhat Kamal is de zoon van een succesvolle textielhandelaar uit Nablus, een stad in het Ottomaanse Palestina. Als jonge tiener wordt hij door zijn stiefmoeder naar een kostschool in Constantinopel gestuurd. Vanaf dat moment is hij zoekende naar wie hij zelf is.
Enkele maanden voordat WO-I uitbreekt vertrekt hij naar Montpellier waar hij medicijnen gaat studeren. Op de boot naar Marseille ontmoet hij Faruq, docent aan de talenfaculteit van de Sorbonne in Parijs. Deze bereidt hem zo goed en zo kwaad als het kan voor op wat Midhat in Frankrijk te wachten staat.
Dokter Frédéric Molineu, antropoloog, en diens dochter Jeannette fungeren als gastfamilie voor de geneeskundestudent. Ze introduceren hem bij hun vrienden. Als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, worden veel studenten opgeroepen voor het leger. Ondertussen bloeit de relatie tussen de jonge Palestijn en Jeannette op. Als zij hem vertelt dat haar moeder zelfmoord heeft gepleegd, belooft Midhat uit te zoeken welke geestelijke ziekte er waarschijnlijk ten grondslag heeft gelegen aan haar depressies. Bij toeval komt Midhat er vervolgens achter dat dokter Molineu notities bijhoudt over de ontwikkeling van de Palestijn in een nieuwe cultuur. Tijdens het diner dat daarop volgt, barst de student in woede uit. De volgende dag verlaat hij Montpellier als een dief in de nacht.
Hij pakt zijn leven weer op in Parijs, waar hij zijn intrek neemt bij Farud en geschiedenis gaat studeren. Hij is verrukt over de heersende seksuele vrijheid en “bladert door de vrouwen van Parijs heen.” Meer en meer neemt hij verschillende rollen aan, minnaar, Arabier en debater in discussies over de toekomst van Palestina nu dat is ‘bevrijd’ door de Britten. Wat zal de invloed van het zionisme daarbij zijn? Iets blijft er knagen: zijn gevoelens voor Jeannette.
Nadat WO-I is afgelopen, keert Midhat terug naar huis. Voor hij in Nablus arriveert, onderschept zijn vader een brief uit Frankrijk. Halverwege de vertaling ontsteekt de man in woede. In plaats van zijn zoon bij thuiskomst in de armen te sluiten, reageert hij afstandelijk en stelt Midhat voor de keuze: of je vestigt je ter plaatse als arts, of je komt in de zaak. Tevens eist zijn vader dat hij binnen het jaar zal trouwen. In de maanden daarna blijkt dat cultuur en sociale omgeving het leven van de jongeman meer bepalen dan hem lief is. Als zijn vader plotseling overlijdt valt hij – ook financieel – in een zwart gat.
Het tweede deel van de roman bestrijkt de periode 1919 – 1936, een tijd die gekenmerkt wordt door het zoeken van een volk naar houvast. Na WO-I zijn er pogroms uitgebroken in Polen en Rusland en veel Joden vluchten uit die regio’s. De Britten zitten er aardig mee in hun maag en stimuleren de zionisten terug te keren naar hun ‘Beloofde’ land. Met argusogen zien de Palestijnen de invasie van zionisten aan, nationalistische gevoelens steken de kop op. Ideale voedingsbodem voor onafhankelijkheidsstrijd. Sommige recensenten hebben bedenkingen bij dit deel van de roman. Je kunt het ook beschouwen als een stukje geschiedenis, als een college waarin de oorsprong van de strijd tussen Palestijnen en Israëliërs haar wortels vindt.
Terug naar Midhat, die naast de verslagen van de onafhankelijkheidsstrijd – een oorlog waar je niet meer persoonlijk voor kiest, maar waartoe de omgeving je dwingt – in deel 3 weer de boventoon voert. Na te hebben ontdekt dat hij is verraden, wordt Midhat getroffen door een psychose. Hij wordt opgenomen in een Britse psychiatrische inrichting en hij hallucineert er op los, iets wat uiteindelijk wellicht het begin van herstel is: aanvaarden wat hem is overkomen en waarderen wat hij heeft bereikt, hoe weinig dat ogenschijnlijk ook is.
Isabella Hammad heeft met De Parijzenaar een prachtige roman afgeleverd. Het is nauwelijks te bevatten dat dit een debuut betreft. Eén kanttekening: Arabisch taalgebruik is cursief gedrukt, maar het ‘woordenboek’ achterin dekt slechts een deel van die woorden. Overigens begrijp je in de meeste gevallen wel wat er ongeveer bedoeld wordt.
© Eus Wijnhoven, mei 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Jakub Małecki – Roest € 20,00
In 2002 gaan Eliza en Telek naar een concert van Roger Waters in Warschau. Hun zevenjarig zoontje Szymek zal bij oma Tośka logeren in de geboorteplaats van Eliza, Chojny. De jongen geniet van de vrije natuur daar. Met zijn vriendje Budzik maakt hij metalen siervoorwerpen door munten, spijkers en scharnieren op de spoorrails te leggen. Nadat de trein er overheen is gereden, resteert de grote verrassing. Is het oorspronkelijke voorwerp veranderd in een libelle? In een spin? Als Szymek die avond naar het huis van oma loopt, papa en mama zullen hem ten slotte zo komen ophalen, verneemt hij dat zijn ouders juist daarvoor bij een auto-ongeluk zijn omgekomen.
Roest biedt twee verhalen ineen. Allereerst is er het verhaal van Szymek die bij oma opgroeit nadat zijn ouders zijn verongelukt. Daarnaast is er het verhaal van Tośka, dat begint als zij net zo oud is als haar kleinzoon nu. Zoals zoveel van de families uit haar jeugd is Tośka altijd in Chojny gebleven, ondanks de vloek die er op het dorp rust, de vloek die daar roest vanaf WO-II. In alternerende hoofdstukken worden beide protagonisten steeds ouder, waarbij Szymek zich langzaam van dat rampzalige moment in 2002 verwijdert, terwijl Tośka er als het ware naar toe groeit.
Op verbluffende wijze toont Małecki hoe weinig de levens van de verschillende generaties verschillen. Er wordt gevochten (opgedroogd bloed als roest op witte shirts), men heeft elkaar lief. Ondertussen corrodeert het leven, zoals ijzer roest. De rol die vriendschap speelt in de diverse generaties verschilt nauwelijks van elkaar. En zo zijn er meerdere overeenkomsten. Zowel Tośka, Eliza als Szymek grijpen niet de kansen die zich aandienen om uit hun tredmolen te ontsnappen. Ook met betrekking tot nageslacht lijkt de familie aan een lotsbestemming onderhevig: de twee vrouwen raken ongepland zwanger, Szymek wordt ongepland vader.
Met Roest heeft Małecki een prachtige roman geschreven, die nauwelijks onderdoet voor het werk van de grote Poolse schrijver Wiesław Myśliwski . Trek daarbij de beste vertaler Pools – Nederlands aan die je kunt krijgen – Karol Lesman – en kwaliteit is gegarandeerd. Roest is top!
© Eus Wijnhoven, mei 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Amos Oz en Shira Hadad – Wat is een appel? € 23,99
Na het redigeren van Amos Oz’ roman Judas, ontdekten de schrijver en zijn redacteur dat zij nog niet waren uitgepraat. Vele lange sessies volgden, waarvan Wat is een appel? het resultaat is: zes gesprekken over schrijven en over de liefde, schuld en andere gevoelens.
Op zijn twaalfde pleegde de moeder van Amos Klausner zelfmoord. Daarna besloot de jongen, die nauwelijks een band met zijn vader had, in zijn eentje te vertrekken naar kibboets Choelda. Hij was toen veertien jaar en nam een nieuwe achternaam aan: Oz, dat zoveel betekent als ‘kracht’ of ‘moed.’ Zijn uitstraling kwam allesbehalve overeen met die naam, hij was een kleine, witte jongeling, slecht in sport, onaantrekkelijk voor de meisjes. Tot zijn zevenenveertigste is hij in Choelda blijven wonen, de kibboets waar hij schreef in een kleine werkkamer of nachtenlang op het toilet. In dat kleinste kamertje zat hij op het wc-deksel, waarbij een kunstboek van Van Gogh als onderlegger van zijn schriftjes diende.
Oz heeft zeer uitgesproken meningen over schrijven. Zo gelooft hij dat slechts verhalen in de verleden tijd kwalitatief goed kunnen zijn, zelfs in romans die zich in het jaar 3000 afspelen. Van zijn eigen werk kan hij nauwelijks genieten.
“Het frustreert me omdat ik zie dat ik het tegenwoordig beter zou kunnen, of het frustreert me omdat ik het gevoel heb nooit meer zo goed te kunnen schrijven.”
Dezelfde zee is zijn enige boek dat deze emotie niet bij hem oproept. Oz noemt autorijden als metafoor voor schrijven: in het begin van je carrière heb je zowel een voet op het gaspedaal als op de rem. Na verloop van tijd neem je gas terug, terwijl de druk die je op de rem uitoefent toeneemt. Schrijven wordt dus niet makkelijker met de jaren, maar moeilijker.
“In elk boek zitten ten minste drie boeken: het boek dat jij hebt gelezen, het boek dat ik heb geschreven, dat noodzakelijkerwijs anders is dan het boek dat jij hebt gelezen, maar er is nog een derde boek: dat is het boek dat ik had geschreven, als ik genoeg kracht had gehad. Genoeg vleugels. Dat boek, het derde, is het beste van de drie.”
Oz heeft een moeilijke relatie gehad tot seksualiteit. De meisjes keken niet naar hem om, zij lieten hun oog vallen op gespierde bruine tractorbestuurders in de kibboets. Zijn erotische opvoeding begon met boeken. Madame Bovary, Anna Karenina, Jane Austen, Virginia Woolf, Emily Brönte. Als belangrijkste eigenschap van de mens, van een goed Schrijver, van erotiek noemt Oz: nieuwsgierigheid.
Een schrijver moet zijn beperkingen kennen: “Ik ben niet in staat te schrijven over een man die wijzer is dan ik, noch over een personage dat over meer humor beschikt dan ik. Met geen mogelijkheid. Kwaadaardiger? Absoluut. Hongeriger, Meer verzadigd? Emotioneler? Geiler? Ouder? Jonger dan ik? Dat wel/ Dat heb ik meermalen gedaan.”
Zijn kritiek op literatuuronderwijs brengt hij scherp onder woorden: “Een docent literatuur aan de middelbare school moet geen onderzoekers opleiden … een docent literatuur moet lezers verleiden.” Zijn eigen docent, meneer Michaëli, analyseerde niet, muggenziftte niet over ‘wat wilde de verteller zeggen.’ Het interesseerde hem niet als de halve klas zat te klieren. Onverstoorbaar las hij de luisteraars voor, hij vertelde simpelweg verhalen.
Wat is een appel? is geen biografie. Meer nog dan uit een biografie komen de sterkste drijfveren van de schrijver uit dit boek naar voren, door wat hij vertelt en door wat hij niet vertelt. Verzwijgen zegt ook iets over de man achter het verhaal. Dit verslag van vele gesprekken tussen auteur en redacteur is een aanrader voor de liefhebbers van het werk van Oz, Grossman en Shalev.
© Eus Wijnhoven, april 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Roger Martin du Gard – De Thibaults, deel 2 € 49,99
Een bespreking van het eerste deel van deze romancyclus vindt u hier: https://www.hebban.nl/recensie/eus-wijnhoven-over-de-thibaults-deel-1.
Nadat vader Oscar Thibault in Parijs is overleden, gaat Jacques terug naar Zwitserland. Hij besluit van Lausanne naar Genève te verhuizen, ten slotte vindt hij daar meer kameraden die net als hij beseffen dat er iets moet veranderen in de wereld.
“Net als hij droomden ze er allemaal van op de puinhopen van de huidige wereld een rechtvaardige maatschappij op te bouwen.”
Het kapitalisme dient bedwongen te worden, uitbuiting van de arbeider beslecht. Helaas blijken de ideeën over de aanpak van de strijd tamelijk uiteen te lopen. De een zweert bij Mussolini, de ander wil stakingen om hun doel te bereiken. Waar men het over eens is: er dient ‘iets’ te gebeuren in Europa, wat het sein zal zijn om de Revolutie te starten.
Op 28 juni 1914 wordt aartshertog Franz Ferdinand in Sarajevo vermoord. De gespannen verhoudingen in de regio bereiken hun hoogtepunt. Zal de oorlog uitbreken? Dat biedt de socialisten wellicht de gelegenheid voor hun internationale Revolutie. “Het is te vroeg,” reageert Meynestrel, alias De Piloot. Het proletariaat is nog niet klaar voor de revolutie.
Jacques vertrekt in opdracht van Meynestrel naar Parijs. Op 19 juli 1914 bezoekt hij zijn broer Antoine in Parijs. Met schroom in de schoenen keert hij terug naar de Rue de l’Université, naar zijn bourgois verleden. Antoine is verheugd over deze onverwachte gast die hij sinds de dood van hun vader niet meer heeft gezien of gesproken. Tijdens het diner uit de jonge arts zijn ambities, hij wil zijn naam vestigen op het gebied van de kinderpsychologie, een onontwikkeld terrein. Jacques begrijpt niet dat zijn broer geen oog heeft voor de oorlogsdreiging. Vol vuur spreekt hij over de Socialistische Internationale waarbij hij zich heeft aangesloten, terwijl hij Antoine minachtend beschouwt. De twee leven in een andere wereld. Toch is Antoine het met zijn broer eens als die beweert dat er iets moet veranderen in de maatschappij; maar dan wel via hervormingen, stapje voor stapje. Voordat Jacques weer uit Parijs vertrekt, ontmoet hij zijn jeugdliefde Jenny, zusje van zijn boezemvriend Daniël Fontanin. Samen zwaaien zij Daniël uit, die opgeroepen is zich aan de grens te vestigen tegen het aanzwellende Duitse gevaar.
MdG beschrijft nauwgezet de ontwikkelingen die uiteindelijk tot WO-I leiden. “Particulieren vechten om zich van winst te verzekeren; landen om afzetmarkten, grondgebieden, havens te veroveren,” laat hij Jacques overdenken. Iedereen wil vrede, maar uitsluitend vrede waar zij voordeel van hebben. Jacques is er van overtuigd dat oorlog vermeden kan worden, “door simpel gezond verstand en de vredelievende wil van twee of drie staatslieden.” Tot zijn afgrijzen ziet hij dat het anders loopt.
“Het is verbijsterend om te zien dat zes of acht mannen in Europa – tien misschien – onderling geschiedenis maken.”
Als enige uitweg ziet hij een verbond tussen socialisten in de landen waar regeringen tegen elkaar opbieden middels een ongebreidelde wapenwedloop en manipulatie van de pers. “Al zou de kans om de oorlog te verhinderen maar één op de honderd zijn, dan nog moeten we dat risico lopen!” aldus Jacques. Samen met Meynestrel waagt hij de gok. Als de mobilisatie is afgekondigd en het Duitse en Franse leger in de Elzas tegenover elkaar staan, besluiten zij twaalfhonderdduizend pamfletten boven het gebied uit te strooien, waarin de soldaten wordt opgeroepen hun verstand te gebruiken en naar huis terug te gaan, massaal hun plunjezak aan de wilgen te hangen. Het loopt echter anders, waarbij Jacques het leven laat.
Antoine is vanaf 2 augustus, de eerste dag van de mobilisatie, opgeroepen als arts in de frontlinie. Tot 1917 weet hij het noodlot te ontlopen, maar dan wordt hij getroffen door een aanval van mosterdgas. Na verblijf in verschillende ziekenhuizen keert hij terug naar Parijs, en naar het buitenhuis van de familie dat inmiddels door madame Fontanin tot noodhospitaal is omgebouwd. Hier ontmoet hij Jenny, met haar driejarige zoontje Jean-Paul, een joch dat al net zo dwars is als wijlen zijn vader. Tot Antoine’s verbazing heeft Jenny de ideeën van haar grote liefde volledig omarmt:
“Wat monsterlijk is,” zei ze met opeengeklemde kaken, “is de lijdzaamheid van de volkeren. Zij vormen de meerderheid! De macht.”
Antoine geniet van zijn kleine neefje, maar beseft allengs dat hij niet meer zal genezen. Langzaam maar zeker gaat zijn gezondheid achteruit. Meer en meer begrijpt hij Jacques’ beweegredenen. Met angst beziet hij de toekomst van Europa, het gemak waarmee regeringen het volk muilkorven.
“Ik denk dat de staten niet bereid zijn om de absolute macht op te geven die de oorlog hun heeft verleend. Daarom vrees ik dat de tijd van democratische vrijheden voorlopig voorbij is.”
Een mooie parallel met ‘de oorlog tegen corona,’ waarbij overheden onze vrijheden meer en meer inperken. Het is nog maar de vraag in hoeverre zijn hun ijzeren greep op de bevolking straks weer willen loslaten, net als honderd jaar geleden.
In dergelijke omstandigheden komen duivelse krachten boven: “Niet het patriottisme, een natuurlijk instinct, zet aan tot oorlog, maar het nationalisme, een kunstmatig verworven gevoel. Verknochtheid aan de grond, aan de streektaal, aan de tradities…” Een nationalisme waartoe ook tegenwoordig hele volksstammen zich laten verleiden als er sprake is van gepercipieerde dreiging, of het nu een virus betreft of buitenlanders. Een nationalisme dat zich ook vandaag de dag als een kankergezwel over de Westerse wereld verspreidt.
Dat nationalisme is tevens de handicap waardoor geen van de betrokken landen ook maar iets voelt voor de ideeën van president Wilson van de VS: oprichting van een Volkenbond. Wederom is het ieder voor zich. Gedesillusioneerd beseft Antoine dat het wellicht nog ‘duizenden’ jaren zal duren voordat hebzucht en afgunst geen menselijke eigenschappen meer zijn. Hij beschouwt zijn eigen leven, en beseft dat hij niet meer dan een ‘middelmatig’ mens is geweest, zonder echte ontwikkeling, zijn professionele prestaties daargelaten.
Niet voor niets ontving Roger Martin du Gard – tot zijn eigen afgrijzen – in 1937 de Nobelprijs voor de literatuur voor De Thibaults, met recht een magistraal werk!
© Eus Wijnhoven, april 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Yuval Noah Harari – Homo Deus € 19,99
Wat is het toch dat je bepaalde non-fictie boeken verslindt alsof het avonturenromans zijn? Zelfs als je niet per se in het onderwerp geïnteresseerd bent, maar het slechts met tegenzin gaat lezen omdat iedereen het leest, for God’s sake? Een uitstekende stijl, overtuigingskracht, wijsheid, dat is het; je moet verder lezen, steeds sneller, want je wist niet dat je zo blind was voor wat er om je heen gaande is. Dat technologische vooruitgang, welvaart en welzijn niet bereikbaar is zonder vele slachtoffers te maken. Je wist niet dat een schrijver je dusdanig kan raken, dat je eens in de spiegel kijkt en jezelf afvraagt: Waar ben ik mee bezig? Is dit wat belangrijk voor mij is en, vooral, voor de toekomst van de wereld van mijn kinderen? Yuval Noah Harari maakt als het ware een haarscherpe foto van de maatschappij waarin wij nu leven.
“Momenteel lijkt het misschien alsof onsterfelijkheid, geluk en goddelijkheid de eerste agendapunten zijn.”
Het humanisme als ‘dominante wereldreligie’ zal volgens Harari ten onder gaan aan haar pogingen de humanistische droom te vervullen.
“Dat is de voornaamste opzet van dit boek.”
Langzaam maar zeker neemt hij ons mee, van Homo sapiens naar Homo Deus. We zijn niet meer tevreden met een vijftig jaar langere levensverwachting, we willen meer, altijd maar meer; we streven naar onsterfelijkheid, een ideaal dat wellicht nog haalbaar is ook binnen enkele decennia (EW: wat ik me dan afvraag, en waar Harari geen antwoord op geeft: En dan? Zonder iets om naar te streven, geen leven). Voor weinigen zal dat ultieme doel misschien bereikbaar zijn, maar is dat iets om te vieren? De kloof tussen haves en have nots neemt al decennialang toe, ook in België en Nederland, zelfs in het zo sociale Zweden. Meer dan ooit zal (individuele) kennis macht betekenen. Zij die de snelste computers hebben zullen mede door middel van artificial intelligence een schrikbarende voorsprong nemen op anderen. It’s the data, stupid. Langzaam maar zeker verworden wij tot robots, nu al creëren we robots die zelflerend zijn. Zijn de rollen straks omgedraaid? Maar wij willen toch de goddelijke status bereiken?
Homo Deus ís een avonturenroman, een thriller waarin u, lezer, een rol speelt. Een bijrol wellicht; misschien ooit een hoofdrol, maar bedenk dat de Euro Jackpot slechts op één lot kan vallen. Al interesseert het onderwerp u geen barst, al heeft u niets op met glazenbolkijkers, voorspellers en futurologen, dit boek grijpt ook u bij de kladden. Zeker èn vast!
© Eus Wijnhoven, april 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Sebastiaan Chabot – De slaap die geen uren kent € 21,99
Reichsburg, november 1950. Kurt Victor Karl Kutschfeld, eenenvijftig jaar oud, ontsteekt de lantaarns in zijn hoedanigheid als straatlichtbewaarder. Hij kijkt terug op zijn verleden en vraagt zich af welke levens hij heeft laten liggen. Zijn alter ego zal hem daarbij helpen.
“…eindelijk realiseerde hij zich dat hij zou sterven zonder religie en dat hij wellicht nu juist daarover ietwat religieus was geweest.”
Drie generaties later. Terwijl Vader en Moeder zijn gaan tennissen, stoken Victor en Benjamin Kutschfeld een vuurtje achterin de tuin van hun Haagse woning. Als het vuur niet wil vlammen ‘zoals dolfijnen’, krijgt de tienjarige Victor een idee: het portret van zijn overgrootvader, dat enge masker in de gang dat door het huis spookt. Samen met twee vriendjes verwijderen zij het portret van Kurt Victor Karl Kutschfeld, slepen het mee naar buiten en gooien het op het vuur. Als de ouders thuiskomen, krijgt Victor een flink pak rammel van Vader, bij het ontbijt de dag daarna snoert Moeder de jongen vast met een sjaal aan zijn keukenstoel.
“Nu Victor opkeek naar de afwezigheid (EW: van het portret) kwam het toch meer op hem over als een gapend gat. En hij wist dat het aan hem was om het gat te dichten. Dicht te gooien met verhalen. Verhalen die zo tot de verbeelding spraken dat een schilderij niet nodig was: Vaders grootvader zou een niet meer weg te denken persoon in de herinnering van de familie worden. De verhalen, die zouden Vaders opa vormen, het schilderij zou slechts een matige afspiegeling zijn.”
Opa Gerhard Kutschfeld, zoon van de straatlichtbewaarder, verblijft in Reichsburg en is der dagen zat. Met behulp van zijn zoon in Den Haag wil hij in Nederland euthanasie laten plegen. Als de vader van Victor bij het stadhuis de benodigde papieren wil verzamelen, blijkt dat zijn vader officieel in 1945 al is overleden. Langzaam maar zeker ontsluit zich een verleden waarvan hij geen weet heeft gehad, een geschiedenis die zijn leven doet kantelen.
De slaap die geen uren kent is een vervreemdend boek. Niet alleen omdat het heen en weer springt in de tijd (van 1950 en heden), maar door de vele vreemde namen van de Reichsburgse stedelingen vlak na de oorlog. Chabot speelt met namen, wat op zeker moment gaat irriteren: “Meneer Sommerbrandt, Hoofd Sneeuw in Reichsburg en Omstreken, die altijd koude handen had.” “Meneer Unterrichter, Hoofd Politie van Reichsburg en Omstreken.” “Dokter Kleinenleedt.” De lulpraatjes die gevoerd worden tussen ambtenaren en burgers, kleine ondernemers en hun klanten, hadden meer beperkt mogen worden. Eén keer is leuk, maar meerdere confrontaties met dit geneuzel verveelt. Anderzijds komt de auteur met verrassende vondsten, zoals voorwerpen die emoties vertonen:
“Meneer Kutschfeld schuifelde half struikelend terug over de stoïcijnse stenen van het perron.”
“Achter het huis keerde de tuin zich binnenstebuiten en wendde zich stilletjes tot zijn innerlijke donkerte.”
“De magere berk verwijderde zijn slecht zittende pruik en verwelkomde de ziekte zoals de ziekte zich aan hem voorstelde.”
Af en toe schrijft Chabot prachtig beeldend:
“Op de onderkin van de maan na was de gehele lucht gelig ingezeept met sneeuwwolken; het kon nu niet lang meer duren voordat er een scheermes langs het hemelblad zou worden gehaald, de plukken wolk zouden loslaten en het zou gaan sneeuwen, en zwaar zou gaan sneeuwen.”
De details en verbanden in De slaap die geen uren kent komen het beste tot hun recht na tweede lezing. Dan weet je welke passages je beter kunt overslaan en bij welke je langer moet stilstaan. De roman was de afstudeerscriptie van Chabot bij schrijfdocent Jonathan Safran Foer in NYC. Safran Foer, niet de minste, beveelt het boek dan ook ten zeerste aan. Het is zonder meer een knap debuut, de rafelrandjes in acht genomen.
© Eus Wijnhoven, april 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Jaan Kross – De Gek van de Tsaar € 24,99
Begin 1800. Edelman Timotheus von Bock is de rechterhand van de Russische tsaar Alexander I. Tegen alle gebruiken in trouwt hij een meisje van eenvoudige komaf, Eeva. Daarmee vervreemdt hij zich van adellijke kringen. Timo is fervent aanhanger van de chevalerie: ridderlijkheid, zorg voor elkaar. Juist de edelen dienen de mensen die het minder goed hebben te beschermen. Langzaam maar zeker beseft hij in wat voor corrupte wereld hij leeft, waarop hij zich aan zijn belofte aan de tsaar houdt: eerlijkheid tot op het bot. Daarop schrijft hij een manifest, een aanzet tot een grondwet, waarin hij tevens de vele misstanden aan de kaak stelt. En hij spreekt de tsaar aan op diens gedrag. De eerlijkheid die Alexander van hem verlangde, doet hem in de kerker belanden.
Na negen jaar gevangenschap, schenkt de nieuwe tsaar Nicolaas I de inmiddels tandeloze Timo de vrijheid met als argument dat hij gek is verklaard. Hij mag terugkeren naar zijn landgoed Woiseck maar is niet gerechtigd zich buiten dat landgoed te begeven. In Woiseck maakt hij kennis met zoon Georg/Jüri. Bij zijn arrestatie was Eeva drie maanden zwanger. Hij beseft dat Jakob, de broer van Eeva die ook op het landgoed woont, zijn vrouw en kind al die jaren heeft bijgestaan en de twee bouwen een hechte vriendschap op. De spionnen van de tsaar die als bedienden op het landgoed zijn aangesteld, staan een doorsnee leven daarbij nauwelijks in de weg.
Is Timo nu gek of speelt hij toneel? Volgens eigen zeggen wordt hij geplaagd door zogenaamde Ikvibi’s, wezentjes die hem sarren en hem krabben. Zoals hij zich gedraagt tegen heren van zijn stand, doet ook vermoeden dat hij ze niet allemaal meer op een rijtje heeft. Op andere momenten lijkt hij volledig bij zinnen. En waarom is hij ooit gearresteerd, wat stond er precies in het memorandum dat Timo aan Alexander I heeft gestuurd? Per toeval vindt Jakob een kopie van het manuscript. Hij weet niet wat hij leest…
Jüri wordt op negenjarige leeftijd door Nicolaas I ingelijfd in het lyceum waar hij wordt voorbereid voor het adelborstencorps. De jongen is bijzonder intelligent en het is een slinkse manier hem te verwijderen van zijn vader met diens verwerpelijke ideeën. Een extra barrière nu Jakob zijn zus en haar echtgenoot er van heeft kunnen overtuigen dat er maar één ding opzit: vluchten naar het buitenland. Minutieus bereidt Jakob de vluchtroute voor nadat Timo onder strakker toezicht is gesteld, nota bene dat van zijn zwager. Enkele keren gaan de plannen om met de Hollandse schipper Snijder te ontsnappen niet door, maar dan lijkt alles goed te komen.
De Gek van de Tsaar is gebaseerd op het dagboek van Jakob Mättig. De meeste personen die vermeld zijn hebben echt bestaan. Velen hebben een prominente rol in de geschiedenis van het land gespeeld. Ondanks de dagboekvorm is het een prachtig verhaal. Minder fraai is de slordigheid van uitgeverij Prometheus bij de verzorging van deze jubileumuitgave: Woiseck wordt soms gespeld als Wolseck of Woiseek; ‘daar- voor’ in plaats van ‘daarvoor’ (dergelijke fouten nemen toe naarmate het verhaal vordert); Timo die op 13 november 1828 veertig wordt en op 13 november 1830 drieënveertig).
© Eus Wijnhoven, maart 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Nir Baram – Aan het einde van de nacht € 23,99
Jonatan, schrijver die heeft deelgenomen aan een schrijversfestival in Mexico, wordt na een wilde nacht wakker in zijn hotelkamer in Mexicostad. Vaag herinnert hij zich wat er gisteren is gebeurd en hij beseft dat hij heeft rondgebazuind dat zijn beste vriend Joël is overleden. Maar Joël leeft echter nog, in Jeruzalem… Hij houdt echter vast in een principe uit zijn jeugd: vanaf het moment dat je een verhaal had verzonnen, was je verplicht erover te waken, erin te volharden tot het eind.
Jonatan groeit op in een tamelijk liefdeloos gezin in de Jeruzalemse wijk Beet Hakerem aan de rand van de wadi (EW: droge rivierbedding). Hij heeft een oudere broer, Sjaoel, die in New York woont. Hij kijkt op tegen Sjaoel, maar is ook jaloers op hem. Bijvoorbeeld vanwege de nauwe band die de jongeman heeft met hun moeder, terwijl zij haar jongste zoon ziet als een mislukt project wat niet te verbeteren valt. Joël, zijn klasgenootje dat in de flat tegenover de hunne woont, is zijn enige steun en toeverlaat. Samen proberen zij stand te houden tegen de woeste jongens van de hoge torens, die een continue bedreiging vormen. Soms staan zij Tali toe hen te vergezellen, het knapste meisje uit de klas dat ook bij de jongens in de straat woont.
Jonatan en Joël creëren een virtuele wereld, een maatschappij waarin zij de karakters scheppen en hun handelen bepalen. Totdat Joël daar geen zin meer in heeft. Als Jonatan daarna verneemt dat Joël en Tali verkering met elkaar hebben, voelt hij zich verraden door zijn beste vriend. In hun middelbareschooltijd hervinden de jongens elkaar, vooral als de vader en moeder van Jonatan in New York verblijven. Moeder heeft een ongeneeslijke vorm van kanker en de ouders vestigen hun laatste sprankje hoop op de Amerikaanse artsen.
Jonatan is een beginnend schrijver die boeken schrijft welke zijn gebaseerd op de jeugd van de jongens, Joël is een cynische assistent-advocaat. Mede gezien werk en relaties zien zij elkaar minder vaak, ook al wonen beiden inmiddels in Tel Aviv. In tegenstelling tot Jonatan, die Sjira trouwt en al snel vader is van zoontje Itamar, kan Joël zijn draai niet vinden. Zijn relaties houden geen stand en hij vervalt in depressies die hem ten slotte doen besluiten weer in te trekken bij zijn ouders, op zijn oude jongenskamertje in Beet Hakerem.
Aan het einde van de nacht is boven alles een verhaal van hunkering naar erkenning, naar liefde. Daarop aansluitend een schets van een zeer innige vriendschap die door allerlei factoren van buitenaf wordt bedreigd. Baram heeft dat op knappe wijze voor het voetlicht gebracht, niettegenstaande de woorden die hij Joël in de mond legt: “Geloof jij werkelijk dat het mogelijk is deze wereld te onderzoeken met een paar verhaallijnen, een paar personages, dat je ook maar een korreltje hebt aangeraakt van wat hier heeft bestaan?”
© Eus Wijnhoven, maart 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Özcan Akyol – Generaal zonder leger € 3,75
Wat heerlijk, een essay door een dwarsdenker, door een auteur die door literair Nederland nauwelijks serieus wordt genomen. En wat een lef van de CPNB om juist Özcan Akyol te vragen!
Mijn boekhandelaar zei me gisteren: “Dit moet je lezen, Eus. Akyol slaat de spijker op zijn kop!” Zij heeft gelijk. Literair Nederland is grotendeels verzameld in de hoofdstad, vooral de groep dertigers steekt elkaar graag veren in de reet, men bespreekt elkaars werk en hemelt dat op. Natuurlijk zijn er uitzonderingen op de regel, maar die zijn op de vingers van een hand te tellen.
Wat Eus schrijft over de toekenning van prijzen is natuurlijk uiterst vreemd. Hoe bestaat het dat je het werk van jouw collega voordraagt voor een prijs. Dat riekt naar belangenverstrengeling.
In het verleden heb ik met regelmaat tegen dergelijke kringen aan geschurkt, heb zelfs ooit gesolliciteerd op de functie literair uitgever. Een vriendin die jarenlang in die wereld (in Amsterdam) bij de bekende uitgeverijen heeft gewerkt, waarschuwde me toen al: “Weet waar je aan begint, het is een incestueuze incrowd.” En ook literair agent Paul Sebes gaf, onbewust?, uiting van de mores in die wereld. Tijdens een cursus die ik bij hem volgde, zei hij op een van de laatste avonden woorden in de strekking van: Je moet de X-factor hebben, ongeacht de kwaliteit van je werk, anders kom je er niet (wie bepaalt dat, de X-factor?). Ook stelde hij dat je als veertigplusser nauwelijks kans hebt te debuteren. Een bovengemiddeld knappe verschijning doet wonderen (“dan kun je aanschuiven in de talkshows”) en een niet-westerse achtergrond is ook een aanbeveling. Let wel: ongeacht de kwaliteit van je werk… Overigens moeten beginnende auteurs blij zijn dat het agentschap Sebes en Bisseling bestaat, al was het maar voor het feit dat zij als geen ander de belangen van auteurs bij uitgeverijen kunnen behartigen en uitgeverijen niet om hen heen kunnen.
Het enige wat me stoort in Generaal zonder leger is het noemen van enkele namen. Die voorbeelden lijken niet willekeurig gekozen, ik vermoed eerder een persoonlijke vete in bepaalde gevallen. Dat zag je terug in de reacties in de Volkskrant, waarbij met name Philip Huff als door een bij gestoken reageerde. In die zin was de reactie van Daan Heerma van Voss, die er toch ook flink van langs kreeg van Eus in verschillende media-uitingen, meer ridderlijk. Maartje Wortel reageerde chique: zij beaamde dat Akyol gelijk had met betrekking tot zijn verwijt van die incrowdpolitiek, waarbij zij waardig de handschoen oppakte en schreef graag met Eus in gesprek te gaan.
Deze typering van literair Nederland sterkt me in mijn plannen een ‘dwarse’ eigen uitgeverij GiST te beginnen, tegen de stroom in, met werk van uitsluitend vijftigplussers! Kwaliteit staat voorop, uiterlijk doet niet ter zake, afkomst evenmin. ‘Hoge’ en ‘lage’ literatuur!
© Eus Wijnhoven, maart 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Annejet van der Zijl – Leon & Juliette gratis bij aankoop van € 15,00 aan boeken
In 1818 vertrekt de achttienjarige Leon Herckenrath vanuit zijn woonplaats Monster naar Charleston, South Carolina. De intelligente jongeman spreekt zijn talen en heeft een aimabel karakter, ideale eigenschappen voor een handelsman. Hij trekt de eerste tijd in bij de Franse slavenhandelaar Jacques Magnan. Ondanks het feit dat slavenhandel inmiddels is verboden, trekt men zich daar in het zuiden van Amerika weinig van aan. Charleston, in die jaren een van de meest mondaine steden van de VS, ligt ingebed tussen twee rivieren en moeras. Een broedplaats van ongedierte. Het duurt dan ook niet lang voordat Leon door een tropische ziekte wordt geveld. Een elfjarig meisje, Juliette, verzorgt hem met overgave. Wonder boven wonder geneest de jonge Westlander.
Leon besluit Juliette van Magnan te kopen voor het in die tijd immense bedrag van duizend dollar. In het koopcontract laat hij opnemen dat Juliette stante pede een vrij mens is in plaats van een slaaf. Niet lang daarna trouwen de twee, in het geheim. Steeds vaker komen slaven in opstand en een huwelijk tussen een blanke man en een zwarte vrouw is ongehoord. Als de bovenlaag van de lokale society achter hun geheim zou komen, zou Leons inmiddels florerende business te gronde gaan. Juliette bevalt als tienermeisje van twee dochters. Daarna worden nog meer kinderen geboren. Moeder en kinderen moeten zich grotendeels verborgen houden in het huis aan Magazine Street. De kans dat zij opgepakt worden door slavenjagers wordt met de dag groter nu de blanke elite zich meer en meer bedreigd voelt, en de federale staten de slavernij nota bene volledig hebben afgeschaft. Dankzij contacten weet Leon zijn kinderen een voor een naar Nederland te smokkelen, waar zij intrekken bij zijn moeder in Monster.
Voor dit bijzondere verhaal heeft Annejet van der Zijl onderzoek gedaan in zowel Charleston als Monster, waar Leon en Juliette liggen begraven. Dit boekje is een ode aan die dappere jongeman uit Zuid-Holland, de man die alle denkbare risico’s nam om met zijn grote liefde te kunnen leven. Het is een van de beste Boekenweekgeschenken die ik in jaren heb gelezen.
© Eus Wijnhoven, maart 2020
Thomas Verbogt – Perfecte stilte €15.00
Documentairemaker David Kromweg woont sinds tien jaar samen met Emma en haar tienerdochter Helen als hij wordt geconfronteerd met het verleden. Een keurige dame op leeftijd spreekt hem aan en hij herkent haar meteen door de wijze waarop ze zijn naam uitspreekt: David, met de klemtoon op de laatste lettergreep als bij gebit. Het is mevrouw Breizer. De moeder van zijn vroegere vriendinnetje Valerie heeft hij dan al tientallen jaren niet gezien. Ze waren een drie-eenheid, Valerie, Simon en David, totdat Valerie besloot zich van het dak te werpen. Daarna viel hun wereld in duigen. Simon ontspoorde en verdween na een aantal jaren van de aardbodem. David is in zekere zin nog goed terecht gekomen. De ontmoeting met mevrouw Breizer zet echter zijn wereld op z’n kop.
Als David getuige is van de molestatie van een jonge vrouw, grijpt hij in met als gevolg dat de drie woestelingen zich op hem storten. Hij wordt met een mes gestoken en loopt meerdere breuken op. Tijdens zijn wekenlange verblijf in het ziekenhuis beseft hij dat zijn huwelijk met Emma teneinde is: zij hebben elkaar niets meer te melden. Maar bovenal ziet hij in dat hij niet langer mag zwijgen, dat hij de stilte moet doorbreken die geenszins een perfecte stilte blijkt te zijn. Hij besluit het zwijgen te doorbreken en de ware oorzaak van Valeries dood te onthullen.
Thomas Verbogt schrijft ingetogen, is meester in show-don’t-tell. “Juist de onnadrukkelijkheid van zijn vertelwijze, de bescheiden toonzetting ervan en zijn ingehouden stem, maken zijn werk indrukwekkend,” zoals De Groene Amsterdammer het ooit treffend verwoordde. Thomas Verbogt lezen is als kijken naar kabbelende golfjes: rustgevend en geruststellend, ongeacht de afloop van het verhaal.
© Eus Wijnhoven, maart 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Jaap Scholten – Tachtig € 12,50
Aan de vooravond van oma’s tachtigste verjaardag wordt de drieëntwintigjarige Frederik van H. verordonneerd op de honden en het zilverwerk van zijn moeder te komen passen, aangezien zij een week voor zaken naar het buitenland moet. Liever zou Frederik zijn dagen brassend in zijn woonplaats Rotterdam doorbrengen met vrienden Elvis en Knud. Hoe hij zich ook denkt te hebben losgewrikt van de verstikkende familiemores, in zo’n geval ontkom je er niet aan naar Twente af te reizen.
Onlangs heeft Frederik besloten zijn studie industrieel ontwerpen aan de TU Delft te staken. Hij wil scenarioschrijver worden. Tot grote consternatie van de familie. In Twente zal men hem er fijntjes aan herinneren dat er grote verwachtingen in zijn toekomst en carrière liggen en dat je hoort af te maken waar je mee bent begonnen. Ten slotte heeft de familie haar vooraanstaande positie te danken aan hard werken, aan een voorbeeld zijn voor de maatschappij. Er rust een grote verantwoordelijkheid op een telg uit een familie van textielbaronnen. De lijfspreuk van Frederiks overgrootvader luidde dan ook (naar Schiller):
Der Mann Muss hinaus
Ins feindliche Leben,
Muss wirken und streben
Und pflanzen und schaffen,
erlisten, erraffen,
Muss wetten und wagen,
das Glück zu erjagen.
“Ik lig liever in bed naar het plafond te staren. Familie: ik haat het. Eén ding is zeker, wat ik ook doe, hoe bont ik het ook maak, kwijt raak ik ze niet.”
En hij maakt het bont. Vanuit Twente schrijft hij zijn liefje Calanda brieven. Hij vertelt haar dat hij het wil uitmaken, voor de vijfde keer inmiddels. Het meisje legt zich daar niet bij neer, waarna hij haar grof bruuskeert.
In het grote lege huis komt Frederik langzaam maar zeker tot rust. Hij gaat op onderzoek uit en vindt een doos met brieven en foto’s van zijn ouders. Wellicht kan hij antwoord vinden op de verdwijning van zijn vader, zestien jaar geleden. Zijn vader, Leopold, over wie niet gesproken mag worden. Hij denkt terug aan de laatste keer dat hij hem heeft gezien, samen met oma en opa. ‘Pol’ leefde als kluizenaar in de Spaanse Pyreneeën waar hij zijn kostje bij elkaar scharrelde als schaapsherder.
Het verleden trekt aan Frederik voorbij in die dagen. Hij bezoekt plaatsen van weleer, mensen die een rol hebben gespeeld in zijn leven. Je zou bijna denken dat alles tussen Frederik en de familie toch nog goed komt. Totdat het grote moment daar is, alle familie bijeen ter ere van oma’s tachtigste verjaardag. In dronken toestand besluit Frederik een speech te houden, waarbij hij de vraag stelt die al meer dan tien jaar onuitgesproken dient te blijven: “Wordt het niet eens tijd dat in deze familie eens de werkelijke kwesties worden aangesneden? Het lijkt allemaal reuzemooi en gezellig op zo’n dag, maar wat is de werkelijkheid?!”
Tachtig heeft een sterk autobiografisch karakter. In Twente werd het boek door bepaalde textielfamilies als schandelijk ervaren. Zo mocht je niet uit de school klappen! Er ontstonden ruzies in boekenclubjes omdat sommige leden Tachtig niet wilden lezen.
Naast het schoppen tegen de heersende mores, geeft Tachtig blijk van zowel verstikkende familiebanden als van onverbrekelijke broederschap. Dat werkt Scholten verder uit in zijn in 2008 verschenen roman De wet van Spengler. Zijn laatste werk, Suikerbastaard (verschijnt april 2020), heeft eveneens de onontkoombaarheid van deze familie als rode draad.
Op 8 maart wordt Scholten in de synagoge in Delft geïnterviewd over zijn werk, in het bijzonder over Suikerbastaard en de totstandkoming daarvan.
© Eus Wijnhoven, februari 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Arnon Grunberg – Bij ons in Auschwitz-Getuigenissen € 24,99
In zijn inleiding schrijft Arnon Grunberg: “Je zou moeten zwijgen, je zou moeten verstommen, maar je mag niet zwijgen.” Bondskanselier Helmut Schmidt sprak in 1977 woorden van gelijke strekking bij zijn bezoek aan Auschwitz: “Eigentlich gebietet dieser Ort zu schweigen, aber ich bin sicher dass der deutsche Bundeskanzler hier nicht schweigen darf.”
Auschwitz heeft bestaan, bestaat nog steeds, en er kan over gesproken worden; de vraag is alleen hoe. En door wie, wie mag spreken?, zoals de Hongaarse overlevende en schrijver Imre Kertész het verwoordde. Primo Levi probeert daar een antwoord op te vinden: “De ware getuigen zijn niet wij, de overlevenden. Dit is een moeilijke gedachte waarvan ik me geleidelijk bewust ben geworden, bij het lezen van de memoires van anderen en het herlezen van de mijne, jaren later. Wij overlevenden zijn behalve een heel kleine ook een niet-representatieve minderheid: we zijn degenen die door misbruik of handigheid of geluk het ergste niet hebben gekend. … de ‘muzelmannen’, de overweldigden, zijn de echte getuigen, wier getuigenis alles en allen zou hebben omvat. Zij zijn de regel, wij de uitzondering.”
Met Bij ons in Auschwitz – Getuigenissen geeft Grunberg de slachtoffers een stem door middel van deze verzameling overleveringen. Dat doet hij in vier, chronologisch geordende, delen: Aankomst, Bed, straf en selectie, Sonderkommando en Schuld, schaamte, wrok en verlangen. Op 27 januari gaven bekende Nederlanders als Sabri Saad El Hamus, Gijs Scholten van Aschat, Sonja Barend en anderen de slachtoffers letterlijk een stem door hun overleveringen voor te lezen in een uitverkochte Singelkerk in Amsterdam. In de pauze werd Kaddisj van Maurice Ravel indrukwekkend ingetogen opgevoerd door Marc Pantus (zang) en Maarten Hillenius (piano).
Vooral het derde deel, Sonderkommando, is erg aangrijpend. Grunberg stelt dat deze Joodse mannen wellicht het ergst van allemaal gestraft zijn, aangezien zij wisten dat zij hun vaders en moeders, hun partners, hun kinderen naar de gaskamers voerden, zij wisten waaruit de rook bestond die uit de schoorstenen kringelde. Ook wisten zij dat hun beurt zou komen: na vier maanden trof hen hetzelfde lot, waarna zij werden vervangen door een nieuwe ploeg.
Vaak is er enigszins denigrerend gesproken over de overweldigden. Waarom kwamen zij niet in opstand? Waarom lieten zij zich als makke schapen wegvoeren en doden? Volstrekte onzin natuurlijk. Zij die dit beweren zouden verplicht Bij ons in Auschwitz moeten lezen.
In het kamp hadden de minder ontwikkelde gevangenen het vaak eenvoudiger dan de intellectuelen. Ten slotte wisten zij van jongs af aan hoe gereedschap te hanteren. Meestal namen ze het leven voor lief zoals het kwam. Zij dachten niet na over de zin van dit alles, zoals de intellectuelen zich het hoofd braken over de werkelijkheid en hoe die toch tot stand was gekomen. Intellectuelen die nog nooit handarbeid hadden verricht. Ook de religieuze of politieke fanaten hadden een voordeel. Bij de eerste groep klonk het als ‘Gods wegen zijn ondoorgrondelijk,’ bij de tweede, die Auschwitz als uitwas van doorgeslagen kapitalisme beschouwde, klonk de boodschap dat de kameraden het gespuis straks zouden overwinnen en wraak zouden nemen, waarna het socialisme de mens eindelijk zou bevrijden.
Een voorbeeld van die eerste groep blijkt als de dajan (hulprabijn) een groep Joodse sonderkommando’s toespreekt voordat zij naar het crematorium worden geleid:
“Broeders! Volgens Gods ondoorgrondelijke raadsbesluit moeten we nu onze laatste tocht aanvaarden. Een wreed en gruwelijk lot heeft ons gedwongen mee te werken aan de uitroeiing van ons volk, voordat we nu zelf tot as vergaan. Er is geen wonder gebeurd. … Met Joodse gelatenheid moeten we nu in het onherroepelijke berusten. Het is de laatste beproeving die de hemel ons heeft gezonden.”
In het laatste deel maakt vooral De noodzaak en onmogelijkheid Jood te zijn, door Jean Améry (pseudoniem van Hans Mayer) indruk. Het kwaad is volgens hem nog alom aanwezig, waarbij hij voorbeelden geeft van landen waar antisemitisme weer schering en inslag is. In deze wereld kan hij zich niet meer thuis voelen en in 1978 pleegt hij op 66-jarige leeftijd zelfmoord.
M.S. Arnoni probeert het kwaad te duiden zoals bepaalde groepen dat zien: “Daar moet ergens anders naar gezocht worden, buiten je eigen kring. Het moet ergens zijn op een plaats waar jij geen deel van uitmaakt. Het kan alleen bestaan bij andere mensen, godsdiensten, rassen, talen, zeden, gewoonten. Zelfs in het gunstigste geval zijn ze overbodig. De wereld zou het best zonder hen kunnen stellen.” Lui die zo denken, daarvoor moet je oppassen.
Arnoni ten spijt is de openlijke uiting van ‘het kwaad schuilt in de ander’ tegenwoordig gemeengoed, zelfs in de politiek, zonder enige gêne. En evenals toen, bijna een eeuw geleden, sluiten mensen zich maar al te graag aan bij predikanten van dergelijke simpele voorstellingen van zaken. In die zin is er, met de woorden van Hans Mayer, helaas weinig veranderd.
© Eus Wijnhoven februari 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Carys Davies – West € 18,99
Begin negentiende eeuw. Cy Bellman, als twintiger met zus Julie en zijn vrouw Elsie geëmigreerd vanuit Engeland naar de VS, leest een artikel in de krant wat hem het hoofd op hol doet slaan: er zijn reusachtige botten gevonden van nog niet eerder bekende dieren. Incognitum wordt zo’n beest genoemd. Wellicht bestaan deze, naar verwachting schuwe, dieren nog ergens in Kentucky. Uit nieuwsgierigheid gedreven besluit Cy ze op te gaan sporen. Zijn inmiddels tienjarige dochter Bess laat hij achter bij zijn kille zus Julie (de moeder van Elsie is acht jaar daarvoor overleden).
Julie vindt het maar niets. Haar vriendin Helen Lott evenmin:
“Ze had vaker gezien dat mannen van Cy’s leeftijd zich zo gedroegen.”
Tegenwoordig zouden we het een midlife crisis noemen. Een onterechte inschatting van de situatie. Cy is nieuwsgierig als een klein kind, vol verwondering. Zonder types als Cy was er veel voor onze ogen verborgen gebleven.
Onderweg naar het westen krijgt de roodharige onderzoeker de zestienjarige Indiaanse jongen Oude Vrouw in de Verte als gids mee. Wat hij niet weet, is dat het zusje van de jongen door een roodharige blanke is verkracht. De twee kunnen niet met elkaar communiceren, aangezien de jongen geen vreemde talen spreekt. Er sluimert een gevoel van gevaar, niet alleen door het ontoegankelijke terrein dat de reisgezellen veroveren, maar ook vanwege de gebeurtenis met het zusje van Oude Vrouw in de Verte.
Bess ondertussen verzorgt de paar muildieren van de armzalige boerderij die Cy heeft achtergelaten. Julie is een allesbehalve warme pleegmoeder. Daarnaast heeft buurman Elmer Jackson niet veel goeds in de zin. Steeds vaker komt hij Bess en Julie helpen, maar wat zijn werkelijke motieven zijn, laat zich raden.
De zoektocht van Cy levert mooie beschrijvingen van de natuur op. Als een ware Von Humboldt ploegt de roodharige voort, op zoek naar het onbekende. Na jaren eist dat zijn tol. Als Oude Vrouw in de Verte vervolgens met gevaar voor eigen leven op zoek gaat naar Bess, komt hij net op tijd om een misdaad te verijdelen.
West is een prachtig gedoseerd ontdekkingsverhaal in de trant van Butcher’s Crossing (John Williams). “Een verhaal dat je naar de strot grijpt,” zoals The Irish Times terecht opmerkt.
© Eus Wijnhoven, februari 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Arnon Grunberg – Bezette gebieden 24,99
In Bezette gebieden keert psychiater Oscar Kadoke (EW: klemtoon op laatste lettergreep, als oké) uit de roman Moedervlekken (2016) terug. Na toepassing van zijn alternatieve geneeswijze op de suïcidale Michette is Kadoke uit het ambt ontslagen. ‘Je zult hier spijt van krijgen, Kadoke,’ zegt Michette. Zij heeft haar verhaal aan een gevierd schrijver verkocht; de roman Walvisch en de therapie die daaruit resulteert breekt Kadoke’s carrière. Noodgedwongen vult hij zijn dagen daarna met de zorg voor moeder. Moeder is een man die zich uit verdriet na de dood van zijn vrouw in haar heeft getransformeerd. Nu besluit hij weer als vader door het leven te gaan. De band tussen de twee kenmerkt zich door gemopper (vader vraagt zijn zoon keer op keer hem dood te maken) en door affectie (Kadoke omhelst vader te pas en te onpas). Ten gevolge van het schandaal rondom de behandeling van Michette durft Kadoke zich nog nauwelijks op straat te vertonen.
“Nu hij zich niet meer met potentiële zelfmoordenaars hoeft bezig te houden en vader redelijk stabiel is, overvalt de leegte hem. Een leven zonder zelfmoordenaars blijkt tamelijk ellendig. Dat leven voelt als een woestijn.”
“Ergens weet hij dat hij moet wennen aan zijn nieuwe rol van schurftige, van uitgestotene, de psychiater die zich onwaardig gedroeg en die nu geen psychiater meer mag zijn.”
Op zeker moment staat Anat voor de deur, een jonge promovenda in de wiskunde, die zich voorstelt als achter-achter-achternicht van moeder. De Joods-orthodoxe vrouw woont in een nederzetting in de door Israël bezette gebieden. Zij weet Kadoke over te halen haar daar op te zoeken. Daarin ziet de gewezen psychiater een uitweg en niet lang daarna betrekt hij met vader een smerige caravan in de nederzetting.
De vriendinnen van Anat zijn opgetogen; al jaren hebben zij gebeden dat Anat een man zou vinden, een man die haar zonen zal schenken. In Kadoke zien zij de Verlosser. Als hij ook nog eens terloops opmerkt dat hij de verloofde van Anat is, is er geen weg terug. Oscar doet halfslachtige pogingen om het teken van God te ontkrachten, maar geeft zich uiteindelijk aan de verwachtingen over en huwt Anat, echter niet nadat hij door Anats moeder is getest (een hilarisch staaltje Grunberg!).
“Luister, Kadoke,’ zegt ze, ‘ik hou niet van je, en ik denk niet dat ik ooit van je zal gaan houden en jij houdt wel van me, dat heb je gezegd, maar ik wil een gelijkwaardig huwelijk, dat kan alleen als we allebei niet van elkaar houden, dus ik wil je vriendelijk verzoeken op te houden met die liefde van je. Ik vind die liefde van jou eigenlijk niet zo prettig. We zullen trouwen en kinderen krijgen als de Eeuwige het wil, maar ik moet die liefde van je echt niet. Sorry.’”
Voorwaar niet de meest stabiele basis voor een goed huwelijk. De bizarre wijze waarop Anat seks wenst te bedrijven, doet een extra duit in het zakje. Een gelukkig huwelijk is het dan ook niet, en zal het nooit worden.
Zowel Kadoke als vader wennen aan hun situatie, al begint de ledigheid van hun nieuwe bestaan steeds zwaarder te drukken op de gewezen psychiater. Als hij de kans krijgt om docent te worden op een seculiere school, grijpt hij die met beide handen aan: hij wordt dramadocent. Anat gruwt ervan, zij verwijt hem dat hij toekomstige terroristen gaat opleiden.
“De waarheid van elk conflict is het om uitgeroeid worden of niet uitgeroeid worden. Maar jij denkt dat je daarvoor te beschaafd bent, te beschaafd voor de waarheid, dat je erboven kunt staan, dat je de waarheid kunt overwinnen.”
Op school wordt Kadoke gezien als een vredesverstoorder: mensen houden van hem of ze haten hem. De collega die hem dit allesbehalve subtiel meedeelt, blijkt een eigen agenda te hebben, en voordat Kadoke beseft wat er gebeurt pleegt hij overspel, een relatie waarin hij zich misschien wel voor het eerst echt gekend voelt. Daarop treft Anat haar maatregelen.
Bezette gebieden is een vervolg op Moedervlekken, maar je kunt het boek prima als losse titel lezen. Tijdens een interview op 12 januari in Den Haag gaf Grunberg aan dat uiterlijk 2022 het slotdeel van de trilogie zal verschijnen. Ik kan niet wachten!
© Eus Wijnhoven, januari 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Miklós Bánffy – Te licht bevonden € 27,50
Graaf Miklós Bánffy (1873 – 1950) werd geboren in een van de machtigste families van het toenmalige Transsylvanië, dat tegenwoordig bij Roemenië behoort. Zodoende kende hij het wel en wee van de adel uit die tijd als geen ander: De edellieden vermaken zich met de jacht of redden hun eer door te duelleren. Zij reppen zich van bal naar bal, waar copieuze maaltijden worden gevolgd door een diner dansant tot het moment dat de zon weer opkomt. Die gelegenheden zijn tevens de ontmoetingsplek voor huwbare jongelui.
De aristocraten beheerden en beheersten het dagelijkse leven door middel van werkverschaffing op hun uitgestrekte landerijen, maar ook via de politiek. Protagonist van de Transsylvaanse trilogie is graaf Bálint Abády, een personage dat deels op Bánffy zelf is geënt. In het eerste deel van de Transsylvaanse trilogie, Geteld, geteld, komt Abády rond 1905 op voor de boerenstand. Transsylvanië, dat in die jaren onderdeel vormt van de Dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije, is het vijfde wiel aan de wagen. Abády begeeft zich in de politiek, zoals ook Bánffy zelf (hij was onder andere diplomaat en Hongaars minister van Buitenlandse Zaken). Daarnaast zet hij zich in voor de artistieke ambities van zijn adellijke neef László Gyeröffy, die in de familie op weerstand stuiten. Terwijl Abády zijn best doet het populistisch extremisme dat in die tijd de kop opsteekt te bezweren, belandt László in de goot: hij zuipt zich iedere avond klem en vergokt zijn hele (en andermans) vermogen.
In het tweede deel van de trilogie, Te licht bevonden, zijn twee hoofdthema’s te onderscheiden: politiek en ‘de’ liefde. Bánffy schetst met kennis van zaken de ontwikkelingen in de Dubbelmonarchie. Hoe verschillende etnische groeperingen steeds nationalistischer worden. Apponyi’s omstreden schoolwetten (wet XXVII, 1907), voorgesteld door Minister van Eredienst en Onderwijs Albert Apponyi van de conservatieve Onafhankelijkheidspartij, zijn daar een voorbeeld van: als er twintig of meer Hongaarse kinderen op een school zitten, moet daar verplicht onderwijs in de Hongaarse taal worden gegeven. Bálint probeert juist het algemeen belang voor ogen te houden. Hij wil de landbouwpolitiek hervormen, opdat Roemeense keuterboertjes niet meer worden uitgeknepen door Roemeense banken. Ook vraagt hij aandacht voor versnippering van de landbouw ten gevolge van verdeling onder alle erfgenamen. Waarom niet de homestead-aanpak van de Amerikanen kopiëren waarbij alle land naar de oudste mannelijke nazaat gaat? Zijn voorstellen getuigen van moed en van visie, ook al zijn ze in deze tijden van polarisatie misschien niet meer zo kansrijk. Abády klampt zich vast aan de waarden die hij van zijn grootvader heeft geleerd:
“Dat onze voorouders veelal in leidinggevende posities terechtkwamen, is ook niet verrassend, dat lag zo in de lijn van hun maatschappelijke positie, bezit en familiecontacten. Van tevredenheid kan pas sprake zijn als iedereen zijn opdrachten en verplichtingen naar behoren heeft vervuld. … Hoogmoedige familietrots is echter lachwekkend en schadelijk. Slechts in één geval kan het een krachtbron zijn, – en daar heb ik veel over nagedacht. Eigendunk helpt ons alleen als die niet naar buiten, maar naar binnen is gericht, alleen voor eigen gebruik.”
Het gros van de parlementsleden denkt echter vooral aan de eigen positie, zelfzuchtigheid neemt de overhand en men verliest het grote politieke geheel uit het oog. In meerdere regio’s steekt populisme de kop op, met valse bezweringen die het volk angst inboezemen. De populariteit van de populisten groeit, waardoor verdere versnippering optreedt. Eenmaal in de regering maken zij geen van hun beloften waar.
Het tweede thema is dat van de liefde. Al in Geteld, geteld kon je lezen dat Bálint smoorverliefd was op Adriënne, een ravissante schoonheid die echter met Pál Uzdy is getrouwd. Naarmate Uzdy steeds vaker agressief en gestoord gedrag vertoont, weet Abády haar langzaam maar zeker naar zich toe te trekken. Stiekem ontmoeten zij elkaar op de grens van hun beider landgoederen. Gravin Róza Abády, moeder van Bálint, ziet dat met lede ogen aan en informeert haar zoon dat als hij ooit voor die verdorven del zal kiezen, zij alle banden met hem zal verbreken. Toch zetten beide verliefden hun gevaarlijke spel voort en werken toe naar een scheiding, opdat Adriënne Bálint een zoon zal schenken. Daarna zal gravin Abády het stel vast weer in haar armen sluiten.
Ook László Gyeröffy wordt verliefd, tegen beter weten in. Hij wordt uit de goot gevist door de mooie en rijke weduwe gravin Lázár. Ze neemt hem mee naar haar kasteel en in de maanden daarna groeit hij weer uit tot de beschaafde man die hij ooit was. Eén enkele opmerking van een vroegere ‘vriend’ doet hem echter wankelen. Zijn al Lázárs goede zorgen voor niets geweest?
De schrijver Bánffy wordt vergeleken met Tolstoj en Proust. Ook Couperus en Musil kun je hieraan toevoegen. Het wemelt van de personages, die tijdens de vele gala’s aanschuiven. De kleding en uitrusting van allen wordt minutieus beschreven. Dat Bánffy van vele markten thuis is, blijkt ook uit de beschrijving van paarden, de jacht en de natuur. Een heerlijk boek! Tip: lees direct daarna Kameraad Baron, van Jaap Scholten. Hij beschrijft de Transsylvaanse adel aan de hand van interviews met verarmde nazaten van die grootse lieden. Ook met Bánffys. Daarmee duidt hij de boeken van Bánffy, die je daarna nog meer zullen aanspreken!
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Gert-Jan van den Bemd – Na de val € 19,99
Hilde Nauta is twee dagen na de geboorte van dochter Sofie aan een hersenbloeding overleden. Vader Ward, de zevenjarige Max en baby Sofie blijven in de Dudoklaan wonen. Van een harmonieus gezin is geen sprake. De relatie tussen Ward en Max is ronduit vijandig, broer en zus zijn vreemden voor elkaar. Max verlaat het huis dan ook direct na zijn achttiende verjaardag. Sofie blijft alleen achter met Ward. Als ook zij besluit op zichzelf te gaan wonen, weet Ward niet hoe snel hij een ander appartement moet betrekken. De woning aan de Dudoklaan houdt hij aan. Als Ward op 56-jarige leeftijd volkomen onverwacht overlijdt, staat Sofie er alleen voor: twee huizen dient zij leeg te ruimen, het huis waarin zij is opgegroeid en het appartement waar Ward de laatste jaren heeft gewoond. Max werkt voor de VN in New York City en is niet van plan naar Nederland te komen.
Ward, bij leven hoogleraar, heeft altijd gezegd dat zijn imposante boekenverzameling na zijn dood aan de universiteitsbibliotheek geschonken moet worden. Sofie wil de collectie bijeen houden en neemt contact op met Camiel, hoofd van de universiteitsbibliotheek. De man laat de boeken ophalen, maar de volgende dag belt hij haar: of ze direct naar de universiteit wil komen. Daar wacht Sofie een onaangename verrassing.
De korte hoofdstukken in Na de val beginnen allemaal met de beschrijving van een tekening die Sofie maakt. Ooit ging zij studeren aan de kunstacademie, maar is daar van afgestuurd omdat haar werk te realistisch was. Inmiddels staat zij bij café De Branie achter de bar. Tekenen doet ze nog steeds graag. De tekeningen aan het begin van de hoofdstukken zijn als het ware een beeld van de tekst die volgt. “Het geschreven woord heeft zijn beste tijd gehad, met beelden kun je veel beter uitdrukken wat je wilt zeggen… Beelden zijn eenduidiger dan woorden.” Maar is dat wel zo, Sofie? “Nu weet ik dat mijn ideeën onzinnig waren. Beelden zeggen niets, net zo weinig als woorden. De waarheid wordt niet bepaald door wat we uiten, maar door wat we verzwijgen.”
Wat heeft zich afgespeeld rond de dood van Hilde? Waar is het fout gegaan tussen Max en Ward? En wat had dokter Brouwer te verbergen nadat hij de doodsoorzaak van Ward had vastgesteld? Hoe dieper Sofie in het verleden van haar ouders duikt, hoe verder zij de druk opvoert op toenmalige vrienden van haar ouders; iedere keer wanneer zij haar doel eindelijk heeft bereikt wordt ze afgescheept met de loze woorden ‘maar jullie moeten samen verder.’ Jullie, zij en Max.
Na de val is het verhaal van onverwerkte verledens. Nauwkeurig gedoseerd presenteert Van den Bemd details die de werkelijke geschiedenis ontleden. Daarbij krijgt het mysterieuze omslag ineens betekenis. Het boek is een knap geconstrueerde pageturner!
Gert-Jan van den Bemd zal op zaterdag 25 januari worden geïnterviewd door Eus Wijnhoven in café Vanouds De twee kruikjes, Molslaan 5, Delft; aanvang 15:00 uur, toegang gratis.
© Eus Wijnhoven, januari 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Maja Lunde – De geschiedenis van de bijen € 19,99
In De geschiedenis van de bijen vervlecht Maja Lunde (Oslo, 1975) op kundige wijze drie verhalen met betrekking tot bijen. Allereerst het verhaal van Tao, district 242, Shirong, Sichuan. Het speelt zich af in 2098. Tao bevrucht bloesem: aangezien er geen bijen meer zijn, bestuiven arbeidsters met een fijn penseeltje de bloesem van vruchtbomen. Tao werkt meer dan 350 dagen per jaar in de hoop iets op te kunnen bouwen voor haar enige zoontje Wei-Wen. De jongen is een verwend nest en manipuleert moeder Tao en vader Kuan, zelfs al is hij nog maar drie jaar oud. Tijdens een picknick verliezen de ouders de jongen even uit het oog. Als zij hem weer vinden, blijkt hij buiten bewustzijn. Het is een raadsel wat er met het kind is gebeurd.
Het verhaal van William speelt zich af in 1852, in Maryville, Hertfordshire, Engeland. Nadat William maandenlang ten gevolge van een zware depressie in bed heeft doorgebracht, weet zijn enige zoon Edmund (zeventien jaar) hem middels een boek over bijen van de Nederlandse natuuronderzoeker Jan Swammerdam (1637 – 1680) weer te inspireren. Wonder boven wonder knapt de man op. Samen met dochter Charlotte stort hij zich op de bijenteelt: de rieten ruif waarin tot dat moment bijen worden gehouden, is een onding. William ontwerpt een verbluffend efficiënte bijenkast waarmee hij de wereld versteld zal doen staan. Of toch niet?
Het derde verhaal is dat van George, Autumn Hill, Ohio, VS. Het speelt zich af in 2007. George is professioneel bijenhouder en heeft honderden bijenkasten in de regio staan. De bijen bevruchten de bloesem van de vruchtbomen in de staat en garanderen zo een rijke oogst. Daarnaast gaat hij regelmatig met zijn bijen en route, bijvoorbeeld naar Californië om daar landbouwers bij te staan met zijn bijen. Ooit hoopt hij zijn bedrijf over te doen aan zoon Tom (vijfentwintig jaar), maar die heeft heel andere plannen. En dan slaat het noodlot toe: de Collaps, een mysterieuze bijensterfte die zich in de jaren daarna over de wereld verspreidt.
In de verhalen van William en George is er een conflict tussen vaders en zonen. Zij doen er alles aan voor ‘hun jongen’ iets op te bouwen, maar zowel Edmund als Tom hebben hele andere plannen. In 2098 verdwijnt de zoon in het verhaal al na een tiental pagina’s, waarop Tao een wanhopige zoektocht begint. Op natuurlijke wijze weet Lunde de drie verhalen ineen te vlechten tot een logisch geheel, een prestatie van formaat. De geschiedenis van de bijen is deel 1 van het zogenaamde klimaatkwartet waarin Lunde werkt. Zonder belerend te zijn, maakt zij duidelijk hoe belangrijk het is klimaatverandering serieus te nemen. Overigens zou Het verhaal van de bijen een betere vertaling zijn dan De geschiedenis van de bijen, want verhaalt hier juist hoe het zo ver heeft kunnen komen.
Zowel in Duitsland, Engeland als in Noorwegen stond het boek wekenlang op nummer 1 in bestsellerlijsten. Inmiddels is het tweede deel, De geschiedenis van het water, in het Duits en Engels vertaald.
© Eus Wijnhoven, januari 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Margaret Atwood – The Testaments € 19,99
The Testaments is een vervolg op The handmaids tail (Het verhaal van de dienstmaagd). Het verhaal van de Dienstmaagd is een dystopische roman die zich afspeelt in Gilead, de vroegere VS. Ten gevolge van radioactieve straling, genmutatie en chemische verontreiniging is een groot deel van de Amerikanen onvruchtbaar geworden. Een groep christenfundamentalisten pleegt daarop een staatsgreep en sticht de monotheïstische staat Gilead.
Om de toekomst veilig te stellen, worden jonge vrouwen opgepakt die kinderen hebben gebaard. Die vrouwen gaan voortaan volledig in het rood gekleed en verworden tot broedmachines. ‘Aunt Lydia’ speelt een belangrijke rol als hoedster van de regels in Gilead. Er ontstaat echter een tegenbeweging: MayDay, mensen die informatie van binnenuit ontvangen en daarmee naar buiten treden. Die de wereld er op willen wijzen hoe verderfelijk deze sekte is.
“At the end of the Handmaid’s tale, readers had no way of telling what lay ahead. With The Testaments, the wait for answers is over,” Aldus Atwood.
In The Testaments spelen drie verhaallijnen. Die van de tiener Daisy die infiltreert in Gilead, Agnes, een jonge vrouw die in de bekrompen gemeenschap opgroeit, en ‘Aunt Lydia’. De laatste heeft een geheel andere agenda dan velen denken. The Testaments is een hoopvoller boek dan The handmaid’s tale.
In een interview (november 2019) zei Atwood: “Twitter is geen schrijven, het is signalen uitzenden.” Zij doet dat – tot mijn verbazing – veel. In 1984 woonde de schrijfster in Berlijn, waar ze The handmaid’s tail heeft geschreven. In de jaren tachtig van de vorige eeuw werden steeds meer vrijheden teruggedraaid. “It scares me. They know what people are likely to do when they have all the power.”
Voor beide boeken put Atwood uit de realiteit. “So that no one can blame for having a sick mind.”
Haar boeken hebben geresulteerd in een nieuw fenomeen: vrouwen kleden zich in rode mantel en witte kap tijdens protestmanifestaties waarbij aandacht wordt gevraagd voor de rechten van de vrouw. Iets waar Atwood trots op is. Het interview besluit zij met de woorden:
“Always keep in mind:
‘Is it true?’
‘Is it relevant?’”
The Testaments is een prachtig verhaal, waarin ‘het’ eindelijk goed komt. Atwood schrijft met zwier, brengt humor in zwarte episodes. Haar pen kan nauwelijks geëvenaard worden door andere schrijvers (m/v). Lezen dus!
© Eus Wijnhoven, januari 2020
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!