Archief 2021
Colson Whitehead – Harlem Shuffle € 24.99
1959. De zwarte Raymond Carney heeft een ‘kant van overdag’ en een ‘middernachtelijke kant’. Overdag is hij trotse eigenaar van een meubelzaak in Harlem, NYC. ’s Nachts helpt hij vooral kruimeldieven van hun nering af. Zonder veel kennis van zaken verkoopt hij de gestolen goederen door. Ray is de zoon van een beruchte misdadiger, Big Mike. Nadat zijn moeder was overleden, groeide hij vanaf zijn tienerjaren op bij zijn tante Millie. Twee handen op een buik is hij sindsdien met haar zoon Freddie. Beide neven zijn ongeveer even oud, maar in tegenstelling tot Ray ambieert Freddie geen maatschappelijke carrière. Langzaam maar zeker neemt de welstand van de familie Carney toe, totdat Freddie zijn hand overspeelt en Ray vraagt een gevaarlijke buit veilig te stellen. Ondertussen heeft Elizabeth, de vrouw van Ray en van tamelijk gegoede afkomst, niets in de gaten. Ze verdedigt haar man dan ook met hand en tand tegen haar (veel lichter dan Ray) gekleurde ouders die hem duidelijk te min vinden voor hun dochter.
Steeds opnieuw werkt Freddie zich in de nesten, waarvoor Ray dan de rekening krijgt gepresenteerd. Regelmatig roept hij de hulp in van vroegere vrienden van zijn vader, zoals Pepper.
“ ‘Waarom ben je sofa’s gaan verkopen?’ vroeg Pepper, terwijl hij wat in zijn eten zat te prakken.
‘Ik ben nu eenmaal ondernemer.’
‘Ondernemer?’ zei Pepper, met sterke nadruk op ‘onder’. ‘Dat is gewoon een hosselaar die belasting betaalt.’ ”
Pepper kent geen bovenwereld. Hij is slechts vertrouwd met “het departement van Afroming, het bureau voor Irreguliere Afpersing.” Maar als je zoals Carney oprecht een burgerlijk bestaan nastreeft, loopt het natuurlijk een keer spaak. “Kijk maar uit dat je jezelf niet in tweeën opdeelt, Carney,” houdt hij zichzelf dan ook voor nadat hij mede uit geldnood in steeds grotere transacties verzeild raakt. En op zeker moment is er geen weg meer terug. Dan blijkt dat boven- en onderwereld meer met elkaar zijn vervlochten dan Ray Carney ooit had kunnen bevroeden.
Whitehead vertelt het verhaal van Carney met humor, plezier en in grote vaart. In die zin is het een geheel ander boek dan bijvoorbeeld De ondergrondse spoorweg of De jongens van Nickel. Het inkijkje dat hij geeft in het gesjoemel en gesjacher van het New York City van de jaren zestig, met al haar rassenproblematiek op de koop toe, is een pareltje!
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
©Eus Wijnhoven, december 2021
Dit is de laatste recensie van Eus Wijnhoven van 2021.
Zes jaar recenseert hij iedere week een boek voor ons.
Wij zijn hem heel dankbaar hiervoor en hopen dat hij dit nog lang voor ons zal doen.
Ga zo door Eus en succes met je uitgeverij Gist.
Wiesław Myśliwski – Het oog van de naald € 25.99
Als je eenmaal een boek van Myśliwski hebt gelezen, ben je verkocht. In tegenstelling tot veel van zijn eerder in het Nederlands verschenen werk, gaat Het oog van de naald niet zozeer over het boerenleven of over WO-II, maar veeleer over het verstrijken van de tijd. Het is een enigszins melancholisch verhaal, waarin een jonge geschiedenisstudent zijn alter ego, een gepensioneerde professor geschiedenis, ontmoet op de trappen naar/van het oog van de naald, een nauwe doorgang naar een natuurpark juist buiten de stad.
“ ‘Ik heb echt met u te doen als ik eraan denk dat die jeugdigheid van u een keer zal overgaan in mijn ouderdom.’ ”
Dat zegt de professor tegen de jonge student die even daarna wordt gearresteerd voor mogelijke betrokkenheid bij de dood van de oude man. Overigens is dat slechts een introductie van het boek, welke je als metafoor kunt zien voor de jeugd die de ouderdom uit de weg wil ruimen. Op de trappen verlangen beiden naar en wachten op een vrouw, misschien wel de metafoor voor een gelukkig leven. Als de oude man dan een/de jonge vrouw ontmoet waarop hij zijn hele leven al heeft gewacht, zegt hij tegen haar als zij hem wil bewegen de liefde met haar te bedrijven:
“Onze tijden zijn in tegenovergestelde richtingen verstreken.”
De jonge man kan die oude heer met zijn stok niet uit zijn gedachten krijgen, terwijl hij een antipathie heeft tegen ouderdom. Regelmatig is het niet duidelijk wie er nu aan het woord is, de jonge student of de oude professor. Dat doet niets af aan het leesgenot, want wat schrijft Myśliwski toch mooi, zonder dat er van enige plot sprake is! Eigenlijk geeft de auteur op pagina 408/409 zelf al een samenvatting van deze uitstekende roman:
“Ik was al zo lang niet meer jong, dat ik eigenlijk vergeten was hoe het is om jong te zijn. Misschien dat vanuit een bepaald tijdsperspectief zelfs de vroegste jeugd moet toegeven aan de ouderdom, omdat die heden wordt, en is niets in staat haar tegen die ouderdom te beschermen. Is onze gretigheid sterker dan de tijd of kan de tijd ons alle sindsdien voorbije momenten compenseren en ze ons opnieuw laten beleven? Dus misschien is het ook wel de wraak van de voorbije tijd?”
Het oog van de naald is een prachtig, filosofisch verhaal!
©Eus Wijnhoven, december 2021
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Damon Galgut – De belofte € 21.99
Op dertienjarige leeftijd hoort Amor Swarts hoe haar doodzieke moeder haar vader verzoekt het krakkemikkige huisje waarin bediende Salomé is ondergebracht, aan haar te schenken. Salomé heeft al haar zorg en toewijding gegeven aan de stervende Rachel Swarts – Cohn. Na Rachels dood lost haar echtgenoot diens belofte echter niet in. Amor blijft ervoor strijden dat er recht wordt gedaan aan de zwarte vrouw. Haar oudere zus Astrid vindt het een bespottelijk idee, broer Anton probeert zijn kleine zusje uit te leggen waarom vader die belofte niet kan vervullen:
“Het huis kan niet van Salomé zijn. Zelfs als pa dat zou willen, kan hij het niet aan haar geven.
Waarom niet, vraagt ze, niet-begrijpend.
Daarom niet, zegt hij, het is tegen de wet.
De wet? Waarom?
Dat meen je niet. Maar dan kijkt hij haar aan en ziet hoezeer ze het meent.
…
Zelfs al heeft hij het beloofd, en een christen houdt zich altijd aan zijn woord, haar behoeften tellen niet mee, zij doet er niet toe.”
Uit deze quote blijkt dat Galgut de volle aandacht van zijn lezers vraagt. Aanhalingstekens bij dialogen past hij niet toe en het is ook niet altijd direct duidelijk wie er nu aan het woord is (in het aangehaalde voorbeeld zijn dat Amor en Anton). Zijn stijl is echter prachtig, bijvoorbeeld in de omschrijving van daklozen:
“De tijd verstrijkt op een andere manier voor hen die van de wereld worden buitengesloten. Hij trekt voorbij als verkeer op bepaalde tijdstippen van de dag, als een speciale schaduw die over de grond kruipt of als je eigen lichaam dat aan je doorseint waar je naar hunkert. Hij lijkt langzaam voorbij te glijden, maar de dagen zijn een snelle flikkering en al gauw is je gezicht anders, niet helemaal het jouwe meer. Of misschien lijkt het meer op jou dan ooit tevoren, dat is ook mogelijk.”
De familie valt uiteen. Astrid is vooral uit op eigen gewin, Anton vervalt in lethargie nadat hij als dienstplichtige een zwarte vrouw heeft doodgeschoten en daar een eeuwig schuldgevoel aan overhoudt. Ook de beide families, Cohn aan de ene en Swarts aan de andere kant, kennen weinig respect voor elkaar, mede omdat zij elkaars geloof – de Joodse Cohns versus de katholieke Swarts – verketteren.
Als vader ten slotte overlijdt, is Amor drieëntwintig. Anton trekt zich terug op de boerderij van hun ouders in Pretoria en verdrinkt zijn psychische problemen. Astrid jaagt haar eigen gewin na, waarbij zij niet te belabberd is zichzelf figuurlijk te verkopen. Amor besluit haar leven te wijden aan hiv-patiënten die zij in Durban verpleegt. Het contact met haar broer en zus is nagenoeg verbroken. De belofte houdt Amor in haar greep. Kan zij nog iets uitrichten of is het daarvoor te laat?
Met De belofte heeft Galgut een weergaloos mooi familiedrama geschreven!
©Eus Wijnhoven, december 2021
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Laila Lalami – De zaak aan highway 62 € 22.50
Na het afsluiten van zijn restaurant aan highway 62, wordt Driss Gerraouia doodgereden. Begin jaren tachtig is hij met zijn vrouw en dochtertje Salma uit Marokko gevlucht vanwege zijn politieke bemoeienissen. Na succesvol een donutzaakje te hebben gerund, is hij The Buffet begonnen, naast de bowlingbaan van Anderson Baker. De laatste jaren verziekt de verhouding tussen de twee. Af en toe openbaren zich onderling publiekelijke vijandigheden.
Nora, de tweede dochter van de Gerraouia’s, vertrouwt het niet. Er hangt een luchtje aan de dood van haar vader. De chauffeur is doorgereden na het ongeval. Wie had er belang bij Gerraouia om het leven te brengen? Baker, die zijn zaak wilde uitbreiden? Anderen?
Salma, inmiddels tandarts, getrouwd en moeder van twee dochtertjes, is de oogappel van moeder. Nora, vrijgezelle componiste, was de lieveling van vader. Moeder daarentegen vindt het maar niets dat zij voor een creatief beroep heeft gekozen. Ook tussen de twee zussen heerst animositeit, zeker nadat blijkt dat de levensverzekering van Driss – $ 250.000 – volledig aan Nora is nagelaten. Salma en moeder willen het restaurant verkopen, Nora wil het levenswerk van haar vader voortzetten.
Nadat Nora een beloning heeft uitgeloofd voor het opsporen van de dader, wordt er serieus werk gemaakt van de zaak. Rechercheur Coleman (v) neemt de zaak onder haar hoede en komt al snel tot een verdachte. Daarnaast wordt Nora geholpen door een oud-klasgenoot, Jeremy. Jeremy is Irakveteraan en leidt onder PTSS. Na zijn tijd in het Midden-Oosten is hij politieman geworden. Daarnaast studeert hij kunsthistorie. Nora en Jeremy vinden elkaar, hij helpt Nora met haar onderzoek naar de toedracht van het ongeluk.
De flaptekst van het boek vermeldt dat racisme en vreemdelingenhaat na 9/11 fors zijn toegenomen in de VS. Dat zou een rode draad in de roman zijn. Zelfs J.M. Coetzee beweert dat in een quote. Daarvan is echter weinig te merken. De zaak aan highway 62 is een prima pageturner, maar Lalami heeft zich er vooral aan het einde makkelijk vanaf gemaakt. Weet zij eerst de spanning op te bouwen, waardoor je als lezer meerdere mogelijke daders in beeld krijgt, in de laatste hoofdstukken vallen de puzzelstukjes ineens wel heel eenvoudig samen.
De roman is geschreven vanuit het perspectief van meerdere personen. Dan verwacht je als lezer meerdere ‘stemmen’, eigen geluiden. Dat ontbreekt ten enenmale. De handelingen en reacties van de personages zijn inwisselbaar. Daarnaast worden zaken aangestipt – de minnares van Driss, de vermeende homofilie van Miles Coleman, tienerzoon van – die overbodig zijn, want nergens worden uitgewerkt. Samenvattend: een heerlijk leesboek, met als kanttekening dat Lalami er meer van had kunnen maken. De Belgische krant De Morgen heeft het boek verkozen tot een van de vijf beste van het afgelopen jaar.
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
©Eus Wijnhoven, december 2021
Juli Zeh – Corpus Delicti; een proces € 21.99
Al in 2009 is deze intrigerende roman verschenen over de METHODE, een dictatuur die gebaseerd is op gezondheid. Een op een kun je het verhaal leggen op de coronamaatregelen en oppositie daartegen van deze tijd. De mensen die bezwaren tegen vaccinatie hebben en worden weggezet als wappies zijn in Corpus Delicti aanhangers van de R.A.K.- beweging: Recht auf Krankheit. Ook al zijn de tegenstanders van het staatsapparaat even verdeeld als de huidige 15% die zich niet wil laten vaccineren in Nederland.
In tegenstelling tot Nederland, waar sommige mensen denken dat de vaccinatie door de overheid wordt gehanteerd om mensen van afstand te kunnen (be)sturen, gebeurt dat bij de METHODE wel degelijk. Alle burgers hebben een chip geïmplanteerd gekregen waarmee wordt bijgehouden welke voedingsmiddelen je tot je neemt, of je genoeg beweegt, et cetera. Ziektes als verkoudheid, griep, en dergelijke komen niet meer voor in deze maatschappij die zich enkele decennia in de toekomst afspeelt.
Moritz Holl, een staatsgevaarlijk burger want vrijdenker, wordt beschuldigd van verkrachting en moord. Zijn zus Mia, biologe, gelooft niet dat haar broer tot zoiets in staat zou zijn. Zij kent hem als geen ander. Voor zij het weet wordt ook Mia zelf aangeklaagd. Haar wordt ten laste gelegd dat zij een te veel aan liefde bezit, te rationeel redeneert en een overmatige dosis aan onafhankelijkheid tentoonspreidt. Als uiteindelijk blijkt dat de onfeilbaar geachte METHODE wellicht een fout heeft gemaakt bij de veroordeling van Moritz, dient Mia letterlijk te worden kaltgestellt.
Corpus Delicti is een fascinerende roman, welke inzicht geeft in niet ondenkbare controle door een overheidsapparaat. In de weerstand tegen vaccinatie is dat een veelgehoord argument. Hoe cynisch ook, op dit moment worden álle smartphonebezitters iedere seconde in de gaten gehouden, niet door een overheid maar door bijvoorbeeld Google, de heer Zuckerberg en Apple. Gezien de bestaande wet op de privacy is een overheid wellicht meer te vertrouwen dan die vermaledijde geldwolven uit Californië die letterlijk ál jouw gangen nagaan, daarmee geld genereren en – wellicht het meest kwalijke – middels algoritmen jouw blik op de wereld sturen. Lees deze roman en verplaats je in het wereldbeeld van een ander!
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
©Eus Wijnhoven, november 2021
André van Leijen – Beste reizigers…-wonderlijke verhalen van een avonturier € 14,95
Boeken die in (semi) eigen beheer zijn uitgegeven, lees ik zelden of nooit. Voor verhalenbundels is in Nederland sowieso nauwelijks enig publiek te vinden. Met Beste reizigers… bewijst Van Leijen dat dit vooroordeel onterecht is. Jarenlang heeft hij met zijn vrouw Linda over de aardkloot getrokken. Als een moderne ontdekkingsreiziger bezochten zij schier onontgonnen gebieden en ontmoetten daar vreemde vogels waaronder mensen. Van kinds af aan verzamelt André schelpen. Tijdens zijn studententijd, zegt vriend Henk tegen hem:
“Mensen die verzamelen, hebben een fixatie in hun anale periode gehad.”
(uit De verzamelaar)
Zelfs beginnend biologiestudent André begrijpt daar weinig van en durft nauwelijks meer te spreken over zijn andere verzamelingen: sigarenbandjes, postzegels, en dergelijke.
Als André en Linda ‘primitieve’ volkeren ontmoeten, ontstaat er in het verhaal De worm een gesprek over de doden, en in hoeverre zij die ons zijn voorgegaan hier nog aanwezig zijn. Hun gids, ene Tsevenge, zegt dat alles wat geweest is een veld achterlaat in de tijdruimte, waarop André riposteert:
“Herinneringen betreffen een chemisch proces dat vastgelegd is in de neuronen van mijn hersenen.”
Stomme Westerlingen…
Wat een genot als je openstaat voor een vreemde wereld met paradijsvogels. In the middle of nowhere ontmoet het echtpaar, terwijl zij in de voetsporen van Linnaeus zijn getreden, een obscuur type. Hij biedt aan hen te helpen, maar de wijze waarop dat gaat, wekt zelfs bij de lezer de grootste argwaan. ‘Houd Linda tegen,’ zou je Van Leijen willen toeschreeuwen, ‘dit gaat niet goed. Misschien verkracht hij haar straks wel en duwt hij jou in een ravijn.’ Daar heeft het alle schijn van, totdat de man André twee bloeiende Linnaeusklokjes toont. Iedere bioloog krijgt daar een … u begrijpt het wel. Je moet er wat voorover hebben.
(Op zoek naar Linnaeus)
In de meeste verhalen toont de auteur zich een meester in het gebruik van de metafoor. Zo schrijft hij over The Flame of the Forest, die in tegenstelling tot de tamarindeboom veel minder schaduwrijk is: “Niet alleen de bloemen zijn afgevallen. Ook de bladeren hebben toegegeven aan de zwaarte van het bestaan, een kale boom achterlatend met lange hangende peulen.” En reken maar dat de lokale bevolking het heel wat minder makkelijk heeft dan wij hier in het Westen.
(Tandenstokers)
Van Leijen is een geboren Amsterdammer, wat regelmatig blijkt uit zijn onderkoelde humor. “Het zal nooit helemaal duidelijk worden waar God was met zijn gedachten, toen hij de Amerikanen schiep.”
(uit Op zoek naar de Andreasbreuk)
Beste reizigers… is een heerlijke bundel vol pretentieloze verhalen die door droge humor en zelfspot het leven voor even zoveel prettiger maken. Dialogen als die in Royal Flush bijvoorbeeld, waarin twee mensen volstrekt langs elkaar heen praten. Het is moeilijk daarbij niet hardop in lachen uit te barsten. En is uw oordeel anders dan het mijne? Acteer dan als Linda:
“Linda zegt niets. Dat doet ze altijd als ze het er niet mee eens is.”
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
©Eus Wijnhoven, november 2021
Gustaaf Peek – A.D. € 23.99
Met A.D. slaat Gustaaf Peek een onbekende weg in: in het eerste deel is geen sprake van een hoofdpersoon en in het tweede deel blijft de protagonist vaag. Bovendien is het een roman zonder plot.
In het eerste deel reist de lezer mee op een schip onderweg naar ‘de Oost’; men gaat op zoek naar specerijeneilanden. Het schip herbergt een verzameling ongeregeld volk. Vooral ‘voor de mast’ hebben de mannen het zwaar. Dat zijn de bootsjongens, de matrozen, het voetvolk. ‘Achter de mast’ bevinden zich de verblijven van de kapitein, van de stuurman, van de weinige vrouwen aan boord zoals De Kraaien die in Middelburg zijn ingescheept. Peek schrijft emotieloos over de ellendige omstandigheden waarin de zeelui werken. Zelfs in hun slaap zijn de mannen hun leven niet zeker, moeten zij zich hoeden voor een matroos die zijn pik tussen hun lippen probeert te duwen. Geen cent geeft men om een mensenleven. De rauwheid van het bestaan op het schip spat van de pagina’s, in gortdroog, constaterend proza. De auteur bezigt zinnen van soms meer dan een pagina, bijeengehouden door komma’s. Prachtig proza, waarbij klinkerrijm niet wordt geschuwd.
“Hij wil dit niet. Heeft een dier ooit met zo’n honger naar de dood van een soortgenoot verlangd, het houdt hem wakker, doet z’n handen misgrijpen op het want. Hij wil zich herinneren wie hij was, maar aan wie zou hij naar vroeger kunnen vragen, er lijkt zoveel meer achtergelaten dan thuis en tijd.”
Halverwege de roman hebben de hoofdstukken ineens geen nummer meer en het duurt even voor je beseft nu wel met een protagonist te maken te hebben. Het betreft een jonge ‘inboorling’, een halfbloed. Als een van de weinige oorspronkelijke bewoners van dat eiland in de Oost maakt hij contact met een scheepsjongen, Nicolaas. Het schip is inmiddels voor de kust in brand gevlogen en ontploft, de Hollanders verschuilen zich in hun fort om ‘de apen’ van zich af te houden. Nicolaas echter vestigt zich buiten die vesting, samen met Nel die als hulp van de kapiteinsvrouw is meegevaren. De verteltoon wordt een slag milder.
“Je blijft hier en bij ons. Zelfs het eten in het fort is een valse belofte. Toen ze hier kwamen, zagen ze ons als dieren. Daarna, nadat ze hier in de bomen iets zagen glinsteren, werden we slaven. Zodra we ons verzetten veranderen ze ons weer in dieren.”
Als je niet beter zou weten, als er geen moderne spelling was gehanteerd, zou je zweren dat Peek een van die bootslui is geweest. Dat hij er een van ‘voor de mast’ was die zijn wederwaardigheden beschrijft. Misschien was hij Nicolaas wel. Het is een ware prestatie een dergelijke roman te schrijven!
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
©Eus Wijnhoven, november 2021
Ricus van de Coevering – De hooier € 19.99
Timo Vinck verwacht het telefoontje waarin hij hoort dat hij geslaagd is voor zijn vwo-examen (of niet). Hij wil biotechniek gaan studeren, al speelt er enige twijfel: kan hij zijn moeder wel alleen achterlaten? Zo lang heeft zij voor hem gezorgd. Kan hij haar alleen laten met haar verdriet over Timo’s twee jaar oudere broer Ruben, die vijf jaar geleden is verongelukt? En zijn vader is naar Norrköping in Noorwegen gevlucht waar hij onderhoud pleegt aan windmolens op zee.
“Liever windmolens onderhouden op zee, dan moeten luisteren naar dat gekrijs en gebonk tot diep in de nacht.”
De dood van Ruben, zijn zoon waarvoor hij zich schaamde, was een bevrijding voor hem geweest. Na de begrafenis van Ruben hebben moeder en zoon (“ons clowntje”) nauwelijks meer iets van hem vernomen. Moet hij haar dan ook verlaten?
“… straks was ze alleen met de muren, meubels en gordijnen, om ’s avonds de achterdeur op slot te draaien en met herinneringen naar boven te gaan.”
Timo mist “gekke, mislukte Ruben”. Hij voelt zich schuldig. Als een pastoor dan ook nog eens zijn gevoeligste snaar raakt, versterkt dit Timo’s dubbelzinnige gevoelens inzake zijn toekomst. Totdat hij ‘de hooier’ ontmoet, de boer die hij vanuit het diepst van zijn ziel haat vanwege de klap die de man Ruben heeft gegeven vlak voor diens dood.
In De hooier toont Van de Coevering zich een meester in de verbeelding van handelingen van zijn personages. De wijze waarop hij Ruben beschrijft of diens vriendin Anne; je ziet het helemaal voor je en denkt ‘verrek ja, zo handelen dergelijke mensen vaak’. Dit klinkt generaliserend, maar als je het boek leest, zul je deze duiding herkennen. Prachtig sober weet hij de worstelingen van zijn personages aan te bieden, dialogen die bijna natuurlijker zijn dan die in het echt.
“‘Het begon in d’r darmen, kreeg ze zo’n stoma. Alleen de schaamte al! En toen in haar lever. En op ’t laatst in haar bloed en nu is ze weg. Pas als iemand gaat, zie je hoe sterk het leven is. Toch een worsteling om naar de overkant te gaan, hoe ziek of vermoeid ze ook zijn, het leven wil d’r in blijven!’”
De hooier is een dun boekje, eigenlijk niet meer dan een novelle, maar wát voor een. Chapeau, meneer Van de Coevering!
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
©Eus Wijnhoven, november 2021
Jonathan Franzen – Kruispunt € 35.00
Advent 1971. Hulppredikant Russ Hildebrandt (47) woont met zijn vrouw Marion (50) en de kinderen Clem (20), Becky (18), Perry (15) en Judson (9) in New Prospect, een arme buitenwijk van Chicago. Alles staat in het teken van de Heer, in hun First Reformed Church. Hun relatie tot God is voor eenieder op geheel eigenwijze allesbepalend. Dat wil niet zeggen dat je je dan ook christelijk gedraagt, zoals blijkt uit deze uitmuntende roman. Men is niet hardvochtig, “maar simpelweg zo radicaal als het Woord zelf”. In die zin valt de appel niet ver van de boom, want was het niet zo dat Russ’ vader “liefde predikt maar een hart heeft vol wrok”? In 1968 heeft Russ een aanvaring gehad met Rick Ambrose, assistent van de kerk die zich vooral met het jongerenwerk bezighoudt. Sindsdien ontloopt Russ de jonge man, die zo geliefd is bij de tieners die Crossroads frequenteren. Crossroads, de jeugdsociëteit van de kerk. Nota bene ooit door Russ opgezet.
Sowieso is het kommer en kwel bij de Hildebrandts. Russ heeft een afkeer van Marion en verlustigt zich in een dertien jaar jonger gemeentelid, de weduwe Frances Cottrell. Voor zijn kinderen kan hij nauwelijks interesse opbrengen. Clem doet het uitstekend op school, Becky is het meest geziene meisje van haar leeftijd en zijn oogappel. Met de twee jongste zonen heeft hij nauwelijks iets op. Marion daarentegen herkent in Perry haar eigen jeugd, een getroebleerd bestaan. En Judson? Hij dartelt door het leven zoals een kind van die leeftijd betaamt.
Franzen vertelt Kruispunt vanuit vijf perspectieven: die van de stijve Russ, van obesita Marion, die van de brave Clem en van sexy Becky, en ten slotte die van de hyperintelligente Perry. Allen zijn op zoek naar authenticiteit, maar hoe verstaat zich dat tot God? Russ en Marion zijn geobsedeerd door (de gedachte aan) seks, Clem leert lichamelijk genot kennen en Becky blijft er verre van, omdat een huwelijk pas geconsumeerd mag worden nadat het gesloten is. Perry heeft hele andere obsessies: hoe komt hij aan (geld voor) drugs? Allen hebben met elkaar gemeen dat zij continu rekening houden met hoe de omgeving hen ervaart, met wat anderen van hen denken. In feite spelen zij onbewust een rollenspel, behalve Judson.
De twee oudste kinderen hebben een zeer hechte band met elkaar, ook al blijkt die aan slijtage onderhevig. Perry communiceert eigenlijk alleen op enigszins normale wijze met Judson. Russ en Marion hebben elkaar niets meer te vertellen. Op Judson na verachten de kinderen in meer of mindere mate hun vader.
“Haar vader was een kruizenmaker, maar dan erger. Zijn dorre vroomheid was als een geur die haar al die jaren had aangekleefd, erger nog dan de geur van Chesterfields, omdat je hem niet van je af kon wassen.”
Er schort van alles aan de onderlinge verhoudingen binnen dit godvruchtige gezin, kortom: Franzen op zijn best! Maar natuurlijk kan het erger dan elkaar alleen maar (on)bewust dwars zitten in ieders streven naar goedheid. Russ wordt ermee geconfronteerd dat zijn geliefde Navajo’s af en toe helemaal niet zo aardig zijn, Marion blijkt een dievegge, Clem keert op rigoureuze wijze het pacifisme van thuis de rug toe, Becky heeft een uitstapje naar de (“verfoeilijke!”) baptistenkerk en Perry? Perry blijkt een nog veel ergere stokebrand die wie dan ook had kunnen vermoeden. Slechts de onschuld van Judson blijft overeind.
Met Kruispunt overtreft Franzen zichzelf. Misschien is dat wel de reden dat uitgeverij Prometheus minder zorgvuldig is geweest in correctie om het boek zo spoedig mogelijk te kunnen publiceren. Wat bijvoorbeeld te denken van:
“… de 8 mm filmpjes die Judson wilden meenemen op hun reis.”
Filmpjes die een jongen willen meenemen? Knappe filmpjes vijftig jaar geleden. Overigens is deze onzorgvuldigheid zelden storend. Wat het meest steekt, is dat we waarschijnlijk jaren moeten wachten op het tweede deel van deze trilogie. Het begin is magistraal!
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
©Eus Wijnhoven, oktober 2021
Katrien Scheir – De man van het licht € 21.00
Jelena en haar jongere zusje Nika groeien op in een gemankeerd gezin. De gewelddadige vader vertrekt, de instabiele moeder is volgens de instanties niet in staat de meisjes op te voeden. Jelena is een instellingskind, wordt in verschillende pleeggezinnen geplaatst, waarbij de pleegouders haar vooral zien als iets om hun weldaad mee te bewijzen naar de omgeving. Een volwaardig gezinslid wordt zij nergens.
Als zij achttien wordt, moet ze op eigen benen staan, zonder fatsoenlijk dak boven haar hoofd. In eerste instantie houdt zij zich staande als bardame in café Kaviaar en afwashulp in een driesterrenrestaurant. Daar ziet zij van afstand de clientèle, die voornamelijk bestaat uit de culturele elite. Wat zou zij daar graag bij horen. Zij heeft een verhaal te vertellen! Tot haar verbazing wordt zij in die kringen opgenomen, en wel door ‘de Koning’, de Professor, in diens paleis: het Nationaal Theater. “Magisch vond hij het, zo’n relatie met een klassenverschil.” Je voelt de bui al hangen…
Zal het dan toch ooit gebeuren? Jelena trekt bij de Professor in, op zijn nadrukkelijk verzoek.
“’s Avonds keek Jelena weleens door het raam. Vanuit de donkere plekken vanuit haar jeugd zochten haar ogen de weg naar buiten. Naar de spot die zou draaien en het licht op haar bestaan zou richten.”
Wordt zij voor het eerst in haar leven gezien? Zal zij er daadwerkelijk toe doen? De Professor biedt hoop, al verlangt hij een hoge prijs. Ze is volledig in zijn macht, ondermijnd aan zijn nukken. Op slinkse wijze zorgt hij dat ze er altijd voor hem is, dat ze hem behoedt te overlijden. En zij? Hoe wist hij haar te overtuigen?
“Ze kon schrijven” zei hij zijig. Ze moest schrijven aan haar verhaal! Hij riep het bijna weer uit, de mannen op de barkrukken keken naar het meisje in de rode jurk. ‘Jij hebt iets te vertellen,’ zei de Professor.”
De man gijzelt haar, geestelijk en fysiek. Ook Nika trekt even bij haar oudere zus in, maar gaat al snel haar eigen weg. Jelena heeft al haar energie nodig om aan de nukken van de Professor te beantwoorden. Zo’n tien jaar ondergaat zij het slaafse bestaan. Tussendoor heeft zij af en toe een minnaar van haar leeftijd. Niet veel soeps, op goede seks na. Haar Professor kan zij niet aan zijn lot overlaten. Natuurlijk loopt het niet goed af, totdat zij de man van het licht daadwerkelijk gaat zien (en die goede afloop is jammer).
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
©Eus Wijnhoven, oktober 2021
Arnon Grunberg – De dood in Taormina € 23.50
Zelda, 26, blikt terug op haar leven. Hoe haar moeder plotseling voor een vriendin in Canada koos en haar op achtjarige leeftijd achterliet met haar vader. Hoe zij met zichzelf/het leven in de knoop raakte en zich ontwikkelde tot ‘lokeend’, in eerste instantie in dienst van een jeugdbende.
“Aangezien ik mensen van alle soorten en gezindten heb gelokt, eigenlijk zonder dat ik daar veel aan kon doen, ik ben door toeval en uit wanhoop mensenlokker geworden, verbaasde het me niet dat ik nu ook een aarzelende gelovige (EW: Jona) in de reïncarnatietheorie had gelokt.”
Nadat zij op zestienjarige leeftijd ineens 36 uur spoorloos is, belooft zij haar vader niet voortijdig te sterven. In opdracht van de Zweedse componist Rasmus stelt zij een koor samen van Syrische vluchtelingenkinderen voor de opera Engel in Aleppo. De Zweed heeft zijn vrouw en kinderen verlaten – ‘Ik haat jullie’ – en behelpt zich met jonge tienerjongens.
Via de opera ontmoet Zelda de veertig jaar oudere Jona waarmee zij een onstuimige relatie start die zeker geen liefde genoemd mag worden. Even later ontmoet zij leeftijdgenoot Per, de chauffeur van Rasmus en neef van Rasmus’ buurvrouw in Stockholm. Ook met hem begint zij een relatie. Daarbij is zij naar beide partners open en heeft de jonge vrouw voor geen van beiden geheimen. Zo zegt zij tegen Per:
“Ik heb een vriend. Had ik je dat verteld? Jij bent mijn vakantiebungalow, hij is mijn thuis.”
Beide heren zijn evenals Zelda gemankeerde personen. Jona vecht al vijftig jaar voor de liefde van zijn moeder, Per worstelt met een scenario dat hij wil schrijven over een Zweedse cowboy zonder hoed die op iedereen wraak wil nemen die hem ooit iets heeft aangedaan.
De driehoeksrelatie moet tot een ultiem hoogtepunt voor de drie betrokkenen leiden op Taormina, Sicilië. Een apotheose wordt het zeker, al is deze anders dan waar iedereen op heeft gehoopt.
Nog beter dan in zijn eerdere romans weet Grunberg absurdisme geloofwaardig te maken, met zinnen waarvan je je afvraagt hoe die ooit aan zijn brein zijn ontsproten. Zou hij lsd gebruiken tijdens het schrijven? De auteur is weergaloos in deze roman, waarin (vrije) liefde, pragmatisme en de vraag of je het verleden ongestraft achter je kan laten een rol spelen. De dood in Taormina is een práchtig boek!
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
©Eus Wijnhoven, oktober 2021
Ine Boermans – Een opsomming van tekortkomingen € 20.00
Lot groeit op in een gebroken gezin. Haar ouders zijn gescheiden toen zij vier was en ze heeft nog nauwelijks herinneringen aan hen samen.
“Mijn ouders gingen vreemd. Mijn vader iets vaker en enthousiaster dan mijn moeder. Ze voelde zich gedwongen door de tijd, zei ze erover. ‘Je was een frigide trut als je er niet voor openstond.’ Maar anders was het ook wel misgegaan, want mijn moeder kon niet tegen mijn vader op. Dat leek wel zo, maar daarin zat hem juist het gevaar.”
In eerste instantie gaat het meisje naar haar vader, als jonge tiener trekt ze bij haar moeder in. Nadat deze steeds meer in de war raakt en uiteindelijk overlijdt, Lot is dan ongeveer twintig, nemen langzaam maar zeker de demonen bezit van de jonge vrouw. Op zeker moment besluit zij een psychiater op te zoeken. Bij haar nieuwe psychiater doet zij haar verhaal.
“‘Als ik de was sta te vouwen denk ik bijvoorbeeld: die arme mensen stonden ook gewoon de was te vouwen voor ze de volgende dag samen met hun kinderen werden vergast in Auschwitz.’
‘Dat klinkt inderdaad niet prettig,’ zegt de nieuwe.”
Het liefdeloze leven van Lot komt op droog vertelde wijze bij de lezer binnen via ultrakorte hoofdstukjes. Tussendoor schrijft ze briefjes aan haar moeder, waarin ze herinneringen beschrijft, gevoelens uit die zij eerder voor zich heeft gehouden. Waarin ze een monument voor haar moeder begint te bouwen.
Een opsomming van tekortkomingen is een droogkomische novelle over plots opkomend verdriet en het overeind krabbelen na familieleed.
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
©Eus Wijnhoven, oktober 2021
Slobodan Šnajder – De reparatie van de wereld € 29.99
Nuštar, Kroatië, 1943.
Georg Kempf, geboren in 1919, is een Kroaat wiens voorouders in 1789 vanuit Duitsland naar deze streek zijn verhuisd om de armoede aldaar te ontvluchten.
Tijdens WO-II wordt de 24-jarige Georg, student medicijnen, als ‘gedwongen vrijwilliger’ opgeroepen voor de Waffen-SS en naar het Oostfront gestuurd.
Vanwege zijn afkomst wordt hij (nog steeds) beschouwd als Volksduitser, “een ondersoort van de Duitsers, en ze zagen zichzelf in geen enkel opzicht als anders dan de mensen om zich heen.” Als geen ander weet hij dat Duitsland na het debacle bij Stalingrad aan de verliezende hand is.
Het knaagt aan hem dat hij daar zal moeten meewerken aan het vernietigen van de Joden, of wat daar nog van rest.
In tegenstelling tot de algemene teneur ten aanzien van Joden, een opstelling die al decennia heerst in contreien van de Balkan en – in ergere mate – Oost-Europa, heeft hij niets tegen de Joden. Voor het volk aldaar is Hitlers Endlösung echter een uitkomst.
“Veel dorpsbewoners hadden echter schulden bij de Joden, vooral bij de kroegbaas en de molenaar, en sommigen konden hun rekening nauwelijks aflossen.
Daarom waren vooral de boeren van families die al van oudsher in het dorp woonden, ontvankelijk voor de verhalen van de gezanten uit Duitsland.”
Georg komt met zijn Galizien divisie in Polen terecht. Zijn naam verandert daar in Ɖuka. Na een enkele confrontatie met de vijand weet hij te deserteren, waarna een caleidoscopische terugtocht naar huis begint. Daarbij is hij, evenals in zijn jaar bij de Waffen-SS, volledig afhankelijk van (de grillen van) anderen.
Wat enigszins vreemd overkomt, is dat na alle gruwelijkheden waarvan Kempf getuige is geweest, Šnajder schrijft:
“Het klaaglijke loeien van een koe met volle, pijnlijk opgezette uiers is een van de ergste dingen die Kemp zich van zijn ‘kleine Poolse oorlog’ zal blijven herinneren.”
Naast het verhaal van Georg speelt de geschiedenis van Vera (1925). Opgegroeid in een arm gezin, kiest zij de kant van de communisten.
Zij strijdt aan de zijde van Tito, een leger van met name jonge opportunisten. Vooral de verbetenheid van de vrouwelijke strijders wordt door de SS gevreesd.
Nadat Duitsland heeft gecapituleerd, wordt Joegoslavië een socialistische staat onder leiding van Tito. Weliswaar weigert men klakkeloos de agenda van de USSR te volgen, toch krijgt Vera door de partij voorgeschreven dat zij elektrotechniek moet studeren (zij ambieert een creatief beroep).
“Had Lenin niet gezegd: ‘Sovjetbestuur plus elektrificatie – dat is socialisme!’”
Vera blijkt goed in agitprop. Zij trekt de dorpen in om de leer van het communisme/socialisme te verkondigen, maar bovenal predikt zij de vrouwenstrijd: vrouwen doen niet onder voor mannen. “De revolutie had veel dingen in het vooruitzicht gesteld, maar werd door vaders geleid.”
In die tijd komt zij Kempf tegen. Communisten en SS is natuurlijk water en vuur, maar toch bloeit er iets op tussen de twee. Gezien zijn verleden lijkt het Georg verstandig uit Nuštar te verdwijnen en het jonge stel trekt naar Zagreb. In navolging van de oorlog zijn hele volksstammen – al dan niet gedwongen – verhuisd. Vera en Georg krijgen een huis toegewezen dat halsoverkop door de vorige bewoners is verlaten. Het zijn zogenaamde ‘bevrijde woningen’.
Vera, kaderlid van de partizanenbeweging, wordt gezien als een heldin. Zij behoort tot de overwinnaars. Georg houdt zich gedeisd. “Kempf begint zichzelf steeds meer te zien als iemand die in alle opzichten tekortschiet.” Zelfs nu wordt zijn leven door anderen bepaald. Hij zoekt zijn heil in het schrijven van gedichten, maar zal altijd een poeta minor blijven. Ook nadat hun zoontje Georg wordt geboren, wordt de relatie er niet beter op. Steeds meer verliest Georg senior zich in de drank en een scheiding blijkt onvermijdelijk. “Na haar scheiding had mijn moeder mannen als een inferieure subcategorie van het mensdom afgeschreven,” schrijft zoon Georg, die gedurende de gehele roman als ongeborene regelmatig commentaar geeft (in kaders weergegeven).
Šnajder betrekt sporadisch de huidige politiek in deze roman. Niet alleen over migratie waartegenover men in de tijd van zijn voorouders positief stond, maar ook op andere aspecten:
“De wijze keizerin heeft per decreet bepaald dat er voor elke drie dorpen een priester en een arts zullen komen. Wat dat laatste betreft: dat was toen (EW: 1789) beter geregeld dan nu.”
De geschiedenis herhaalt zich. Zoals zijn voorouders vanuit Duitsland naar Transsylvanië trokken, trekken stevige jonge mannen in de laatste decennia van de vorige eeuw de andere kant op.
“Deze mannen hebben besloten naar iets beters op zoek te gaan. Gaan ze uit vrije wil? Slechte vooruitzichten en vooral honger maken het een mens moeilijk om vrij te kiezen. Zij zijn de nieuwe freiwillig Gezwungene ofwel dwangwilligen. Ze vertrekken in de bloei van hun leven om als Gastarbeiter in Duitsland te gaan werken.”
En begin jaren negentig ziet hij hoe vooral jongeren zich wederom laten verblinden en opzwepen door populisten:
“‘Zolang ze alleen maar dronken, waren ze nog te harden,’ zei hij, ‘maar nu laten ze zich vollopen met ideeën en historisch sentiment, en dat is veel erger.’”
En zoals Šnajder in een fictief verhaal aantoont: de geschiedenis herhaalt zich, mensen zijn hardleers. Ook bij het uiteenvallen van Joegoslavië kwamen er hele volksverhuizingen op gang. Weer was er sprake van ‘bevrijde woningen’, ofwel werden mensen van huis en haard verdreven en trokken anderen erin. Ook in Nederland is dat na WO-II gebeurd en werden huizen van Joden maar al te graag in bezit genomen. In die zin is de titel van de roman, De reparatie van de wereld, enigszins cynisch. Lees dit boek. Zoals nrc, de Volkskrant en De Standaard al schreven: deze epische roman is een meesterwerk van de Europese literatuur!
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
©Eus Wijnhoven, september 2021
Annie Ernaux – De jaren € 21.99
Op de achterzijde van het omslag luidt de eerste zin: “Dit boek is een autobiografie van onze tijd.” En dat is het helemaal, met nadruk op ‘auto’. Daarnaast vermeldt de inleiding dat het boek zowel subjectief als persoonlijk is. Dat is misleidend. Veeleer is De jaren een egodocument, een soort nalatenschap voor de (klein)kinderen. Zoals (o)ma de jaren 1941 – 2006 heeft beleefd. Daarin ontstaat een beeld van een zich progressief voordoende (‘linkse’) vrouw uit een zeer gegoed milieu die aan de zijlijn staat, observeert en commentaar fluistert op de loop der dingen. Zeer selectief winkelt zij door de geschiedenis. WO-II wordt even aangehaald, maar over de enorme steun die het Vichyregime van de bevolking kreeg, het mandaat de joden weg te werken, geen woord. En zo stopt Ernaux uitsluitend die zaken in haar winkelmandje waardoor er nauwelijks iets op deze keurige dame valt aan te merken. Dan moeten alle alarmbellen gaan rinkelen…
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
©Eus Wijnhoven, september 2021
Max Gross – In Polen lag een sjtetl € 24.99
Kreskol, een Joodse stadje, ligt verborgen in de bossen. Ooit heette het anders en na de naamsverandering is het plaatsje uit de officiële documenten verdwenen. Op papier bestaat het eenvoudigweg niet meer en de bevolking leeft voort op de wijze waarop men eeuwen geleden leefde. Wonder boven wonder wordt het door die administratieve omissie tijdens WO-II over het hoofd gezien en overleeft de volledige Joodse bevolking. Aan die isolatie komt een einde als Pesje Rosenthal, een jonge vrouw, al na enkele maanden huwelijk besluit haar pasverworven echtgenoot te ontvluchten. Vlak na Pesje’s verdwijning smeert ook haar echtgenoot Jisjmoël Lindauer hem, waarbij hij zweert haar te vermoorden als hij haar in handen krijgt.Jankl Lewinkopf is de verschoppeling van het dorp. Als zoon van een moeder-met-bepaalde-reputatie wordt hij min of meer aan zijn lot overgelaten nadat die vrouw op jonge leeftijd sterft. De familie heeft geen zin om de zorg voor hem op zich te nemen, hoezeer Jankl ook zijn best doet.
“Wat de ooms en tantes betrof die hem na het overlijden van zijn moeder in huis namen: die zagen hem niet zozeer als jongetje dat ongeluk bracht, maar als herinnering aan de schandvlek op de familie en als een loden last die ze moesten voeden en kleden en wassen en opvoeden.”
Om de impasse te doorbreken, besluit de rabbijn Katznelson dat hij Kreskol moet verlaten en op zoek moet naar Pesje. Van de drie rabbijnen van Kreskol krijgt hij een schrijven mee in het Jiddisch en in het Pools welke hij aan de autoriteiten moet overhandigen. Via een groep rondtrekkende zigeuners belandt Jankl in Smolskie, waar hij kennismaakt met de moderne maatschappij: hij ziet voor het eerst van zijn leven auto’s, tv’s en maakt kennis met de technologie van de eenentwintigste eeuw. Men denkt dat hij gek is en hij wordt opgenomen in een psychiatrische kliniek. Daar leert hij Pools spreken. Maar wie gaat deze onwetende jongen vertellen wat er met de Joden is gebeurd?
“Toen alle artsen hem bij hoog en bij laag bezwoeren dat deze verschrikking oprecht had plaatsgevonden dat de Joden honderd procent zeker uit Polen en de rest van Europa verdreven waren, leek Jankl te denken dat het hele personeel tegen hem samenspande om een grap met hem uit te halen.”
Hij kan het gewoonweg niet geloven en begint zijn behandelaars te wantrouwen. Daarop wil hij terugkeren naar Kreskol, maar niemand weet hoe hij daar moet komen. Ten slotte gelooft het gros van de artsen de verzinsels van dit warhoofd niet, al moet gezegd worden dat hij zich al maandenlang uitstekend inleeft in de rol die hij heeft aangenomen. Dan vindt men een telefoonnummer: het nummer dat Jankl toegestopt heeft gekregen van de zigeuners die hem in Smolskie hebben gebracht (voor de jongen niets meer dan wat krabbels: het Arabisch schrift kent hij niet en van het bestaan van telefoons heeft hij geen weet).
Terug in Kreskol wordt hij wederom als idioot beschouwd. Wat er uit zijn mond komt – verhalen over de technologische wonderen – ziet men als krankzinnig. Met zijn terugkomst is echter ook de Poolse staat op de hoogte van dit vergeten stadje. Zoals iedere plaats in het land heeft Kreskol rechten, zoals een eigen postkantoor (nog nooit heeft iemand een brief verzonden, laat staan er een ontvangen), elektriciteit, maar ook belastingplicht. En er moeten natuurlijk verbindingswegen komen. Kortom, de moderne tijd slaat toe, en hard! Na een korte economische opleving, stort het hele kaartenhuis in elkaar. Een financiële crisis leidt tot tweespalt in de gemeenschap. Via de pers, die massaal op het vergeten stadje is gedoken, lukt het Jankl terug te keren naar de moderne wereld: Warschau. Daar ontdekt hij waar hij al die tijd naar op zoek was. Maar weer blijkt dat Jankl Lewinkopf voor het ongeluk is geboren, hoezeer hij zich ook inspant iedereen te behagen…
Max Gross hanteert bij het beschrijven van de Joodse geschiedenis van de twintigste eeuw de nonchalante toon die Jonas Jonasson beroemd heeft gemaakt. Daarbij is Gross wat minder melig dan Jonasson, al valt ook met deze roman veel te lachen, ondanks de trieste gebeurtenissen. De luchtige toon is uitzonderlijk goed getroffen om een ongeloofwaardig gegeven tot prachtige realiteit om te toveren.
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
©Eus Wijnhoven, september 2021
Malcolm Lowry – Under the vulcano € 13,95(Nederlandse editie is uitverkocht)
Mexico, De Dag der Doden, 1938. Een dag waarop de doden contact maken met de levenden. Een jaar daarvoor heeft Geoffrey Firmin zijn vrouw Yvonne weggestuurd. Het is onduidelijk of dit naar aanleiding van een slaande ruzie gebeurde of omdat zij hem belemmerde in zijn drankmisbruik. Nu, in 1938, komt zij terug naar huis, in de hoop dat hij haar weer in zijn armen zal sluiten. Hopeloos verliefd is zij nog steeds op hem en hij? Zielsveel houdt hij van haar maar met haar leven kan hij niet. Die dag komt ook Firmins jongere halfbroer Hugh hem in Zuid-Amerika bezoeken. Zowel Hugh als Yvonne proberen Geoffrey te redden van de drank. Je kunt je afvragen of zij daar de meest efficiënte strategieën voor hanteren, maar dat terzijde.
De Dag der Doden, een dag die volledig in het honderd loopt en die in de avond haar naam eer aan doet. Vanuit drie verschillende perspectieven schrijft Lowry – zelf ten onder gegaan aan de drank – hoe de dag verloopt. Als hij vanuit Geoffrey schrijft, leidt dat met regelmaat tot fantasmen en surrealistische taferelen en hallucinaties. Eigenlijk is Onder de vulkaan zo bezien een vrij eenvoudig verhaal over een zelfdestructieve idioot. Maar niets is minder waar…
Onder de vulkaan is geschreven in de periode 1937 – 1944. In die periode is Lowry’s huis afgebrand waarbij een deel van het manuscript verloren is gegaan. Sommige delen zijn exact gelijk aan de versie uit 1937, andere delen zijn herzien. Het boek is in twaalf hoofdstukken opgedeeld. Twaalf, een magisch getal volgens Lowry, wat hij in een brief aan uitgever Jonathan Cape verklaart. Die brief, een epistel van 47 (boek)pagina’s, bestaat uit een toelichting op zijn manuscript dat door een lezer/redacteur is bekritiseerd. Bij lezing van die brief besef je pas hoeveel diepgang er in dit boek zit, hoeveel verbanden met meesterwerken uit de Griekse Oudheid, met de Bijbel (de toren van Babel). Maar ook hoe de hoofdstukken tot een onontwarbaar kluwen onderling verstrengeld zijn. De kritiek op het eerste hoofdstuk – “Het langdradige begin,” aldus de proeflezer – pareert Lowry aldus:
“Als het boek al gedrukt was en de pagina’s niet behept zouden zijn met de matte smekende andersoortige en wanhopige aanblik van het ongepubliceerde manuscript, zou de belangstelling van uw lezer naar mijn mening al van meet af aan veel meer zijn gewekt, net zoals hij er geheel anders tegenover zou staan wanneer het boek bijvoorbeeld al een klassieker zou zijn: hoewel hij ook in dat geval misschien zou zeggen: ‘God dit valt niet mee,’ zou hij dapper voortploeteren in het duistere moeras – ja, zich zelfs schamen wanneer hij dat niet deed – vanwege de verhalen die zijn oor al hadden bereikt over de panorama’s waarmee hij verderop zou worden beloond.”
En dat is nu net het probleem van dit boek: het ís een klassieker geworden, een van de meesterwerken uit de twintigste-eeuwse literatuur. Maar het zou verboden moeten worden. Het zou verboden moeten worden, omdat je bij lezing van de brief met al die verwijzingen naar grote verhalen vanuit de Oudheid tot begin twintigste eeuw, je je bijna verplicht voelt die werken te gaan lezen. En dan veel aantekeningen te maken, want anders vergeet je de helft. En daarna opnieuw Onder de vulkaan gaan lezen, en nog eens, en weer. En zo zou je jaren kunnen vullen om deze ene titel zoveel als enigszins mogelijk is te doorgronden. Een schrijver die dát weet te bewerkstelligen, heeft het hoogst haalbare bereikt!
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
©Eus Wijnhoven, augustus 2021
Szczepan Twardoch – Het zwarte koninkrijk € 22.99
Voormalig bokskampioen Jakub Shapiro was koning van de Warschause onderwereld totdat de nazi’s de stad binnenvielen. Tijdens zijn heerschappij werd zijn leven beheerst door vuile handel, door afpersing, door hoeren en snoeren. Zijn lieftallige vrouw negeerde hij grotendeels, nog minder gaf hij zijn in 1929 geboren tweeling – jongens die als dag en nacht van elkaar verschillen – de aandacht waaraan zij behoefte hadden. Vooral zoon Dawid lijdt daaronder. Als het gezin in 1938 de kans krijgt naar Tel Aviv te vertrekken, dwingt Jakub het vliegtuig halverwege om te keren. Van zijn koninkrijk in Warschau kan hij geen afscheid nemen.
De vrouwen wisselen elkaar snel af in Shapiro’s leven, al blijft zijn wettige echtgenote hem trouw en voegt zij zich naar zijn nukken. Eén buitenvrouw is echter een constante in zijn leven: Ryfka. Zielsveel houdt deze voormalige prostituee van Jakub:
“Ook ik ben een slecht mens, maar hij houdt niet van mij. Zo is onze constellatie, twee slechte mensen, ik slecht, hij slecht, ik hou van hem, maar hij houdt van niemand, niet eens van zichzelf, misschien maakt dat me wat beter, dat ik in al mijn verdorvenheid, in al mijn vuiligheid, van mijn niet-ziel, mijn niet-hart toch van hem hou, dus misschien ben ik niet helemaal slecht, misschien zit er nog iets menselijks in me, en in hem niet meer, omdat hij van niemand houdt.”
Op dat moment, 1943, verzorgt Ryfka het sterk vermagerde wrak Jakub Shapiro, de voormalige reus waarvoor iedereen enkele jaren eerder nog respectvol aan de kant ging.
“Ik zal hem te eten geven. Hem in leven houden. Zo kan ik hem straffen, door hem in leven te houden, zo kan ik mezelf straffen en tegelijkertijd kan ik alleen zo doorgaan met van hem te houden.”
Het zwarte koninkrijk kent twee verhaallijnen, die van Ryfka en die van Dawid (dan 13 jaar). De laatste haat zijn vader, en heeft maar een doel in het leven dat nauwelijks die naam nog verdient in het getto: hij is op zoek naar zijn vader om hem te vermoorden.
“Ik kende alle soorten kwaad die in een mens te vinden zijn, maar mijn vader is het allerslechtste.”
Grote bewondering koestert Dawid voor zijn moeder, waarvan hij zielsveel houdt.
“Ze wist dat het zinloos was om pa over te halen, hij liet zich nooit ergens toe overhalen. De wind gaat niet liggen als je hem zegt op te houden met waaien.”
Ryfka is een gehaaide rat, een nachtdier dat op wonderbaarlijke wijze weet te overleven en in een uitgekamd getto zich samen met de wil- en bijna levenloze Shapiro in leven weet te houden. Dawid verhuist met moeder en tweelingbroer Daniel aan het begin van de oorlog van hun luxe villa gedwongen naar een kamertje in het Joodse getto. Dankzij Dawid houden ook zij het een tijd vol in deze gruwelijke ellende. Totdat het lot hen scheidt en Dawid zich voorneemt onder de naam Ares zoveel mogelijk Duitsers te doden. En natuurlijk zijn vader, mocht hij hem ooit vinden.
Evenals Ryfka is Dawid een overlever. Van kleine jongen is hij in enkele dagen ‘een oude man’ geworden. Als lezer weet je natuurlijk dat de twee verhaallijnen elkaar op zeker moment zullen kruisen. De wijze waarop Szczepan dat doet verdient bewondering.
Het zwarte koninkrijk schept een wrang beeld van een wrede wereld. Het is een tijdsbeeld vanuit een ander oogpunt dan de gebruikelijke verhalen die zich afspelen in/rond het Joodse getto in Warschau tijdens WO-II. Soms is het even wennen, direct al aan het begin, als Ryfka schrijft:
“Ik herinner me hiermaals…”
Meerdere malen keert de uitdrukking ‘hiermaals’ terug en soms hanteert Ryfka vreemde zinsconstructies. Dat is echter geen drempel, het verhaal wordt eerder meer authentiek dan dat het een belemmering vormt. Ondanks de zwaarte van het verhaal is – hoe wrang ook – Het zwarte koninkrijk een wonderschone roman!
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
©Eus Wijnhoven, augustus 2021
Koen Caris – Stenen eten € 21.99
Een dorp, een gemeenschap waar iedereen elkaar kent. Een milieu waar allen iets van elkaar vinden. Een tiener die geconfronteerd wordt met zaken die veel te groot zijn voor een mens om te dragen. Een jongen die bovendien worstelt met zichzelf, al is hij zich daar nog nauwelijks van bewust. Dat is de wereld waarin de 17-jarige Ben verkeert.
Ben groeit op in een gebroken gezin. Vader is vertrokken, zijn oudere zus Kim heeft drie jaar eerder zelfmoord gepleegd, iets wat men totaal niet heeft zien aankomen. Hij leeft samen met zijn moeder, een vrouw die zich onder de gegeven omstandigheden min of meer van het leven heeft afgekeerd.
“ ‘Het is half acht,’ zeg ik, en als het stil blijft, ‘je was gisteren ook al te laat.’ De hoop komt in beweging; een hand wordt naar buiten gestoken. Ik geef de mok aan de hand en beiden verdwijnen weer tussen de dekens, dan open ik de gordijnen.”
Moeder is aan totale lethargie onderhevig, Ben probeert er het beste van te maken. Hij vindt een toevluchtsoord bij zijn vrienden Hettie en Tom. Vooral Hettie bekommert zich om hem. Tijdens een feestje wordt klasgenote Emma aangerand. Ben is getuige. Hij is dronken en achteraf weet hij niet meer zeker of hij op enigerlei wijze aan het geweld heeft deelgenomen. Niets doen betekent medeplichtigheid. Vlak daarna pleegt Emma zelfmoord. Nog beter houden Hettie en Tom hem in de gaten.
“Het begint me op te vallen dat Tom en Hettie steeds naar me kijken, korte blikken zoals je uit het raam kijkt of het weer niet aan het omslaan is. Precies wat ik wilde vermijden door weg te gaan van school.”
Op moeilijke momenten trekt Ben zich terug in een vervallen gebouw. Als blijkt dat Emma op een of andere manier in verband heeft gestaan met Kim, begint het hem te duizelen. Als dan ook Milan uit het leven stapt, Milan, de jongen waarmee Emma zo innig heeft gedanst, hanteert Caris prachtig taalgebruik wanneer de bel bij diens moeder gaat:
“Als een uur later hun deurbel gaat, doet Milans moeder niet open. Een van de agenten tikt op het raam maar ze blijft op de bank zitten. Ze luistert hoe het gerinkel van de bel op de tegels in de gang aan stukken valt.”
Die derde zelfmoord brengt al het leed weer boven. Het recente, van Emma, maar ook dat van Kim.
“Als ik het boven niet meer uithoud, ga ik in de woonkamer zitten, maar daar krijg ik de kriebels van ma, die sinds het nieuws over Milan met zoveel liefde en medelijden naar me kijkt dat ik me moet inhouden om niet iets heel gemeens te zeggen.”
Steeds meer vindt Ben zijn heil bij Tom, waardoor Hettie zich buitengesloten voelt. De jongen beseft niet wat er allemaal met hem gebeurt, wat er met hem aan de hand is. Als hij uiteindelijk open kaart speelt met Hettie, blijkt zij hem meer aan te voelen dan hij ooit had kunnen bevroeden.
De dood van Kim wordt haar laatste vriendje aangerekend, ene Jack. Een langharige jongen die de dorpelingen met een schuin oog observeren. Een jongen die zijn school niet heeft afgemaakt. Ook Ben moet weinig van die slungel hebben, totdat zij onbedoeld kennismaken. Jack biedt een uitlaatklep middels levensgevaarlijke spelletjes. Met doodsangst ondergaat Ben deze, maar hij ervaart hoe bevrijdend die momenten zijn. En hij beseft dat de onvrede in zijn lijf voortkomt uit een schuldbesef. Had hij Kim kunnen tegenhouden die bewuste nacht?
Stenen eten is een wonderbaarlijk boek. De vreemde titel wordt gedurende het verhaal verklaard, al is het duidelijk dat Ben op meerdere vlakken met een steen in zijn maag rondloopt. Caris hanteert prachtige, originele metaforen. Met deze debuutroman zet hij zich direct op de kaart. Laten we hopen dat er snel een tweede roman volgt!
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
©Eus Wijnhoven, augustus 2021
Edmund de Waal – Brieven aan Camondo € 21.99
De Joodse bankiersfamilie Camondo verhuisde in 1870 van Constantinopel naar de Rue de Monceau 63 te Parijs. Op de zogenaamde ‘gouden heuvel’ in het 15e arrondissement bouwden zij, evenals andere gegoede Joodse families, een prachtig huis. Edmund de Waal, Brits schrijver en keramist, werd op het spoor van de familie Camondo gebracht door een neef uit het geslacht Ephrussi. De Waal bleek familiare banden te hebben met de Camondo’s.
De auteur is gedoken in de archieven van het Musée Nissim de Camondo, vernoemd naar de zoon van eigenaar Comte Moïse de Camondo. De jonge piloot sneuvelde in 1917 op 21-jarige leeftijd tijdens WO-I, waarna het huis door Moïse werd bestemd tot plaats van herdenking aan zowel vader Nissim als aan zoon Nissim. Een rouwplek, een lieu de mémoire. De oude Moïse (1860 – 1935) verordonneerde dat niets mocht worden aangepast in het stadspaleis, noch mocht de collectie achttiende-eeuwse Franse kunst worden verkocht of mochten er nieuwe stukken aan worden toegevoegd. Moïse liet het museum in 1935 na aan de Franse staat. Nog altijd bevindt het zich aan de Rue de Monceau in dezelfde glorieuze staat.
De familie Camondo vertoefde in de hoogste kringen van Parijs. De schrijver Proust kwam er over de vloer en men ging uit lunchen met Dreyfus. Neef Isaac werd benoemd tot consul van Turkije. Ondanks het feit dat de familie kapitale kunstwerken van onder andere Manet, Renoir en Van Gogh doneerde aan de Franse staat en het Louvre, bood dat geen bescherming toen de stemming zich onder leiding van Edouard Drumont vooral in de tweede helft van de dertiger jaren tegen de Joden keerde. Het beledigen van Joden werd gemeengoed, de Franse kranten deden daar maar wat graag aan mee. Zij riepen het volk massaal op het land van de ‘parasiterende Joden’ te zuiveren. Ook enkele van de grootste schrijvers uit die tijd deden een duit in het zakje.
“En de gelauwerde Louis-Ferdiand Céline heeft pamfletten gepubliceerd over Joden en wat er met hen zou moeten gebeuren. (Diens) Bagatelle pour un massacre had erg veel succes, in 1937 werden er 75.000 exemplaren van verkocht.”
Toen de Duitse bezetters de Fransen een excuus gaven, konden ook de laatste Camondo’s op transport worden gezet naar Auschwitz. In 1942 stierf de familie uit.
Edmund de Waal schetst een beeld van het stadspaleis middels brieven die hij aan Moïse schrijft. Dat doet hij aan de hand van voorwerpen in het huis, aan de hand van schilderijen en via beschrijvingen van de dagelijkse gang van zaken die hij uit journaals en nauwkeurige verslaglegging door Moïse optekende. Uit de brieven spreekt een grote compassie. Tevens wordt duidelijk hoezeer het antisemitisme exponentieel kon groeien in de jaren voor WO-II. Als in 1938 de Joodse president Léon Blum letterlijk uit zijn auto wordt gesleurd en gemolesteerd, juicht het volk deze actie toe.
“Aan de muren (EW: van het in 1941 gevestigde Institut d’Étude des Questions Juives) hingen citaten van Drumont en Pétain. ‘De Joden kwamen arm naar een rijk land. Ze zijn nu de enige rijken in een arm land.’”
Als je bedenkt dat het volstrekt omgekeerd was in geval van de familie Camondo, als je beseft hoeveel de familie de Franse staat heeft geschonken, is het een wrang gegeven. Nog in 1933 werd de gulheid van de familie in de pers bejubeld, vijf jaar later was er nauwelijks iets meer over van bewondering of dankbaarheid.
Edmund de Waal heeft een prachtig ‘in memoriam’ geschreven voor een uitzonderlijke familie die op tragische wijze tot de laatste telg is uitgemoord. Het Musée Nissim de Camondo is nog altijd geopend voor publiek. Na lezing van dit aangrijpende proza is het bijkans onmogelijk het over te slaan bij een bezoek aan Parijs.
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
©Eus Wijnhoven, augustus 2021
Robert Seethaler – Een heel leven € 15.00
Men schat dat Andreas Egger ongeveer vier jaar oud is als hij begin 1900 bij een oom in een dorpje in de Alpen wordt ondergebracht. Om zijn nek hangt een geldbuideltje wat dan ook de enige reden is dat boer Hubert Kranzstocker de zorg voor de jongen op zich neemt. Bovendien heeft hij er straks een goedkope knecht bij. De opvang is allesbehalve liefdevol. Andreas moet zich regelmatig over de ossenstang buigen waarna Kranzstocker hem met een riem afranselt. Sowieso lijkt Egger voor het noodlot geboren.
Als Andreas Marie leert kennen, is hij op slag verliefd. Op volstrekt unieke wijze laat hij haar dat weten: de bergen stralen het letterlijk uit als hij ’s avonds met Marie de sterrenhemel aanschouwt. De twee trouwen en bouwen een huisje op een stukje land waar zij groenten telen. Binnen enkele jaren wordt Marie hem echter van het ene op het andere moment ontnomen. Een andere liefde zal hij niet meer kennen in zijn leven.
Seethaler beschrijft het leven van Andreas vanaf zijn vierde jaar tot diens dood. Op jonge leeftijd breekt hij een been dat door de plaatselijke arts knullig wordt gezet. Zijn leven lang zal hij hinkend door de wereld gaan. Als een firma zich in het dorpje vestigt voor aanleg van een kabelbaan, solliciteert hij voor een baantje: gaten boren in de rotsen waarin ijzeren pijlers kunnen worden geplaatst voor bevestiging van de kabels. Het is een gevaarlijk beroep, maar Andreas voelt zich als een vis in het water. Als de oorlog uitbreekt, wordt hij in eerste instantie vrijgesteld. Men heeft geen behoefte aan iemand met een handicap. Maar als de Duitsers terrein aan het verliezen zijn, wordt hij alsnog opgeroepen. Hij moet in Rusland dienen waar hij eenzaam op een berg de wacht houdt. Al na enkele weken blijkt het regiment dat hem wekelijks bevoorraadt te zijn gevlucht en wordt Egger krijgsgevangen gemaakt. Acht jaar zal hij in een Russisch kamp de zwaarste ontberingen ondergaan. Bij terugkeer in zijn dorp, blijkt de kabelbaanfirma failliet. Andreas betrekt een klein kamertje en vult de rest van zijn dagen als gids voor toeristen.
Van jongs af aan leert Andreas onder de zwaarste omstandigheden zijn weg te vinden. Als je niets van het leven verwacht, kan het alleen maar meevallen. Hij is dan ook tevreden met het leven zoals het komt. Dat alles beschrijft de Oostenrijkse Seethaler in prachtige zinnen, waaruit een grote liefde voor de taal spreekt. Zoals een Duitse recensent het omschreef: “Ein ganzes Leben ist einfach perfekt. Vom ersten bis zum letzten Satz. … Wunderschön. Dieses Buch ist Serotonin in Buchform.” En dat is het!
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
©Eus Wijnhoven, juli 2021
Roy Jacobsen – Witte zee € 22.99
Noorwegen, 1944. Ingrid Barrøy is als enige op het gelijknamige eiland achtergebleven. Haar zwakbegaafde tante Barbro bevindt zich voor een ziekenhuisbehandeling op een ander eiland en Barbro’s zoon Lars is inmiddels volwassen en enkele jaren eerder zelf vader geworden. Hij heeft zich gevestigd op de Lofoten. Suzanne, het meisje waarvoor de Barrøys in De onzichtbaren de zorg op zich hadden genomen, is hem gesmeerd en heeft al het spaargeld meegenomen.
Op een dag spoelen er kleren aan op het eiland die met stro zijn gevuld. Dat worden er steeds meer en op zeker moment voelt Ingrid intuïtief dat ze niet meer alleen op Barrøy is. Ze ontdekt twee mannen op de hooizolder. Een, gekleed in een Duits uniform, is overleden. De ander, een Russische krijgsgevangene, is meer dood dan levend. Ze ontfermt zich over de man die langzaam maar zeker opknapt. Er bloeit iets op tussen de twee ondanks dat zij elkaar niet kunnen verstaan. Wel schrijft hij een boodschap op een briefje, negen keer dezelfde regels.
“Hij liep naar de deur van de gang en terug naar het raam en staarde naar zijn eigen spiegelbeeld, deinsde plotseling achteruit, draaide zich om en keek haar wanhopig aan tot zij ook opstond, zijn omzwachtelde hand pakte en hem naar de gang leidde, de trap op, naar de Noordkamer, waar ze voor de rest van haar leven naast hem ging liggen.”
Het loopt echter anders. Als de Duitsers het eiland doorzoeken, tevergeefs, besluit de Rus het heft in eigen handen te nemen voordat hij zal worden ontdekt. De bezetter brengt wederom een bezoek aan het eiland en vindt spullen die getuigen van Ingrids daden.
“Ze waren teruggekomen. Om iets te controleren, ze waren gekomen om haar te verhoren, ze vertrouwden haar niet, ze waren gekomen om de waarheid uit haar te slaan, als dat nodig was, en voor iets anders, wat ze zich niet herinnert.”
Men mishandelt haar, bijna tot de dood erop volgt. In een sanatorium wordt ze opgelapt. Vanaf dat moment blijven haar maandstonden uit. Barbro keert terug naar het eiland en de twee vrouwen proberen er in alle armoede het beste van te maken. Wonder boven wonder krijgt Ingrid een aanzienlijk bedrag, geld dat de dominee van het nabijgelegen havenstadje haar vader afhandig heeft gemaakt. En weer nemen de Barrøys de zorg op zich voor enkele weeskinderen. Dan keert Suzanne terug naar het eiland en vertelt dat Hitler dood is. In haar kielzog heeft ze een klein kind. Het vermoeden bestaat dat zij naar Barrøy is gevlucht omdat zij relaties met Duitsers heeft onderhouden.
Ingrid stelt alles in het werk om te vernemen wat er van haar Rus is geworden, tevergeefs. Daarbij ontmoet ze een vrouw die de geschreven woorden van de Rus voor haar vertaalt. ‘Hier staat “Ik hou van jou.”’
Witte zee is een vervolg op De onzichtbaren, maar de boeken zijn goed los van elkaar te lezen. Prachtige boeken, waarin Jacobsen met zijn sobere schrijfstijl het harde leven op Barrøy weerspiegelt:
“God houdt minder van de mensen aan de kust dan van de mensen in het binnenland en de stad; gedurende lange periodes vergeet Hij hen volkomen, en zij vergeten Hem.”
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
©Eus Wijnhoven, juli 2021
Haruki Murakami – De jacht op het verloren schaap € 15.00
De jacht op het verloren schaap verscheen in 1982 als Murakami’s derde roman. Het is het eerste boek dat hij als beroepsauteur schreef. “Het verhaal zit veel beter in elkaar en heeft een grotere stuwkracht, en daardoor is het boek als vanzelf aanzienlijk langer geworden dan zijn voorgangers,” aldus Murakami. Misschien heeft de auteur juist met deze roman wel de opmerkelijke stijl gevonden die later zo kenmerkend is voor zijn werk.
Twee jongemannen van tegen de dertig runnen samen een reclamebureautje. De ene is alcoholist, de ander kan gekarakteriseerd worden als indifferent. Deze laatste krijgt een foto onder ogen van de mooiste oren die hij ooit heeft gezien. Hij spoort de draagster op. Het blijkt een meisje van drie ambachten: ze is proeflezer bij een uitgeverij, callgirl en model (vanwege die oren). Ondanks dat de twee een vluchtige relatie beginnen, vraagt zij hem: “Wil je de komende tijd – zeg de eerste paar maanden – niet van mijn zijde wijken? Kun je me dat beloven?” In ieder verhaal zou dat ongeloofwaardig klinken, maar bij Murakami weet je: nu gaat het beginnen.
De alcoholist wordt naar aanleiding van een foto gemaand zich uit een advertentiecampagne terug te trekken. Dat gebeurt in opdracht van de Leider, een fascistisch sujet die grote invloed uitoefent op boven- en onderwereld. Op de bewuste foto is een kudde schapen zichtbaar in een berglandschap. Bij nadere beschouwing heeft één schaap een ster op de rug. De onverschillige vennoot wordt door de organisatie van de Leider gedwongen het schaap met de ster binnen een maand op te sporen. Dit speciale schaap komt namelijk in de hallucinaties van de Leider voor. Aangezien hij toch al van plan was zicht terug te trekken uit het reclamebureau, besluit hij onder de nodige scepsis de opdracht te aanvaarden. Maar waarom juist hij, Keizer van de middelmatigheid, deze taak moet volbrengen is hem een volslagen raadsel. In enkele zinnen komt de droge humor van Murakami daarbij weer naar boven:
“Er is een hoop dat ik niet weet. En ik ben er niet zo zeker van dat in mijn geval het verstand met de jaren komt. Een karakter kan zich nog enigszins veranderen, maar de middelmatigheid is voor eeuwig. Dat heeft een Russische schrijver ooit gezegd. Soms zeggen ze hele slimme dingen, die Russen. Nou ja, ze hebben dan ook de hele winter de tijd om erop te komen.”
De chauffeur van de Leider onderhoudt contact met de protagonist. Deze heeft een voorwaarde die hij aan acceptatie van de opdracht verbindt: tijdens zijn afwezigheid moet iemand van de organisatie voor zijn oude kat zorgen.
“Geef hem geen vet vlees, want hij gooit het er toch weer uit. … Hij heeft nogal last van diarree. … Hij begint last te krijgen van teken in zijn oren, dus eens per dag met een wattenstaafje zijn oren schoonmaken. … Als u bang bent dat hij het meubilair beschadigt, moet u eens per week zijn nagels knippen.” Enzovoort, en zo verder.
Het meisje-met-de-mooiste-oren vergezelt hem bij de tocht. Zij blijkt een prettige reis- en bedgenoot.
“Eerst pakten we onze bagage en toen hadden we geslachtsgemeenschap. Daarna zijn we naar de film gegaan. In de film kwamen veel mannen en vrouwen voor die net als wij geslachtsgemeenschap hadden. Het bekijken van de geslachtsgemeenschap van anderen is zo gek nog niet.”
Bovendien heeft zij bijzondere voorspellende gaven. Tijdens de speurtocht komt dat goed van pas. Niets gekunstelds, je gelooft de protagonist gewoon, gaat mee in zijn nukken en nonchalance. Als de twee in Hokkaido arriveren, voelen de oren van het meisje dat het Dolfijnhotel hun uitvalsbasis moet worden. Het wordt gerund door een 36-jarige man. Zijn vader blijkt de voormalig directeur van de Hokkaidose Schepers Associatie. Hém moeten ze spreken, hij weet vast meer van het bewuste schaap.
“‘Ik wil beslist uw vader spreken.’
“‘Op zich is daar geen bezwaar tegen. Alleen, mijn vader kan mij niet uitstaan, dus het spijt me verschrikkelijk, maar u zult zonder mij naar hem toe moeten,’ zei de zoon van Dr. Schaap.
‘Hij kan u niet uitstaan?’
‘Omdat ik twee vingers mis en kaal begin te worden.’”
Ook vader woont in het hotel en hij brengt hen op het juiste spoor. Maar of ze het schaap ooit zullen vinden?
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
©Eus Wijnhoven, juli 2021
Kevin Barry – Night boat to Tangier – Nachtboot naar Tanger € 21.99
Twee Ierse midden vijftigers, Charlie Redmond en Maurice Hearne, bevinden zich in de Spaanse haven van Algericas. De twee hartsvrienden kennen elkaar vanaf hun jeugd. De haven, waar de ferry naar Tangier aanmeert en afvaart, is een haveloos terrein. De mannen zijn op zoek naar Dilly, Maurice’ dochter die enkele jaren geleden spoorslags naar Noord-Afrika is vertrokken na de dood van haar moeder Cynthia. In de loze uren halen zij herinneringen op aan het verleden waarin zij bakken met geld verdienden via hasjtransporten. “But the money no longer is in dope. The money now is in people. The Mediterranean is a sea of slaves.”
Bij iedere aankomst van de ferry kijken zij uit naar een meisje met een rastakapsel. Een meisje met een hond. De drieëntwintigjarige Dilly. Hippiejongeren die soortgelijk gekapt zijn, en/of met hond, worden door de mannen geïntimideerd om hen uit te horen en zelfs te bedreigen om achter de verblijfplaats van Dilly te komen. Op zeker moment verschijnt Dilly daadwerkelijk in de haven, zij herkent de twee en weet uit hun ogen te blijven. Ondertussen mijmeren de heren voort, waarbij ook lastige gespreksonderwerpen niet worden vermeden. Zoals de keer dat Maurice na een verblijf van enkele jaren in Spanje bij thuiskomst Charlie naast Cynthia aantrof in bed. Of toen Maurice zijn vriend overweldigde, waarna Charlie door het leven gaat met een horrelvoet.
Het verhaal kent vele flashbacks, waarin de stormachtige relatie tussen Maurice en Cynthia wordt beschreven. Tijdens hun financiële gloriedagen raakten beiden aan heroïne verslaafd. Het was zowel de zwartste als de mooiste periode in hun leven. Dilly werd in die jaren min of meer aan haar lot overgelaten. En nu, nu het te laat is, beseffen de beide mannen dat een eenvoudig maar gelukkig gezinsleven misschien wel het hoogst haalbare is, een kans die beiden voorbij hebben laten gaan.
Night Boat to Tangier is een gewelddadig verhaal, een geestige vertelling ook, een boek met een vleugje passie en een korrel stevige seks. Volgens National Public Radio: “Barry’s a remarkable sentence-level writer who’s capable of extraordinary turns of phrase.” En zo is het maar net. Night Boat to Tangier is een boek over de zwarte kanten van het leven, op vaak humoristische wijze verteld.
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
©Eus Wijnhoven, juli 2021
Roxane van Iperen – De genocidefax € 3.75
Op 11 januari 1994 schrijft VN-commandant Roméo Dallaire vanuit Kigali een fax aan de VN – opgenomen achterin dit boekje – waarin hij waarschuwt voor een aankomende genocide: de hutu’s staan de minderheid van de tutsi’s naar het leven. Een waterscheiding tussen de beide bevolkingsgroepen die ooit door de Belgische kolonisator is geïnstitutionaliseerd. In plaats van dat de VN actie onderneemt, laat men Dallaire aanmodderen. Eerder heeft men hem van een handjevol waardeloze manschappen voorzien, ‘soldaten’ uit arme landen, daarheen gestuurd, omdat zij geld voor die landen in het laatje brengen. Het gros van het materieel dat hem ter beschikking is gesteld, functioneert niet. Dallaire bevindt zich in een onmogelijke situatie om welke ongeregeldheid dan ook weerstand te bieden. Zijn waarschuwing wordt in de wind geslagen, waarbij de veelgeprezen Kofi Annan een hoofdrol speelt. Pas als de boel echt uit de klauwen begint te lopen, grijpt Kofi in: welgetrainde troepen worden naar Rwanda gezonden, niet om de VN-Commandant te ondersteunen, maar om de werknemers van ngo’s en westerlingen met zakelijke belangen uit het land te repatriëren. Na lezing is het onbegrijpelijk hoe de internationale politiek Kofi Annan altijd op handen is blijven dragen.
Tot in gruwelijke details beschrijft Dallaire hoe het zo mis heeft kunnen gaan. Dat deze genocide voorkomen had kunnen worden als de VN het broeinest serieus had genomen. Zelfs nadat alles achter de rug is, er honderdduizenden burgers zijn afgeslacht, blijft Dallaire voor gerechtigheid strijden. En de VN? Volgende zaak. De organisatie is de term Mensenrechten volstrekt onwaardig.
Tot zover een ver-van-mijn-bed-show. Van Iperen laat je er echter niet zo makkelijk mee wegkomen. Zij spreekt de lezer letterlijk aan: wat doe jij in ongemakkelijke situaties? Ook legt zij verband met de huidige Nederlandse politiek. De naam Omtzigt kan dan niet uitblijven. Rutte en diens doctrine evenmin. Meer dan ooit draait onze samenleving om beeldvorming, ongeacht het aantal slachtoffers dat daarmee verbonden is. It’s the image, stupid! lijkt het credo van de huidige tijd. Waar we ons echt druk om zouden moeten maken, waar we ons hard voor zouden moeten maken zoals Dallaire voor de burgers van Rwanda, doet – en deed voor de VN – niet ter zake.
De genocidefax is een schokkend voorbeeld van de onverschilligheid waarin wij tegenwoordig leven. Een klein boekje, met een grootse boodschap. Verplichte kost voor eenieder die streeft naar een betere wereld waarin economische belangen niet meer allesoverheersend zijn, maar de mens, het individu, ertoe doet.
© Eus Wijnhoven, juni 2021
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Carys Davies – Het missiehuis € 21.99
Bibliothecaris Hilary Byrd keert in enigszins depressieve staat zijn leven in Engeland de rug toe en vestigt zich in een stadje in de koele bergen van Zuid-India. Het enige contact met zijn vroegere omgeving bestaat uit een sporadische mailwisseling met zijn zus Wyn, die een beetje op hem lette toen hij nog in het VK woonde. Ze maakt zich zorgen om de drastische manier waarop hij zijn leven heeft omgegooid.
Al bij aankomst in het plaatsje overkomt Byrd een ongeval, waarna riksjabestuurder Jamshed hem bijstaat. Vanaf dat moment is Jamshed de vaste chauffeur van de Brit. Daarmee wordt een tweede verhaallijn geïntroduceerd: die van Jamshed en diens neef Ravi. Diens ouders zijn omgekomen en Jamshed heeft de zorg voor de veeleisende jongeman op zich genomen. Countryzanger wil hij worden, dus er moet een Stetson komen, een guitaar en … een paard. En dat terwijl de oude Jamshed zelfs geen geld heeft voor een paar fatsoenlijke schoenen.
Hilary krijgt onderdak aangeboden in het missiehuis, bij een oudere dominee. Daar ontmoet hij Priscilla, een door de dominee geadopteerde jonge vrouw. De echte dochter van de 75-jarige woont in Californië. Ze maakt zich zorgen om de godsdienstrellen die op steeds meer plaatsen in India oplaaien. Maar de dominee vertrouwt op God. Bovendien: wat heeft hij te vrezen, hij, die Jan en alleman, ongeacht hun geloof, bijstaat met aandacht en middelen voor zover dat in zijn macht ligt.
Op verzoek van de dominee geeft Byrd de jonge vrouw Engelse les. Daarnaast brengt hij zijn dagen door in de botanische tuin en in de bibliotheek, een bibliotheek zoals een bibliotheek hoort te zijn: een oase van rust, waar in het ergste geval af en toe wordt gefluisterd. Kom daar maar eens om in Engeland!
Tijdens de contactmomenten met Priscilla ontdooit de Engelsman langzaam maar zeker. Op zeker moment betrapt hij zich er zelfs op dat hij bepaalde gevoelens ervaart die volstrekt nieuw voor hem zijn. Is dat nu wat men met ‘verliefd’ bedoelt? Maar hoe zit het met Priscilla? Ze zou zijn dochter kunnen zijn.
De godsdienstrellen gaan helaas niet aan het stadje daar hoog in de bergen voorbij. Op een of andere manier worden allen daarin gezogen, waarbij zij soms onbewust olie op het vuur gooien in plaats van gebruik te maken van de vluchtmogelijkheden die dan nog legio zijn.
The Mission House is een totaal ander boek dan het prachtige West dat eerder van Davies’ hand is verschenen. De boeken hebben echter gemeen dat ze uitstekend geschreven zijn, met verrassende elementen en wendingen, in een omgeving die je alleen via literatuur kunt leren kennen. Wederom heeft Davies een pareltje afgeleverd!
© Eus Wijnhoven, juni 2021
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Lilianne Damen – De smeekbede € 22.50
De smeekbede is het verhaal van Dédé/‘Willemien’ van Kelderman, een slaafgemaakte vrouw die werkt op Surinaamse plantages. We zien haar opgroeien van jong meisje tot aan haar laatste dagen, als zij de negentig is gepasseerd. Ooit is haar moeder als zoutwaterneger – ‘verse’ slaven – uit Afrika naar Suriname gehaald. Het verhaal speelt zich grotendeels in de tweede helft van de achttiende eeuw af. De achternaam van Dédé is een flexibele: zij is in bezit van de Utrechtse jurist Engelbert Kelderman.
Engelbert Kelderman verneemt van zijn vrienden dat er in Suriname goud geld te verdienen is. Het beheer van een of meerdere plantages of – beter nog – het bezit ervan, is de snelste manier om rijk te worden. Hij besluit de stoute schoenen aan te trekken en laat vrouw en (drie) kinderen achter in Vianen. Een aantal plantages zal hij in Suriname besturen, waarbij hij zich vooral toelegt of plantage Portorico. Daar gaat hij wonen.
Als het jonge meisje Dédé eens moet bijspringen in de keuken, blijkt dat zij al snel goed kan koken. Dat bespaart haar het zware veldwerk. Wanneer zij verliefd wordt op de zeven jaar oudere Quassi en na drie onvoldragen zwangerschappen zoon Antó wordt geboren, lijkt hun leven volmaakt, voor zover mogelijk onder de gegeven omstandigheden. Aan dat geluk komt echter weldra een einde.
Na de komst van Engelbert is het leven van de slaven iets minder onvoorspelbaar. In geval Engelbert in de buurt is, is de kans kleiner dat de blankofficier hen zweept of erger. Vanuit een diepgewortelde geloofsovertuiging vindt Engelbert dat ieder mens als gelijke behandeld dient te worden, al kent ‘gelijke’ twee zeer uiteenlopende gradaties. In verhouding met andere plantagehouders kan de man echter als mild worden omschreven. Het leven blijft echter voor veel slaafgemaakten een hel.
“De vrouw was uitgeblust, haar vuur gedoofd, haar geest geknapt, haar lichaam ingestort en verkruimeld. Niet vermangeld door het molenrad, niet verdronken in zee of in een sloot, niet kapotgeslagen en leeggebloed, maar simpelweg uitgewrongen.”
Meerdere familieleden van Kelderman komen over naar Suriname, al blijven zijn vrouw Antoinette en hun kinderen in Nederland achter. De familie krijgt het zwaar te verduren en in 1788 verhuist Engelbert terug naar Nederland. Zijn zoon Gerard neemt zijn taken in Suriname over. Gerard is een dromer, een heel ander typ dan zijn doortastende, branieachtige kameraad Jan Kuvel. Al decennia zijn de kookkunsten van ‘Willemien’ vermaard, zij blijft in al die jaren de scepter over de keuken zwaaien. Ook zij zal op zeker moment naar Nederland afreizen, waar zij ruim twee jaar als kokkin van een nichtje van Kelderman functioneert. Dédé leert Antoinette kennen en verbaast zich erover dat de vrouw haar nagenoeg als een gelijke behandelt. Dit tot groot ongenoegen van haar vriendinnen. Als zij weer terugkeert naar Suriname, bevreesd of zij haar zoon Antó daar nog zal aantreffen of niet, heeft zij een manumissie bij zich. Deze vrijbrief is haar belangrijkste bezit: eindelijk is zij vrijgemaakt. Of dat in de Surinaamse praktijk daadwerkelijk de verwachte gevolgen zal hebben, zal zij eerst moeten bevechten.
Met De smeekbede heeft Damen een prachtige historische roman geschreven die een realistische kijk geeft op zowel de slaventochten als het leven op de verschillende plantages. Opkomst en ondergang van Nederlandse families, dood en verderf onder slaven en blanken. Verwacht geen boek waarin vooral met het vingertje gezwaaid wordt. Voor zover mogelijk probeert Damen een genuanceerde kijk te geven op het leven van Dédé. Het boek is gebaseerd op een brief van Dédé aan haar voormalig eigenaar in Utrecht, een brief die in 1988 werd ontdekt. Buiten het feit dat het een leerzaam verhaal is, is het een genot om te lezen, ook door de gebezigde historische terminologie die Damen hanteert in de beschrijving van de dagelijkse gang van zaken.
© Eus Wijnhoven, juni 2021
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Alex Schulman – De overlevenden € 21.99
De broers Nils, Benjamin en Pierre groeien op in een normaal gezin. Of is hier sprake van de schone schijn ophouden?
“Opgegroeid als adel, geleerd om altijd hun rug recht te houden, te bidden voor de maaltijd en papa en mama een hand te geven na het eten. Maar er was geen geld, of: er werd maar heel weinig van het geld in de kinderen geïnvesteerd.”
De overlevenden is een anti-chronologische vertelling. Het eerste hoofdstuk begint in de tegenwoordige tijd om 23:59 uur. Dat loopt terug tot het laatste hoofdstuk, 00:00 uur. Hoofdstukken in de tegenwoordige tijd worden afgewisseld door hoofdstukken in het verleden, toen de jongens respectievelijk dertien, negen en zeven jaar oud waren. Die verleden tijd speelt zich af tijdens een zomervakantie in een buitenhuis in de natuur. Daar wordt duidelijk dat pa zich interesseert in wedkampjes tussen de jongens, ma vooral bezig is in aan- en afstoten van haar kroost. Bovenal is drank de kurk waarop het leven van de ouders drijft. Liefst wodka, ijs-en-ijskoud.
Kinderen verlangen naar aandacht van ouders. Zo ook Nils, Benjamin en Pierre. Als die ouders je echter negeren, biedt het jennen van je broer(s) een mogelijkheid opgemerkt te worden. Dat doen ze dan ook volop. De een wordt geplaagd met zijn zwakke blaas, de ander met zijn pukkels en dunne haar. De middelste, Benjamin (EW: vreemde keuze overigens van de auteur om niet de jongste van de broers maar de middelste deze naam te geven), is de verteller van het verhaal. Hij komt er goed vanaf, al schroomt hij niet aan te geven hoe ook hij zijn broers koeioneert.
Over de dood van de vader vernemen we weinig, de dood van de moeder komt pijnlijk aan bod. Zij is dan ook de middelpuntvliedende kracht die het leven van de jongens gijzelt. Als ook zij eenmaal overlijdt, zit er niets anders op dan dat de broers hun leven onder ogen zien, waarbij een onvermoede tragedie bovenkomt, die misschien het leven van het hele gezin wel voorgoed heeft bepaald. De overlevenden is een prachtig boek, in Scandinavisch sobere stijl.
© Eus Wijnhoven, mei 2021
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Simone Atangana Bekono – Confrontaties € 22,99
Salomé, dochter van een Nederlandse moeder en een Kameroense vader, is na een ernstig geweldsdelict veroordeeld tot zes maanden detentie. In de Donut, de penitentiaire inrichting waar zij verblijft, probeert men haar tot inzicht in haar daden te brengen. Daartegen verzet Salomé zich met alles wat ze in zich heeft. Haar emoties laat zij zelden varen, hoe enorm ze haar oudere zus Miriam (met wie ze nooit een goede relatie heeft gehad) en mama en papa ook mist. Psycholoog Frits van Gestel kan dan ook moeilijk tot haar doordringen, temeer omdat ze hem herkent van een tv-programma waarin hij – hoezeer hij ook beweert respect te hebben voor het leven in Afrika – oorspronkelijke bewoners respectloos behandelt.
“ ‘Ik ga me godverdomme niet laten helpen door een of andere fucking rascist,’ schreeuwde ik vanochtend tegen hem.”
Toch stelt ze zich wel degelijk vragen, beseft ze hoe moeilijk zij het vindt terug te kijken en te zien wat er echt met haar aan de hand is.
“Eerlijk terugkijken is moeilijk. Het is moeilijker dan hard werken. Niet zeuren.”
Dat is het mantra van haar zieke vader: hard werken en niet zeuren. Als gekleurde Nederlander heb je te accepteren dat je harder dan gemiddeld moet werken om iets te bereiken. Maar Salomé zeurde niet, zij werkte hard en deed haar best op het Odulfus gymnasium, en “bemerkte dat ik er geen fuck aan had”.
Atangana Bekono heeft al dan niet sluipend racisme verweven tussen de regels door. Zoals buurvrouw Kaat die hardop over kutzwarten spreekt, maar ondertussen liefdevol op de meisjes past, want “jullie zijn anders.” Jijzelf kunt je best doen niet te discrimineren, uiteindelijk is het de ontvanger van de boodschap die iets als discriminerend of racistisch ervaart.
De stem van Salomé overheerst in het eerste deel van deze coming of age roman. Een verongelijkt geluid, dat soms naar onredelijkheid neigt. Naar eigen zeggen begon het schrijven van Confrontaties met een stem, de stem van Salomé. Atangana Bekono zet dit tienermeisje dan ook zeer krachtig neer door middel van die stem. Boosheid, onbegrip, niet begrepen worden; in staccato-achtige zinnen uit Salomé haar worsteling met de weg naar volwassenheid. Ook door middel van regelmatige referenties naar literatuur en film karakteriseert de auteur het meisje, als in dialoog met zichzelf, waaruit een zekere eenzaamheid blijkt. De tweede helft van de roman geeft inzicht in wie Salomé is, hoe ze tot haar daden is gekomen. Ze voelt zich nergens thuis, niet in het Kameroen van haar vaders familie, en niet in het Brabantse dorp waarin zij opgroeit. Maar bovenal is Salomé op zoek naar zichzelf. Wie ben ik? Welke Salomé is de enige ware?
Confrontaties stond op de shortlist van de Libris Literatuurprijs 2021 en is een sterk debuut.
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
© Eus Wijnhoven, mei 2021
Rumaan Alam – Laat de wereld achter € 22.99
Amanda en Clay verlaten hun woning in New York City voor een weekje vakantie in een afgelegen woning op Long Island. Hij is universitair docent, zij accountdirector. Zij hebben twee kinderen, Archie (15) en Rose (12). Binnen een dag voelen zij zich thuis in de luxe vakantiewoning en genieten van de weelde. De stemming slaat echter om als ’s avonds een zwart stel zich meldt en beweert eigenaar te zijn van de woning: George Washington, beursanalist, en diens vrouw Ruth. Amanda heeft uitsluitend mailcontact gehad met ene GHW@washington-groupfund.com. Vanaf dit moment begint het te knagen, etniciteit en klasse.
“Dit leek haar geen huis waar zwarte mensen woonden. … Amanda was woedend op iedereen. Er trok een rilling door haar lijf, ze was ervan overtuigd dat een van deze mensen een pistool zou trekken, of een mes, met een eis zou komen.”
De stroom blijkt te zijn uitgevallen in NYC en er heerst een panieksituatie in de stad. Daarom zijn Ruth en George hun luxe appartement in de city ontvlucht nadat de noodtoestand is uitgeroepen. Clay kan het niet over zijn hart verkrijgen hen terug te sturen, tenslotte is het hun huis.
“ ‘Hij had de sleutels toch.’
‘Ja, dat wel.’ Ze liet haar stem nog verder dalen. ‘Stel dat hij de onderhoudsman is en zij de werkster? En dat het allemaal één grote zwendel is en die stroomstoring of wat het ook zijn mag gewoon toeval is?’ Ze voelde in elk geval nog gepast schaamte om haar veronderstelling. Maar ze zagen er niet uit als het slag mensen dat zo’n mooi huis heeft. Wel zouden ze heel goed de schoonmakers kunnen zijn.”
De stroomstoring is echter geen toeval. Hoewel de elektriciteit in de villa blijft werken, is er geen toegang meer tot internet, radio, en tv. Telefoons werken niet meer. Men moet gissen wat er in de buitenwereld speelt. Dieren gaan zich vreemd gedragen, er duiken exoten op die niet eerder op Long Island zijn waargenomen. Het besef dringt door dat zij op elkaar zijn aangewezen, dat ze moeten samenwerken willen zij deze bizarre situatie doorstaan. Dan blijkt hoe eenieder zich gedraagt in tijden van crisis.
Laat de wereld achter is een beklemmend verhaal, temeer daar het een situatie beschrijft welke niet ondenkbaar is in onze (toekomstige?) maatschappij. Hoe zou jij reageren als je in de schoenen van Amanda en Clay zou staan?
© Eus Wijnhoven, mei 2021
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Roy Jacobsen – De onzichtbaren € 21.99
Martin Barrøy woont samen met zoon Hans (35), zwakbegaafde dochter Barbro (23), schoondochter Maria (27) en de driejarige Ingrid op het eiland Barrøy voor de Noorse kust. Hún eiland, al generaties heeft er geen enkele andere familie gewoond. Het enige vervoermiddel richting het hoofdeiland, waar een dorp met kerk is gelegen evenals een handelspost, is hun fœring (boot). In de zomer repareert Hans het nodige aan gebouwen en vistuig, in de winter verlaat hij voor enige maanden Barrøy om te vissen bij de Lofoten op het schip van zijn broer. In die maanden verdient hij het geld om de rest van het jaar door te komen.
Maria en Hans hebben zo hun eigen dromen. Terwijl Hans een kade wil aanleggen, opdat grotere schepen op Barrøy kunnen aanleggen, verlangt Maria naar een leven buiten deze uithoek.
“Maria … heeft op de huishoudschool gezeten en had overal een betrekking kunnen krijgen, maar ze is op Barrøy, bij hem, Hans Barrøy die zich verschuilt voor zijn eigen zus en voor een tergend gevoel van schaamte, dat zijn twee kanten van dezelfde zaak, schaamte en schuilen, maar hij is wel blootgesteld aan Maria’s blik, die wijkt niet voordat hij toegeeft dat hij een stommeling is, een knikje is genoeg.”
En zo communiceert men voornamelijk met elkaar, via gezichtsuitdrukkingen, via opgetrokken mondhoeken of hoofdschuddend misprijzen. Een ding beseffen zij allen, in deze omgeving waar de elementen vrij spel hebben en waar iedere winter weer een beproeving is:
“…als je eenmaal op een eiland woont, je er nooit meer wegkomt, omdat een eiland uit alle macht vasthoudt aan wat het heeft.”
Als Hans een voorraadschuur laat bouwen door enkele Zweden van het vaste land, komt er voor even leven in de brouwerij. “Ik wil neuken!” roept Barbro, en als de Zweden weer vertrokken zijn, blijkt haar wens vervuld; zij is zwanger. Zoals alles op het eiland wordt de nieuwe situatie met niet meer dan een schouderophalen aanvaard.
Lars wordt geboren. De jaren slepen zich voort. Martin overlijdt, Hans verwondt zichzelf ernstig en Barbro repareert de netten. Op haar dertiende gaat Ingrid naar het hoofdeiland om een gezin van de eigenaar van de handelspost te helpen in de huishouding. Zij komt in een instabiele omgeving terecht en voor zij het weet zit zij opgescheept met het driejarige meisje en de zevenjarige jongen van het gezin. Er zit niets anders op dan huiswaarts te keren. Daar probeert men intussen wat bij te verdienen door melk te verkopen. Het huishoudbudget schiet echter steeds vaker tekort en als dominee Malmberget hun te hulp schiet, is het de vraag of hij dat uit menslievendheid doet of om andere, duistere redenen.
De onzichtbaren is een ingetogen verhaal van introverte mensen. Het sobere taalgebruik van Jacobsen benadrukt het isolement waarin de familie Barrøy probeert te existeren. Op momenten doet De onzichtbaren denken aan werk van Jacobsens IJslandse collega Halldór Laxness. Geen woord teveel en toch spreekt het verhaal boekdelen. Een aanrader!
© Eus Wijnhoven, mei 2021
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
David van Reybrouck – Tegen verkiezingen € 12,50
Het ‘Democratisch Vermoeidheidssyndroom’ noemt David Van Reybrouck het feit dat ruim tweederde van de burgers in de westerse democratieën de belangrijkste instellingen van hun politieke ecosysteem wantrouwt. Uit de recente Global Corruption Barometer van Transparency International blijkt dat wereldwijd politieke partijen beschouwd worden als meest corrupte instellingen op aarde. In nagenoeg alle westerse democratieën prijken politici op 1. Westerse democratieën kampen met een legitimiteits- én met een efficiëntiecrisis.
“Kiezersverzuim, kiezersverloop, leegloop van de partijen, bestuurlijk onvermogen, politieke verlamming, electorale faalangst, rekruteringsschaarste, compulsieve profileringsdrift, chronische verkiezingskoorts, afmattende mediastress, achterdocht, onverschilligheid en andere hardnekkige krampen.”
Bestuurders wantrouwen bestuurden en andersom. Verkiezingen zouden democratie mogelijk maken, maar onder de huidige omstandigheden lijken ze democratie vooral te hinderen. Eigenlijk zijn verkiezingen in oorsprong ook helemaal niet bedoeld als democratisch instrument. Het is een vondst van de aristocratie, zo toont Van Reybrouck overtuigend aan, om juist ons – het plebs – onder de duim te houden en de bevoorrechte positie van de welgestelde aristocratische elite veilig te stellen.
Als we op het foute spoor zitten, waarom verbinden we bijvoorbeeld ontwikkelingshulp dan aan onze ideeën over wat een democratische staat behelst? Waarom leggen we ons corrupte systeem op aan landen en streken waar andere bestuursvormen soms al eeuwenlang uitstekend functioneren? Als we beseffen dat ons systeem kampt met een legitimiteits- én met een efficiëntiecrisis, waarom houden we er dan zo krampachtig aan vast?
Om duidelijk te maken hoe we zijn gekomen tot waar we ons nu bevinden, begint Van Reybrouck in het Athene van 2500 jaar geleden. Daar heerste een systeem van loting. Zij die door middel van loting tot besturen werden aangewezen, vervulden dit ambt voor een relatief korte periode, waarna hun opvolgers weer door middel van loting werden aangewezen. In de huidige complexe maatschappij met staten van tientallen tot honderden miljoenen inwoners is loting niet erg praktisch. Wetenschappers hebben zich in de afgelopen decennia over ons falende democratisch bestel gebogen. Daaruit zijn interessante oplossingen voortgekomen. Met name het zogenaamde bi-representatief model lijkt een praktisch uitvoerbare en voor nu wellicht meest ‘democratische’ oplossing: een volksvertegenwoordiging die zowel door loting als door stemming tot stand wordt gebracht. De Amerikaanse onderzoeker Terrill Bouricius heeft een systeem bedacht waaraan nauwelijks nadelen kleven (pagina 130-131 in de 18e druk).
Je moet welhaast blind zijn om niet te beseffen dat ons huidig bestel in feite om hele andere belangen draait dan om inspraak van de burger. Zo zijn er eenvoudig enkele belanghebbenden te onderscheiden:
– Politieke partijen: In een bi-representatief systeem zijn er geen politieke partijen meer. Huppakee, daar gaat je baantjesfabriek.
– Het bedrijfsleven (van eenmanszaak tot bedrijven als amazon): je kunt niet meer even bij je partijvriendjes aankloppen en om gunsten vragen of, erger, via smeergeld of ondersteuning van campagnes jouw bedrijfsbelang zekerstellen. Een verkapte term voor dergelijke wanpraktijken is lobbyen.
– De media: zonder politieke partijen geen spektakel. Het is doodsaai om verslag te doen van besluitvorming door zo’n bijeengeraapt zootje dat ook nog eens met een oplossing komt waar iedereen in de groep – hoe divers hun achtergrond ook is – zich achter schaart.
Zowel politieke partijen, bedrijfsleven als media is er alles aan gelegen het huidige bestel in stand te houden. Misschien wel het grootste nadeel van een electoraal stelsel is de intrinsieke motivatie dat er niets boven herverkiezing gaat. In essentie is dat hetgeen waar onze gekozen volksvertegenwoordigers hun dagen mee vullen. Na de verkiezingen volgt al snel een jaar waarin geformeerd moet worden, kennisgemaakt met hun ambtenarenapparaat, et cetera. Weer anderhalf jaar later is men al bezig met herverkiezing zekerstellen. Kortom: langetermijnvisie doet volstrekt niet ter zake. Onze verkozen vertegenwoordigers zijn als aandeelhouders die uitsluitend voor kortetermijnwinst gaan. In een bi-representatief systeem daarentegen kunnen de leden zich focussen op de lange termijn. Door roulatie bij loting speelt herverkiezing helemaal geen rol. Vereiste maatregelen die pijn doen worden genomen, want zijn noodzakelijk om als maatschappij toekomstige uitdagingen het hoofd te kunnen bieden. Ons klimaatprobleem zou allang zijn opgelost bijvoorbeeld.
Het is een wonder dat Tegen verkiezingen nog niet is verboden in onze ‘vrije’ westerse cultuur…
© Eus Wijnhoven, april 2021
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Michael Christie – Greenwood € 24.99
2038 – Greenwood Island. Jacinda “Jake” Greenwood geeft rondleidingen in een van de laatste groene oases op aarde, bebost met oerbomen van soms duizenden jaren oud. Tien jaar eerder is de wereld getroffen door de Grote Verdorring, waarbij verwoestende schimmels en insectenplagen de bossen overal ter wereld teisterden, waardoor hectare na hectare verloren ging. Het bos wordt door eigenaar Holtcorp de Kathedraal worden genoemd en de bezoekers Pelgrims. Met een bezoek aan de Kathedraal moeten de gasten de Grote Verdorring even vergeten. Rangers, een soort onderdrukkende politiemacht, bewaken de regels die door opperbaas Davidoff zijn bepaald. Het is een tijd waarin vrij internet niet meer bestaat, waarin mensen continu met hun telefoons bezig zijn (EW: zou men in 2038 die dan verouderde technologie nog steeds gebruiken op de wijze waarop wij dat nu doen? Dat is niet erg aannemelijk). Jake ontdekt tot haar schrik enkele zieke douglassparren. Is het een aankondiging dat ook Greenwood Island ten onder zal gaan? Ze besluit erover te zwijgen.
2008 – Overal en nergens. Liam is van een steiger gevallen en ligt half verlamd op de betonnen vloer van een leeg huis. Hij is de zoon van Willow Greenwood, zijn hippiemoeder die nog altijd in een aftands Westfalia busje woont. Ook Liam is opgegroeid in zo’n busje, een leven van onzekerheid en continu op de vlucht zijn. Willow is een milieuactiviste en saboteert rooiprojecten van bossen waar ze maar kan. Het is een tegenkracht tot haar vader, Harris Greenwood die met zijn Greenwood Timber tweehonderd miljoen hectare oerbos in Canada en de VS heeft gekapt.
“Bomen zijn weliswaar imponerend, toch is het slechts onkruid op palen.” (Harris)
“Het beste moment om een boom te planten is twintig jaar geleden, het een-na-beste moment is nu.” (Willow)
Naarmate hij ouder wordt zal hij zich na veel vallen en opstaan – drankverslaving en afhankelijkheid van oxycodon – ontpoppen tot meestertimmerman. Ook hij gooit de kont tegen de krib in relatie tot zijn moeders gedachtegoed. Zijn dochter Jake zal hij nooit van zijn leven zien.
1974 – Overal en nergens. Willow haalt haar oom Everett Greenwood op als hij na 38 jaar gevangenis op vrije voeten komt. Ze kent hem nauwelijks, ook al heeft ze als kind in opdracht van haar vader jarenlang met deze man gecorrespondeerd. Hij blijkt iets te moeten rechtzetten uit het verleden en gaat op zoek naar een onbestemde vrouw.
1934 – Saint John. Er heerst een ware strijd tussen houtvestersbedrijven Greenwood Timber en Holtcorp. In tegenstelling tot Harris, kan R.J. Holt niet van vrouwen afblijven. Het kan het niet verkroppen dat hij en zijn vrouw niet in staat zijn voor nageslacht te zorgen. Als hij een schoonmaakster bezwangert, dient zijn lijfwacht Harry Lomax er zorg voor te dragen dat de vrouw de door Holt toegewezen hut middenin een van zijn bossen nooit zal verlaten en dat het kind straks gezond ter wereld komt. Dan slaat het noodlot echter toe. Het kind blijkt op mysterieuze wijze verdwenen en Lomax – een man die zijn leven lang al geplaagd wordt door ondraaglijke rugpijn – krijgt de opdracht het kind op te sporen. Daar kruisen de paden van Everett en de beveiliger elkaar. Everett heeft onder naam van zijn (blinde) broer Harris in WO-I gevochten en is teruggekeerd als getraumatiseerd man. Nooit heeft hij meer contact gezocht met Harris. De laatste vermoedt dat hij is gesneuveld of anderszins overleden.
Harris is inmiddels een grootindustrieel. De enige ontspanning die hij zich permitteert is luisteren naar poëzie, voorgedragen vanaf een langspeelplaat. Mede daardoor kan hij met zijn grote geheim leven.
1908 – Het Canadese binnenland. Twee passagierstreinen met ieder twintig wagons botsen op elkaar als enige overlevenden worden twee jongens gevonden. De dorpsbewoners geven hun een naam, Greenwood, en stallen haar in de bossen bij weduwe Craig. Zij int het geld dat de gemeente haar toestopt voor hun onderhoud, maar zij trekt zich niets van de jongens aan. Inmiddels beschouwt men hen – onterecht – als broers. De verwilderde jongens verweren zich manmoedig tegen de hun vijandig gezinde gemeenschap. Al snel scharrelen zij hun kostje bij elkaar door bomen te kappen en langs de weg te verkopen. Harris blijkt de slimste van de twee, Everett is meer praktijkgericht. Als Harris zich aanmeldt voor het leger om te gaan vechten in Europa, steelt Everett zijn identiteit en gaat in zijn plaats.
Vanaf pagina 273 wordt de terugtocht aanvaard: de toekomst in, via 1934, 1974 en 2008 naar 2038. De verschillende verhaallijnen van die perioden worden meer en meer met elkaar verbonden, met als apotheose het bericht dat Jake misschien wel de eigenaar blijkt te zijn van Greenwood Island.
Greenwood is een prachtig geschreven verhaal over (ontbrekende) familiebanden, de allesoverheersende rol die geld en macht kunnen spelen en bovenal van het klimaat en het belang van bossen voor een gezonde Aarde. Rode draad door het boek is het gebrek aan communicatie tussen de belangrijkste personages. Over koetjes en kalfjes wordt gepraat, maar echt zeggen wat je werkelijk dwarszit, is voor alle protagonisten onmogelijk.
Nergens is het boek belerend. Christie weerspreekt de ‘voor- en tegenstanders’ van de bomen door iedere generatie een andere kant te laten kiezen. In alle tijden probeert de protagonist te ontsnappen aan diens verleden.
© Eus Wijnhoven, april 2021
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Parham Rahimzadeh – Arab € 20.99
Je moet het maar durven: bám, de literaire wereld binnenstormen zonder blad voor de mond te nemen. Hier ben ik, Parham Rahimzadeh, onthoud mijn naam! En dat heeft Rahimzadeh met Arab gedaan, een rauw verhaal waarin hij ‘ongepast’ taalgebruik niet schuwt maar er gebruik van maakt, waarmee hij ongemakkelijke boodschappen niet zorgvuldig in masseert, maar die met een stiletto in je voorhoofd kerft. Arab is dan ook geen boek voor liefhebbers van James Joyce, Thomas Mann of Marcel Proust.
Arab is het grotendeels autobiografische verhaal van een jongen op weg naar volwassenheid. Als baby is Bassam vanuit Iran als asielzoeker naar Nederland gekomen, samen met zijn ouders en het vier jaar oudere broertje Ben(jamin) en zeven jaar oudere zusje Bita. Ondanks dat vader in Iran een gerespecteerd ingenieur was, worden zijn diploma’s in Nederland niet erkend. Hij dient dankbaar te zijn dat men hem in de schoonmaak duldt, of baantjes van vergelijkbaar niveau aanbiedt. Bassam is een intelligent kereltje dat al snel in de gaten heeft dat er een enorm klassenverschil in Nederland bestaat. Hij belooft zijn moeder goed zijn best te doen op school, naar de universiteit te gaan, zoals ook Bita doet. Als de jongen twaalf jaar is, overlijdt moeder aan kanker. Een gemis waar Bassam niet overheen groeit. Van het liefdevolle gezin blijft weinig over. Vader zwelgt in zijn verdriet, Bita gaat op zichzelf wonen en Ben verlaat op zestienjarige leeftijd na een knallende ruzie met vader het ouderlijk huis. En Bassam? Die moet zien te overleven.
De Schiedamse achterstandswijk waarin Bassam opgroeit biedt jongeren nauwelijks perspectief. Het is een wereld van survival of the fittest, en overleven zál Bassam. Samen met zijn Surinaamse boezemvriend Gi en diens iets oudere broer Mo(reno) vormt hij een onafscheidelijk trio, waarbij ook de Marokkaanse ‘Jahuda’ Izzy zich voegt. De laatste blijkt echter minder kosher dan zij in eerste instantie denken. De jongens ontdekken al op jonge leeftijd een manier om snel geld te verdienen en zo een plaats te veroveren in de wereld van de ‘whitmang’, de blanke Nederlanders: drugs dealen. De hasj wordt binnen de kortste keren ingeruild voor xtc en coke. Bassam, een op het oog voorbeeldige vwo-scholier, vergoelijkt zijn gedrag door zich voor te houden dat hij zijn vader (financieel) moet ondersteunen. De vier ‘broers’ zijn onafscheidelijk, totdat Gi aan Bassam een geheim verklapt. Dan splitst de groep zich in tweeën: Bassam en Gi versus Izzy en Mo. Het worden aartsvijanden. Met name Izzy en Mo groeien in rap tempo door op de ladder van de drugshiërarchie. En toch houdt juist Mo, nadat hij is gebroken met Izzy, de twee een spiegel voor:
“‘Bassam, wie hou je voor de gek? Jezelf? Het ging niet om jouw vader. Je begon ermee, omdat je het zelf wilde! Omdat je niet achter wilde blijven bij de rest.’
‘Je praat poep maat.’
‘Praat ik poep? Waar is de rest nu? Bijna al die schooiers uit de wijk zitten nu vast, hebben een psychose, zijn neergeschoten of zijn dood. Realiseer je je dat het onvermijdelijk is dat het uiteindelijk fout gaat?’”
Het zijn profetische woorden van Mo, die niet veel later op gruwelijke wijze wordt vermoord.
Arab is een wonderbaarlijke roman die op meerdere plaatsen de vinger op de zere plek legt. “Vooroordelen, ik zit er vol mee,” schrijft Bassam. Hij haat “kankerhomo’s” totdat zijn kijk daarop ineens verandert. In niet mis te verstane taal houdt hij de lezer een spiegel voor. Zogenaamd hebben ‘we’ het zo goed in Nederland, maar dat geldt niet voor een aanzienlijk deel van de bevolking. Daar is iedere dag opnieuw een strijd om te overleven. Je zou gek zijn als je dan niet zwicht voor het grote geld dat zomaar voor het oprapen ligt. Nederland een multiculturele samenleving? Geloof je het zelf? Juist in de verschillende etnische groepen is ‘rassenvermenging’ een taboe die je letterlijk de kop kan kosten. En zo trapt Rahimzadeh moeiteloos menig heilig huisje omver.
Er valt wat te zeggen voor de stijl van deze debuutroman, waarin bewust lijkt te zijn gekozen voor tell, don’t show (het hoort toch show, don’t tell te zijn?). Door Rahimzadehs directe stijl zal het boek met name oudere tieners aanspreken en ook jongeren die het beter getroffen hebben dan de schoffies uit die Schiedamse achterstandswijk zullen veel herkennen in dit verhaal. Al is het maar dat de personages anderen steevast de schuld geven als iets tegenzit (is dat niet tiener-eigen?).
Arab is leerzaam in die zin dat je een snelcursus straattaal krijgt. Van woorden als pokkie (mobieltje), skinny bitch (wodka met Spa rood), shmetta (bedrieger), enzovoort had ik bijvoorbeeld nog nooit gehoord.
Arab heeft de potentie hoog op de leeslijst van middelbare scholieren te komen. Dat neemt niet weg dat dit boek ook voor ervaren lezers een aanrader is. Mocht er een volgende druk komen, dan is het zaak dat uitgeverij Prometheus haar taak deze keer wél serieus neemt, want redactioneel valt er veel aan te merken op deze verbluffende roman.
© Eus Wijnhoven, april 2021
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Alexis Schaitkin – Saint X € 24.99
De familie Thomas is de winterkou van New York City voor een weekje ontsnapt en viert vakantie op het Caraïbische eiland Saint X. Zij logeren in resort Indigo Bay waar twee boezemvrienden, Clive (‘Gogo’) en Edwin, hen op het strand bedienen. De achttienjarige Alison neemt het er goed van. Ze is briljant, knap en haar leven lang is zij gewend mensen naar haar hand te kunnen zetten. ’s Avonds brengt zij het hoofd van de mannen op hol in Paulette’s Place, een danscafé. Overdag vermaakt zij zich met haar zevenjarige zusje Claire. Langzaam maar zeker blijkt dat Alison een minder voorbeeldig meisje is dan haar omgeving van haar denkt.
De laatste dag voor hun vertrek is Alison spoorloos verdwenen. Zij is die nacht voor het laatste gezien met Clive en Edwin. De twee zwarte mannen worden aangehouden. Als enkele dagen later het ontzielde lichaam van Alison op een eilandje uit de kust wordt aangetroffen, blijken de twee mannen onmogelijk iets te maken te kunnen hebben met de verdwijning van de tiener. Gebroken keert het gezin huiswaarts. Zij zijn ervan overtuigd dat de twee hotelbedienden verantwoordelijk zijn voor de dood van hun dochter en dat zij slechts dankzij corruptie weer op vrije voeten zijn. Het lukt de familie Thomas slecht de draad weer op te pakken in New York en zij besluiten een nieuw leven te beginnen in Pasadena, Californië.
Achttien jaar later. Claire werkt inmiddels als assistent bij een literaire uitgeverij in New York. Als zij daar per toeval Clive ontmoet, besluit ze voor eens en voor altijd achter de waarheid te komen. Langzaam maar zeker sluipt zij de wereld binnen van die voormalige bediende bij Indigo Bay. Inmiddels is hij al zeventien jaar taxichauffeur in de stad. Het lukt Claire op zeker moment diens vertrouwen te winnen en dan blijkt niets zoals het lijkt.
Saint X begint met een Joran van der Sloot scenario: knap meisje wordt vermist nadat zij zich te buiten is gegaan aan drank, drugs en geflirt. Dat is dan ook de enige overeenkomst tussen beide verhalen, dus zet dat zo snel mogelijk uit je hoofd. Naast de reguliere hoofdstukken, volgt steeds een introspectie van een van de betrokkenen. Ook dat zal leiden naar de uiteindelijke oplossing van dit mysterie. Of niet… Schaitkin heeft met Saint X een vernuftig debuut geschreven dat je in een adem uitleest.
© Eus Wijnhoven, april 2021
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Toine Heijmans – Zuurstofschuld € 22.50
“Uit de verdwijnende nacht doken toppen op, honderden toppen, als kruisgolven.”
Zo ziet Walter Welzenbach het landschap om hem heen als hij boven op de top van een berg staat, op 8188 meter hoogte. Niets reikt boven hem, alles bevindt zich beneden.
Twee jonge twintigers, Walter en vriend Lennaert ‘Lenny’ Tichy beginnen met een taps toelopende pijler van een brug over de Waal bij Nijmegen. Het duurt niet lang of zij zoeken het hogerop, in de Alpen. Lenny neemt het voortouw, letterlijk. Hij is roekelozer dan Walter, hij sjort en sleept hen de berg op. Zij vestigen zich in Chamonix, aan de voet van de Mont Blanc. Vandaar begint hun ‘bucket challenge’, al bestond daar toen nog geen woord voor. Lenny en Walter, gezworen vrienden, Siamese tweeling door een touw aan elkaar verbonden.
“Mensen die samen kunnen zwijgen hebben vertrouwen in elkaar, het allergrootste vertrouwen. Zodra ze gaan praten is er iets mis.”
En vertrouwen doen de twee elkaar, desnoods tot in de dood. Want die is altijd dichtbij, bijvoorbeeld als zij zich op voetbrede rotsrichels bevinden met aan weerszijden een honderden meters diep ravijn.
“Als ik links van de richel val, dan roep ik ‘links’ en moet jij er rechts vanaf springen.”
Ze gaan tot het uiterste, Walter en Lenny. Na een berg bedwongen te hebben, lonkt de volgende uitdaging. Nooit is het genoeg, de gretigheid neemt toe in plaats van af. Daarbij zwepen zij elkaar op met verhalen over bergbeklimmers uit het verleden, heldenverhalen die hun voorgangers regelmatig met de dood moesten bekopen. Doorzetten zullen ze, altijd maar doorzetten. De kramp in je benen verdragen, temperaturen van ver onder nul trotseren, klimmen op zuurstofschuld daarboven in het ijle. Desnoods vingers en tenen opofferen, een medaille op je borst.
In de loop der jaren wordt het klimmen er niet eenvoudiger op. Gletsjers smelten en veranderen in de zomer in puin, levenloze steenrivieren. Eens, ooit, zullen ook zij een ‘eerstbeklimming’ doen, een berg overwinnen waar nog nooit iemand hen is voorgegaan.
“We trapten de berg aan flarden – dat waren we aan het doen. We vernielden de wand, en onze eigen route. We voelden de berg huiveren, koortsig, die gedachte liet me niet meer los.”
Walter en Lenny hebben respect voor de bergen. De talloze commerciële ondernemingen hebben daar maling aan. Een mierenparade van bergbeklimmers. Zolang er maar voldoende wordt betaald, kun je een trip naar de Mount Everest boeken. Toch beseft Walter:
“Wat wij doen, wat ik doe, is het allerindividueelste, meest egoïstische, allernuttelooste wat een mens kan doen.”
Zuurstofschuld is een roman over verbondenheid in eenzaamheid, over de onbeheersbare drang een bepaalde prestatie te leveren, waarbij je weet dat je laatste uur geslagen kan zijn. Blind vertrouwen is je enige houvast. Een wonderschoon boek!
© Eus Wijnhoven, maart 2021
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
David Van Reybrouck – Revolusi € 39.99
Zitten wij Nederlanders nog steeds dusdanig in de ontkenningsfase dat nota bene een Belg onze geschiedenis in de Oost moest vastleggen? Dat we via zijn Revolusi pas leren dat enkele eeuwen geleden de grootste slavenmarkt in Zuid-Oost Azië die in Batavia was? Dat de uitbuiting van de Indonesische bevolking waarschijnlijk samenhangt met de afscheiding van België, waardoor Willem I te weinig belastinggelden kon innen? Als we daar dan toch een buitenlander voor nodig hebben, dan maar de beste die je je kunt wensen: David Van Reybrouck! Overigens is er nog een connectie met België in relatie tot de Oost, al was het maar via Raymond van het Groenewoud.
Van Reybrouck schetst de geschiedenis van ‘ons’ Insulinde. De opkomst (en ondergang) van de VOC. Dat Nederlanders Indonesië als een voormalige kolonie beschouwen, is een misplaatst idee. Het gros van dit op drie na grootste land ter wereld werd pas ingenomen in de periode 1870 – 1914, na de langste koloniale oorlog ooit: de Aceh-oorlog. Deze duurde van 1873 tot 1914. Daarna was Indonesië ruim veertig jaar daadwerkelijk een Nederlandse kolonie. Zo kort dus maar. Met alle ellende voor de plaatselijke bevolking van dien.
De geschiedenis tot en met de politionele acties wordt beschreven, ook aan de hand van formele beleidsstukken en verslagen. Het is onthutsend te lezen hoe Nederland vanuit een misplaatst gevoel van suprematie de ene diplomatieke blunder na de andere maakte. Zozeer zelfs dat de Amerikanen hun handen met tegenzin aftrokken van de aanspraak van Nederland op de eilandenarchipel, waarna de weg vrij lag voor de Indonesiërs hun onafhankelijkheid te bevechten. Die laatste jaren zijn er op grote schaal oorlogsmisdaden door Nederlandse bevelhebbers en soldaten begaan, iets waar weinig aandacht aan wordt besteed in het Nederlands onderwijs. Van Reybrouck tekent de verhalen op van slachtoffers én van daders, vaak uit eerste hand.
Met de onafhankelijkheid van Indonesië zette een wereldwijde dekolonisatie in. Indonesië speelde een hoofdrol op het internationale toneel en zette met de Conferentie van Bandung (officieel de Azië-Afrika Conferentie) in 1955 de toon. Het devies van het congres was ‘Leven en laten leven’ en ‘Eenheid in verscheidenheid’. Tien jaar na de Conferentie van Bandung waren er vierendertig Afrikaanse landen bijgekomen. De zogenaamde ‘Jakarta-methode’ bleek een succesformule.
Revolusi is niet alleen een uiterst leerzaam boek inzake historisch besef, het is vooral indrukwekkend hoe mild direct betrokkenen terugzien. Daders die open kaart spelen en al snel beseften dat er schandelijke wandaden hebben plaatsgevonden, overigens acties die decennialang door de verschillende Nederlandse regeringen zijn ontkend of, het laatste decennium, besmuikt schoorvoetend worden onderkend. Nog steeds is er geen sprake van noemenswaardige herstelbetalingen of smartengeld voor familie van vermoorde Indonesiërs. Die bevolkingsgroep praat bijzonder mild over de Nederlanders die hun zoveel leed hebben berokkend. Juist die kleine persoonlijke geschiedenissen maken Revolusi tot een verhaal dat je niet meer zult vergeten. Iets wat generaties geschiedenisleraren nooit is gelukt.
© Eus Wijnhoven, maart 2021
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Peter Terrin – Al het blauw € 21.99
In eerste instantie lijkt Al het blauw een coming of age-roman: negentienjarige Simon besluit van de ene op de andere dag met zijn studie te stoppen en heeft geen idee wat nu. Even lijkt het schimmige MKI een uitkomst, al heeft dit bedrijfje er alle schijn van dat het teert op een piramideconstructie waarbij met name kansarme gezinnen worden gedupeerd. Terwijl Simon toch echt een doodgoeie ziel is.
Simon is een intelligente jongen, enig kind van twee arbeiders die vanaf hun veertiende jaar als fabrieksarbeider werken en toch in staat zijn (geweest) een redelijk welvarend bestaan op te bouwen. De ouders hebben zelfs het een en ander opzij gezet voor hun oogappel en meerdere keren manen zij hem eens een perceel uit te zoeken om een huisje te bouwen voor later. Zij hebben daarvoor gespaard.
“… ze wil dat haar zoon voelt dat ze hem liefheeft, dat hij het allerbelangrijkste in haar leven is. Er mag geen misverstand over bestaan.”
De eenenveertigjarige Carla werkt achter de bar in café Azzura, het belendende horecabedrijf aan het plaatselijke zwembad. Daar komt de jeugd uit de omringende dorpen samen.
“Ze bedenkt dat ze niet langer de vrouw wil zijn die iedereen kent van Azzura. De dochter van een vermoorde vader. De vrouw van John.”
John, de man van Carla, is vrachtwagenchauffeur. Discussies met zijn vrouw beslecht hij liefst met zijn vuisten. De onmacht druipt van de trotse trucker af.
Niet de ontwikkeling van Simon staat centraal in Al het blauw, veeleer is het de eenzaamheid die de verschillende karakters kenmerkt. Simon, als intelligente nazaat van eenvoudige ouders. Carla, door John uit de kippenfabriek gered maar zij kan geen liefdesrelatie met hem opbouwen. John, die in zijn vrachtwagen niet hoeft na te denken over zijn persoonlijke, lichamelijke, sores.
Naast eenzaamheid speelt vriendschap een rol, zoals die tussen Simon en Marc:
“Is dat een voorwaarde voor vriendschap, dat je voor elkaar belangrijk genoeg bent om je tegenover elkaar te schamen?”
Eigenlijk zijn alle personages op drift, zoeken zij het groenere gras bij de buren. Simon lijkt dat te vinden bij Carla, maar al snel levert dat problemen op en zelfs gevolgen waarvoor hij te jong is die naar behoren in te schatten. Ook Carla ziet een nieuwe horizon, met Simon. John? Voor hem is er geen einder in zicht.
Al het blauw is onorthodox in die zin dat het bestaat uit zeer korte alinea’s gevolgd door witregels. Dat helpt niet als je een boek in een ruk wilt uitlezen. Bovendien is het eind niet bevredigend, alsof de auteur heeft besloten dat hij op dat moment genoeg letters aan het papier had toevertrouwd. Maar al met al is Terrin lezen toch altijd weer een feestje.
© Eus Wijnhoven, maart 2021
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
John Steinbeck – East of Eden € 32.50
Twee families zien we in hun ontwikkeling van de laatste twee decennia van de 19e eeuw tot en met WO-I. De Ierse settler Hamilton sappelt in de Salinas Vallei in Californië. Op mysterieuze wijze vergaren de Trasks een fortuin. Via pater familias Samuel Hamilton raken de twee families met elkaar verbonden.
East of Eden is een verhaal over goed en kwaad. Over goedzakken als Adam Trask versus intens slechte mensen als zijn vrouw Cathy. Wat heeft die karakters bepaald? En hoe is het mogelijk dat binnen een en hetzelfde gezin kinderen zich tot uiterst tegenstrijdige persoonlijkheden ontwikkelen? Interessant daarbij is dat het verhaal deels autobiografisch is, al blijft het gezin waarin John Steinbeck – zijn moeder is een Hamilton – opgroeit, gespaard van de uitersten van goed en kwaad.
Lee, de Chinese bediende van Adam Trask, is de filosoof in East of Eden. In feite is hij het die de tweeling Aron en Caleb opvoedt. Ook die tweeling is getekend door de stempels goed (Aron) en kwaad (Caleb), al zullen de karakters uiteindelijk naar elkaar toegroeien. Daarbij is de rol van Lee bepalend.
De Engelstalige editie van East of Eden wordt voorafgegaan door een voorwoord van zo’n 30 pagina’s. Het is geschreven door hoogleraar David Wyatt. Nadat je dit hebt gelezen, durf je gezien de complexiteit ervan nauwelijks meer aan het boek te beginnen. Sla dat voorwoord dus maar over. Het verhaal is uitstekend te lezen en te begrijpen zonder de uitvoerige analyse die Wyatt van het boek geeft. Hou je van Sebastian Barry’s Days without end? Dan zul je smullen van East of Eden. Het is een waar meesterwerk!
© Eus Wijnhoven, maart 2021
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Sander Heijne en Hendrik Noten – Fantoomgroei € 20.00
Heijne en Noten werkten allebei in de bedrijfsmatige sector. De ene voor een werkgeversvereniging, de ander als economiecorrespondent voor de Volkskrant. Toen zij in een verslag van de Rabobank lazen dat de Nederlandse economie de afgelopen veertig jaar met tientallen procenten is gegroeid, terwijl het reële gezinsinkomen in diezelfde periode nauwelijks is gestegen, zijn zij zich gaan verdiepen in dit verschijnsel, met een open vizier voor ‘economie’. Wat is dat nu eigenlijk? Hoe kan het bijvoorbeeld dat een op de vijf Nederlandse huishoudens kampt met ernstige betaalachterstanden of schulden die zij nooit van hun leven meer kunnen aflossen?
Vooral in de laatste decennia is de winstgevendheid van bedrijven enorm gestegen, terwijl hun belastingafdracht is gedaald. Van enige wederkerigheid tussen werkgever en werknemer is afscheid genomen. Philips besefte vroeger echter wel degelijk hoeveel haar personeel waard was en investeerde erin door hele woonwijken te bouwen, sportclubs op te richten (PSV) en studiebeurzen ter beschikking te stellen aan kinderen van hun personeel (wederkerigheid). Paul Polman, voormalig ceo van Unilever, besefte op zeker moment dat winstmaximalisatie in financiële termen niet de heilige graal was. Hij probeerde de aandeelhouders uit te leggen dat een bedrijf grotere verantwoordelijkheden heeft dan kwartaalcijfers en rendement. Maar waar is die tendens dan ooit begonnen?
Aan het begin van WO-II zou de overwinnaar diegene zijn die in staat was het snelst de meeste goederen (lees: wapentuig) te produceren. Economen gaven een term aan die trend: het bruto nationaal product (tegenwoordig bruto binnenlands product, bbp). Uitsluitend op basis van de groei van het bbp wordt bepaald of een land succesvol is. Het was een index om uit af te leiden hoe goed een land in staat is de oorlogseconomie te stroomlijnen. Hoe meer je produceert met jouw schaarse middelen, hoe hoger het bbp. Een aantal economen, waaronder de beruchte Milton Friedman, trok dit idee door tot in het extreme: publieke diensten – spoor, energie, post, gezondheid en onderwijs – zouden volledig en uitsluitend door ‘de markt’ beheerst moeten worden. De overheid diende zich zo min mogelijk met die ‘vrije’ markt te bemoeien. Helaas heeft premier Rutte zich meerdere malen uitgesproken voor deze extreme vorm van kapitalisme en hun roergangers, waarbij een gezonde samenleving met een hoog welzijn er nauwelijks tot niet toe doet.
Inmiddels wordt een groot deel van de Westerse wereld door het vrije-marktdenken bepaald. Zowel Friedman (vanuit het oogpunt na WO-II) als Heijne en Noten stellen dat omwenteling van een bestaand systeem, met een kleine laag zeer rijken die alsmaar meer vergaren tegenover een grote meerderheid die nauwelijks kan rondkomen, uitsluitend mogelijk is na een crisis. Bijvoorbeeld na een periode van heftige inflatie of… een pandemie die velen het leven kost (waarna de overheid misschien inziet dat je niet klakkeloos op zorg en ordediensten kunt bezuinigen). We moeten terug naar een samenleving waarin:
“… iedereen gelijke kansen heeft, en werken loont. Een samenleving waarin mensen veilig over straat kunnen, waar voldoende leraren voor de klas staan, de gezondheidszorg goed geregeld is en armoede tot het verleden behoort. En natuurlijk een planeet met een leefbaar klimaat … Opvallend genoeg komt geen van deze zaken tot uitdrukking in onze belangrijkste maatstaf waaraan we de stand van de economie afmeten.”
Overtuigend halen zij de mythe onderuit dat de economie maar moet blijven groeien. Daarbij introduceren zij ook een soort R-waarde: als het bbp van een land ieder jaar met 10% groeit (R = 1,1) dan is er sprake van een enorme exponentiële groei. Dat is niet vol te houden, de boel zal exploderen. Enerzijds vanwege gebrek aan grondstoffen en landbouwgrond, anderzijds vanwege de milieuproblematiek. En dat is nu net het probleem van onze huidige maatschappij: het bbp is zaligmakend voor politici. Kan het anders? Volgens veel sceptici zitten we nu eenmaal gevangen in dit systeem. De Nieuw-Zeelandse premier Jacinda Arden heeft echter aangetoond dat het mogelijk is om ‘om te denken’. Haar regering geeft de voorkeur aan een index die het geluk en welzijn van haar burgers meet. Wellicht is het goed de boodschap in dit boek eens ter harte nemen als u straks weer eens een stemhokje betreedt.
© Eus Wijnhoven, februari 2021
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
John Ironmonger – De dag dat de walvis kwam € 24.99
Wiskundige Joe Haak werkt als programmeur voor beleggingsfirma Lane Kaufmann. Het betreft een hedgefonds: een bedrijf dat speculeert op koersdalingen en er niet voor terugdeinst andere bedrijven of zelfs landen in het faillissement te manipuleren. Alles draait om short gaan: je neemt een optie op aandelen en verkoopt die tegen een vastgestelde prijs door – afnameplicht op een datum in de toekomst – aan een ander. Vervolgens trek je alles uit de kast om te zorgen dat die aandelen in waarde dalen. Als de aandelen een lagere koers hebben dan de door jou overeengekomen prijs met jouw afnemer steek je het verschil in je zak. Niet voor niets worden hedgefondsen de aasgieren van de kapitaalmarkt genoemd (en is het een gotspe dat het gros van de Westerse economieën hen geen strobreed in de weg legt).
Op zeker moment ontwikkelt Joe het programma Cassie. Door allerlei factoren met elkaar te verbinden – als er ergens een bedrijf omvalt, heeft dat gevolgen voor een hele reeks bedrijven die op een of andere manier verbonden zijn aan dat bedrijf – weet Cassie feilloos koersdalingen te voorspellen. Op zeker moment dreigt dat mis te gaan, en Lane Kaufmann verliest honderden miljoenen per dag. De dealers zoeken een zondebok en vinden die in Joe. Daarop vlucht hij naar een dorpje in Cornwall waar hij de zee inloopt. Ook al beweert hij zelf dat het geen zelfmoordpoging is, toch heeft het daar alle schijn van.
Als door een wonder spoelt Joe aan op het strand van St Piran. Een walvis heeft zijn leven gered. Die walvis is daarbij gestrand. Onder aanvoering van die vreemde man die naakt op het strand is gevonden – Joe – weten de inwoners van het ruim driehonderd zielen tellende dorpje het dier terug in zee te krijgen. De maanden daarna duikt het zoogdier nog regelmatig op voor de kust.
Het duurt niet lang of Joe is geheel opgenomen in de kleine gemeenschap. Als hij van iemand een computer mag lenen, kan hij de drang niet weerstaan en logt hij in bij cassie. Tot zijn schrik ziet hij dat het programma op tilt is geslagen. De complete economie zal instorten, oliegebrek, nutsvoorzieningen die uitvallen, voedselschaarste en als gevolg van dit alles anarchie; de wereld zal vergaan. Daarop besluit hij als een gek voorraden in te slaan, zodat zij straks niet verhongeren. Hermetisch sluit men het dorp af van de buitenwereld. Helaas weet toch één iemand van buiten St Piran te bereiken: Janie, de leidinggevende van Joe bij Lane Kaufmann. Zij blijkt ernstig ziek en draagster van een uiterst besmettelijk griepvirus waaraan dagelijks duizenden mensen overlijden.
Ondanks de komst van Janie blijft de bevolking van het dorp gespaard. Weliswaar raken Joe en dominee Hocking besmet, maar zij krabbelen er weer bovenop. En zij hebben te eten. De gemeenschapszin onder de mensen is enorm, in tegenstelling tot het eigenbelang dat Joe in dergelijke omstandigheden had verwacht. Tenslotte was dat de aard van economisch streven en van hedgefondsen in het bijzonder. Niets blijkt minder waar.
Met De dag dat de walvis kwam heeft Ironmonger een vlot lopend verhaal geschreven, waarin het dorpsleven en de onderlinge afhankelijkheden van de bewoners sterk zijn neergezet. Hier en daar is het enigszins ongeloofwaardig, maar het haalt de vaart er niet uit. Tot hoofdstuk 31, aan de vooravond van Kerstmis. Jammer genoeg transformeert het verhaal aan het einde tot het genre feelgood.
© Eus Wijnhoven, februari 2021
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Jan Brokken – De tuinen van Buitenzorg € 22.99
Een nieuw boek van Jan Brokken is altijd weer een feestje. Voordat je ook maar een letter hebt gelezen, weet je dat je je kunt neervlijen aan een kabbelend beekje. Zijn boeken leveren in het algemeen vredige rustmomenten, ontnemen je de waan van de dag, waarbij je er zeker van kunt zijn dat je na lezing ook nog eens iets hebt opgestoken waarnaar je nooit op zoek was, maar wat wel bereninteressant is. Zo ook De tuinen van Buitenzorg. Waar je leert over pianist Godowsky en over de Nederlandse muziekhandelaar en componist in Bandoeng, Paul Seelig; want geen enkel boek van Jan Brokken is compleet zonder dat er muziek in is verweven.
De ouders van Jan Brokken vertrokken in 1935 naar toen nog ‘ons’ Indië, het huidige Indonesië. Vader Han was theoloog en werd ingezet voor de zending, al reikte de maatschappelijke betrokkenheid van de man vele malen verder. Vrouwen werden geacht hun man te volgen, maar moeder Olga Brokken schiep intellectuele ruimte voor zichzelf in dat nieuwe land door de meest exotische plaatselijke talen te leren. Daarin bleek deze vrijgevochten zelfstandige vrouw uit te blinken. Gedurende hun verblijf in Indië correspondeerde moeder intensief met haar oudste zus in Nederland.
Na de dood van zijn ouders heeft Jan van zijn tante een doos met brieven ontvangen die zijn moeder in die jaren naar Nederland stuurde. Lang heeft hij die brieven genegeerd. Zij zouden de basis moeten worden van zijn laatste boek, over zijn moeder. Gelukkig wees zijn uitgever hem erop dat hij goud in handen had en heeft hij zich ervan laten overtuigen dat niet slechts enkele verhalen konden ontspruiten uit deze historische schat, maar dat het garant zou staan voor een volwaardig boek. En dat is het!
Als liefhebber van Indische literatuur en, in het bijzonder, van Multatuli heb ik veel over ‘ons’ Indië gelezen. En toch schijnt Jan Brokken via de brieven van zijn moeder weer een heel ander, intiemer, licht op de zaak. Hij verwijst de lezer naar soortgelijke boeken, waarvan Oeroeg van Hella S. Haasse wellicht het meest bekende. Eddy du Perrons Het land van herkomst, vanuit het perspectief van een jonge man, sluit het beste aan op De tuinen van Buitenzorg. Als je Du Perrons boek al hebt gelezen, maakt de nieuwe Brokken dat nog levendiger, komen allerlei herinneringen daaraan weer naar boven. Andersom zal De tuinen van Buitenzorg meer voor je gaan betekenen als je daarna Het land van herkomst leest.
Helaas, de bron is opgedroogd, het beekje kabbelt niet meer nadat ik de laatste pagina heb omgeslagen. Laten we hopen dat Brokkens nieuwe boek gestaag vordert, zodat we ons snel weer kunnen neervlijen.
© Eus Wijnhoven, februari 2021
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Joost Prinsen – Mijn vrouw pikt zeepjes € 15.00
‘Is het onbeschoft seks te hebben op andermans bank?’
‘Is het terecht dat ik afstand van mijn schoonzoon neem?’
‘Mijn baas vindt het normaal om je ’s avonds laat te appen als hij vindt dat iets moet gebeuren en dat het die volgende ochtend geregeld is. Terwijl zijn hockeyavond heilig is. Kan ik zijn vrouw benaderen?’
Zomaar enkele van de 170 dilemma’s die de lezers van het Algemeen Dagblad voorlegden aan luisterend oor Prinsen. Voor de inzenders prangende vragen om advies. Voor Prinsen, hoe serieus hij ook op iedere vraag ingaat, bron van vermaak. Dat merk je helemaal als hij de briefschrijver met diens onbenul een draai om de oren geeft. Vaak betreft het gepercipieerde problemen in de relationele sfeer (partner, kinderen, ouders, buren, et cetera). Spitsvondig geeft hij antwoord/advies, waarbij de inzender het niet zelden zelf moet ontgelden. Juist in deze naargeestige tijden is het een verademing een dergelijk boekje te lezen. Ieder verhaal één pagina, heerlijke hap-slik-weg verhaaltjes waarbij je een (glim)lach niet kunt onderdrukken.
Mijn vrouw pikt zeepjes is een feest van herkenning, al geven wij lezers dat onszelf natuurlijk nooit toe. Dit boekje is allesbehalve een literair hoogstandje, maar wat is het heerlijk om te lezen!
© Eus Wijnhoven, februari 2021
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Lize Spit – Ik ben er niet € 25.99
In 2016 denderde Lize Spit de letteren binnen met haar debuutroman Het smelt. Alom werd deze vuistdikke pil geprezen. Haar tweede roman is in december 2020 verschenen, wederom een kloek boek, nu van 570 pagina’s. Heeft zij de hoge kwaliteit van Het smelt kunnen vasthouden?
Ik ben er niet bestaat uit twee verhaallijnen. Het begint met het hoofdstuk ‘Nog elf minuten, winkel’. Leo (vrouw) werkt in Boek en Buik waar zwangere vrouwen onder andere positiekleding kunnen vinden. Meteen in die eerste pagina’s is de toon gezet: hier gaat iets verschrikkelijks gebeuren. Jammer genoeg kan de ervaren lezer al op pagina 54, zeker in combinatie met die bewuste winkel, bevroeden wat voor afschuwelijks zich aan het einde zal afspelen.
De ontwikkeling van de relatie tussen Leo en Simon is de tweede verhaallijn. Leo’s moeder is verongelukt toen het meisje amper dertien was, Simon Spruits moeder is in diens tienerjaren overleden aan kanker. Beiden hebben om uiteenlopende redenen geen afscheid kunnen nemen van hun moeder en kampten met een vader op afstand. Als Leo in Brussel gaat studeren, ontmoet zij Simon. Direct herkennen zij zich in elkaar en zijn vervolgens onafscheidelijk.
“Hij was de dop die op mijn openstaand verdriet werd geschroefd en alles in de fles hield.”
Na een avondje stappen komt Simon thuis in enigszins verwarde toestand. Hij heeft een tatoeage op zijn oor laten aanbrengen, het logo van zijn nieuwe bedrijfje Simon Sproud. Hij heeft besloten om ontslag te nemen bij Think Out Loud, een communicatiebureau waar hij succesvol is als creative artist. In de weken daarop gaat hij zich steeds vreemder gedragen totdat de bom barst en hij in een psychiatrische kliniek moet worden opgenomen.
“Hij bewoog zich door het huis als een stukje verdwaalde eierschaal in losgeklopt eiwit, elke keer dat ik er mijn vinger op wilde leggen vond hij een manier om eronderuit te glippen.”
De eerste en tweede verhaallijn wisselen elkaar af om uiteindelijk in elkaar verstrengeld te raken. Het verhaal van de winkel bestaat iedere keer uit een kort hoofdstuk. Daarna volgen meerdere uitgesponnen hoofdstukken over de ontwikkeling van de relatie na Simons transitie. Lize Spit weet de twee verhaallijnen uitstekend ineen te vlechten, waarbij zij vaak mooie metaforen gebruikt.
Wist Spit de informatie in Het smelt uitstekend te doseren, in Ik ben er niet is haar dat niet gelukt. De verhaallijn over de relatie tussen Leo en Simon is enorm uitgesponnen. Soms zo erg dat lezen een beproeving wordt. Hoe ingenieus bedacht ook, als de schrijfster het motto ‘schrijven is schrappen’ voor ogen had gehouden, was Ik ben er niet waarschijnlijk een beter boek geworden.
© Eus Wijnhoven, januari 2021
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier!
Jeroen Olyslaegers – Wildevrouw € 26.99
Beer, herbergier in de Amsterdamse Warmoesstraat, blikt terug op zijn Antwerpse jaren midden 16e eeuw, waar hij drie vrouwen in het kraambed is verloren. Bij de eerste twee is er sprake van een doodgeboren kind. Als geen ander weet Olyslaegers dat te verwoorden:
“Beladen als een schip vol toekomst zonken ze weg in de diepte van de dood, nog voor ze met hun vracht wisten aan te meren.”
Zowaar een prachtige metafoor. Dan bent u pas op de eerste pagina! Met dergelijke metaforen weet Olyslaegers het gehele verhaal te doorspekken, waarbij hij gebruikmaakt van contexten en woordgebruik uit de tijd waarin het verhaal zich afspeelt. Door de woordkeuze van de auteur bevind je je direct in die vervlogen tijden, en dat alles met een Vlaamse tongval.
Vroedvrouw Margreet die de drie vrouwen van Beer heeft bijgestaan, besluit bij hem te blijven. Wat moet zo’n man ten slotte alleen met zijn zoontje Ward (de laatste van de drie vrouwen bracht haar ‘vracht’ wel in veiligheid aan wal). Zij helpt hem niet alleen in de herberg, maar voedt ook zijn zoon op, een jongen met een beharing als een vacht. Vader blijft op afstand van dat zonderling schepsel, wat in diens late tienerjaren tot een aanvaring leidt. Margreet zal in Beers leven nog vaak als sussende factor optreden.
In de herberg van Beer ontstaat een groep gelijkgezinden: de Familie van Licht. Beschermvrouwe is de Heilige Brigida. De Familie staat voor vrijheid:
“Zo’n genootschap is sterker dan trouw aan wat voor koning of wat voor geloof ook. U deelt immers vrijheid onder elkander. U regelt zaken onder elkander zonder er misbaar over te maken.”
Onder hen is Bruegel. Hij maakt een mooie tekening in de herberg van Beer, een schildering die de herbergier later in de problemen zal brengen. Dit speelt in de tijd dat de toenmalige Bataafsche Republiek werd bezet door de Spaanse koning Filip. In jaren waarin er een geloofsstrijd woedde en er een soort geheime dienst functioneerde die zo machtig was dat zij individuen tot de dood kon veroordelen. Zoals zo vaak in de geschiedenis kregen ook toen Joden weer de schuld. Maar ook protestantse gelovigen. Sommigen beseffen echter:
“Onder de kracht van woedend volk wordt zelfs de grootste krijger platgetrapt en gevierendeeld, gelijk een spin door kindervingers van poten wordt ontdaan.”
Toch bevalt dit boek me minder dan zijn vorige roman Wil. Amsterdam lijkt er met de haren bijgesleept. De ontmoeting en uittocht (EW: naar Amsterdam) met de wildevrouw uit de titel krijgt te weinig aandacht. De vrijmaking en vlucht naar Amsterdam van Beer, de wildevrouw en haar dochter Marie, wordt even vermeld alsof het bijzaak is. Anderzijds komt wildevrouw uitgebreid aan bod tijdens haar ‘gevangenschap’ in de herberg van Beer in de jaren daarvoor. Haar eetgewoonten en zangerige stem aldaar vullen vele pagina’s. Het boek is daardoor enigszins uit balans, alsof Olyslaegers geen keuzes heeft durven maken. Alsof hij zich een beperking in aantal pagina’s heeft opgelegd. In het laatste geval had hij de herbergscènes in Antwerpen fiks kunnen inkorten, want die nemen onevenredig veel ruimte in en zijn regelmatig weinig interessant. In die zin is Wil meer in evenwicht.
© Eus Wijnhoven, januari 2021
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier
Barack Obama – Een beloofd land € 45.00
Een van de eerste dringende adviezen die je krijgt bij begin van een studie Geschiedenis is de volgende: Lees geen autobiografieën, want niets is zo benevens de waarheid als de ‘feiten’ die in biografieën worden vermeld. Met die wijze woorden in gedachten begon ik aan de autobiografie van Barack Obama, een man op de dag af even oud als ik. Vooral zijn motivatie om dit boek te schrijven – “Waar mogelijk wil ik de lezers een gevoel geven van hoe het is om de president van de Verenigde Staten te zijn.” – beloofde een spannende leeservaring.
In het besef dat ik vooringenomen ben, ten slotte heb ik Obama altijd bewonderd, kan een dergelijk boek eigenlijk niet anders dan tegenvallen. Sterk is de beschrijving van de loodzware aanloop naar de nominatie tot presidentskandidaat van de Democraten. De tegenwerking binnen de partij waarbij het moddergooien, zoals we dat kennen van de strijd tussen Republikeinen en Democraten, niet van de lucht is. De rol van zijn partner Michelle, een ijzersterke vrouw zoals Obama die verschillende malen toont. Gezien de gemengde afkomst van de jonge burgerrechtenadvocaat – een Keniaanse vader en een (blanke) Amerikaanse moeder – was zijn gooi naar het presidentschap misschien wel de meest onrealistische uit de geschiedenis van de VS, waar openlijk racisme eerder regel dan uitzondering is.
Wat Obama bijzonder helder in beeld brengt is de afhankelijkheid van zijn briljante medewerkers, mensen die zich bijna letterlijk kapot werken voor hem. Daarvoor geeft hij hun in dit eerste deel van zijn autobiografie alle credits. Samen zullen zij de grote thema’s in Amerika aanpakken: “de noodzaak voor fundamentele verandering; de noodzaak langdurige problemen zoals de gezondheidszorg en klimaatverandering aan te pakken; de noodzaak de uitgeholde verdeling tussen de twee partijen in Washington achter ons te laten; de noodzaak voor betrokken en actief burgerschap.”
Helaas, de realiteit is weerbarstig. Nog nooit is het land zo verdeeld geweest: je bent voor (Democraten) of je bent tegen (Republikeinen). Al decennia neemt die polarisatie toe. Nagenoeg alle initiatieven van Obama worden per definitie tegengewerkt door de Republikeinen, ongeacht of deze de bevolking van de VS ten goede komen. Af en toe laat Obama doorschemeren dat hij zich hier mateloos aan ergert. Alleen in achterkamertjes kan hij soms met enkele republikeinen tot een akkoord komen. Wat hij niet beseft is dat hij een kind van de Amerikaanse maatschappij is. Zo haalt hij met enige voldoening een tactisch advies aan van Nancy Pelosi: “Je hoeft geen minuut te denken dat we het Amerikaanse volk er niet bij elke gelegenheid aan zullen herinneren dat de Republikeinen de financiële crisis veroorzaakt hebben.” En inderdaad, de aanpak van Obama verschilt in die zin nauwelijks van die van de Republikeinen. In plaats van te werken aan een van de speerpunten van zijn campagne – “de noodzaak de uitgeholde verdeling tussen de twee partijen in Washington achter ons te laten” – pakt ook hij (onbewust?) iedere kans om de kloof tussen beide partijen te vergroten.
Obama geeft een beeld van “het standaardpatroon” van internationale topconferenties, waarbij “autocraten … niet in staat hun eigen persoonlijke belangen te onderscheiden van die van hun naties.” Laat dat nu in essentie hetzelfde zijn als waarmee zowel Democraten als Republikeinen hun dagen vullen. Toch is Obama blind voor het feit dat de huidige VS geen democratie meer zijn, althans niet in de zin van wat wij in Nederland onder democratie verstaan. De VS worden beheerst en verlamd door twee partijen die elkaar het licht in de ogen niet gunnen. Zolang de partij er voordeel bij heeft, kan het volk worden gediend. Is iets echter overduidelijk ten voordele van de bevolking maar bestaat de kans dat het imago van de partij – of het nu de Democraten of de Republikeinen betreft – een krasje kan oplopen, dan kan het volk de pot op.
‘Liefde is niet blind, ze verrekt het dat ze kijkt,’ zei mijn oma zaliger. Een beloofd land is wat mij betreft een voorbeeld van soortgelijke blindheid. Dit beloofde land is volledig ten onder gegaan aan grootheidswaan en machtspolitiek. De kloof tussen Democraten en Republikeinen is zelden zo groot geweest als nu. Zo lang het eigenbelang en het persoonlijk gewin leidend blijven, is er weinig hoop. Een beloofd land is dan ook vooral een document van zelfrechtvaardiging, een opsomming van de eigen prestaties. Vanzelfsprekend geeft Obama toe dat bepaalde besluiten – Guantánamo, oorlogsvoering in het Midden Oosten, arrestatie van Moammar al-Qadhafi en omverwerping van diens dictatuur in Libië – minder gelukkig zijn uitgepakt, maar stelt hij dat het alternatief nog erger zou zijn geweest. In die zin is de waarschuwing van de lector Geschiedenis geen overbodige luxe als je aan deze dikke pil begint.
Ondanks mijn teleurstelling, meer in de teloorgang van de VS dan in Obama als persoon, zal ik straks ook het tweede deel van de autobiografie aanschaffen. Wel hoop ik dat uitgeverij Hollands Diep dan (veel) meer aandacht aan de redactie van dat boek besteedt.
© Eus Wijnhoven, januari 2021
Wilt u deze titel bestellen? Klik dan hier