Gedicht van de week
Bert Mostert heeft een prachtige site waar hij iedere week een gedicht MET uitleg opzet.
Wij verwijzen graag naar http://www.arspoetica.nl/
Naar aanleiding van onze Poëzie- op- de zondag-ochtend afgelopen 6 oktober schreef bezoeker Rene Hooyberghs:
Egyptische lente.
Herfst in Delft:
door de ramen van het salon
waar woorden luchtig wegen
stroomt licht, helder als woestijn.
Pas nu de dichter zwijgt
wordt straatgeluid getolereerd,
wordt routineus zo’n raam
omhoog geschoven.
Farao of niet, Toetanchamon
biedt gedwee zijn hoofd – dat doet
hij hier al jaren – verklaart
zich democratisch tot raamstutje bereid.
.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-
Tamboer
We horen hem wel, de tamboer in de verte,
maar luisteren niet. De maat van zijn stokken
bepaalt onze stappen. Ook nu. Verwijlen
wil ik bij een wals van vroeger, een dans,
kind op de arm. Het spant ondraaglijk
tussen toen en vandaag. Aan de mars valt niet
te ontkomen. Woedend doe ik een greep
in de muziekdoos van het geheugen, waar
haar te vinden voor ik omval? Maar kijk,
de trommelaar brengt ons het kleinkind,
verlokt ons tot een nieuw lied, zadelt ons op
met de laatste vreugde voor de eindstreep.
Anna Enquist, Een kooi van klank (2013)
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Goede raad
Hoed je voor de herhaling, de kwaadaardige
dageraad, het opdoemen van dreigende
maaltijden op de eettafel; verzet je
tegen de film van haar einde zodra je ligt,
elke nacht weer – sta op, weiger. Keer
op keer zal het niet baten. Neem dan plaats
aan de vleugel en vlucht in je vingers. Ga
noten vertalen, beperk je tot het bescheiden
hernemen van hooguit twee maten.
Gaandeweg vreet de frase je op. Je glipt
door de spijlen van klank die je opricht,
geduldig, heilzaam de noten herhalend.
Anna Enquist, Een kooi van klank (2013)
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Koor
Ze zijn met velen, zijn alleen. Vang
je ze onverhoeds, raak je getroffen
door hun ongeloof, de weigering
hun dode kind te laten gaan. Ze schuiven
in de schaduw langs de huizen want
ze zijn melaats, mismaakt. Ze hebben niets
gemeen. Er is geen dirigent die hen kan
opstellen in een veelkoppig koor, die
schreeuwers, zwijgers, mompelaars te samen
brengt en klinken laat, die hen geloven
doet, zoals die landman met zijn volle
schoven ooit, in welke oogst dan ook.
Anna Enquist, Een kooi van klank (2013)
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Pavane
Canon, sonate, koraal. Je bouwt
van geluid een vertrouwde woning;
de sarabande je hartslag, je adem.
De pavane past je als huid, het requiem
vormt een harmonisch tapijt. Geen huis
hechter, geen steviger bouwsel van tijd.
Ook zij had met muziek haar wanden
behangen. Werd ze op straat, tussen
herrie en stank, door liedjes gewiegd?
Pergolesi en Prince. Op de zachte
matras van de stenen verging ze,
veilig en warm, in een kooi van klank.
Anna Enquist, Een kooi van klank (2013)
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Schubert
Wat deden wij toen zij voorgoed
was verdwenen? Gesloten strot,
klei in de benen, geen lucht,
nergens lucht. We sliepen slecht
en elk woord werd een wond.
We slopen rond op onvaste voeten.
Liever weggevaagd, maar redding
is niet aan de orde. Schubert
staat op de standaard. Je hand
pakt de strijkstok. Wit geharst
knarst hij over de snaar. Zwijgend
begin je de zoektocht naar haar.
Anna Enquist, Een kooi van klank (2013)
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Liedje
Je schrijft in vermomming je regels,
draaft door de stad met een masker
van vlijt voor je kop, een tweede bestaan
met een sjaal die goed past bij je jas.
Je loopt tien jaar achter, stond stiekem
stil toen zij viel. Alles raast door.
Je klauwt vergeefs naar dat leven, graag
geef je op. Je zoekt, maar het woord
doet je weinig, het beeld laat je koud.
Dan hoor je haar lied, even maar, lucht
breekt uit je keel, je zakt in elkaar.
De verlossing komt door het oor.
Anna Enquist, Een kooi van klank (2013)
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Foto
Geef het maar toe. Wat je schrijft
heeft geen zin. Gevoelig gezwatel,
een meisje dat zingt. Hou toch op,
stomp jezelf in de rug. Wees oprecht
tegen lezers. Liever dan dikke woorden
een kille inspectie. Kijk, deze foto:
leeg strand bij avond. Jonge vrouw,
achterkant. Haar hemd heeft de kleur
van de zee. Zand op haar schouders,
zout haar in een knot op haar kruin,
bleek licht rond haar lichaam. Stil.
Zij heeft nog een week.
Anna Enquist, Een kooi van klank (2013)
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Dragen
Licht is zo’n kindje te dragen, dicht
aan je borst, klein hart tegen hart,
abrikoos van haar oor aan je mond.
Wat je zingt vloeit vanzelf naar haar
groeiende brein, zet zich vast, wordt
van haar. Heeft zij haar stem, treed jij
terug, beperk je jezelf tot de bas,
draag je opnieuw haar volmaakte,
verbazende solo. Zij lacht.
Nu ben je een vangnet waar niemand
op wacht. Zij buitelde buiten de tijd
en jij weigert koppig de stilte te horen.
Anna Enquist, Een kooi van klank (2013)
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Stem
Ik schoof de wieg onder de vleugel,
dekte haar toe met Bach en Ravel,
zong Otis Redding, Roodkapje –
voor later, dacht ik. Een roerende
scène, brullen en dreinen verdrongen.
Zij ontvouwde de jonge boom
van haar longen, perste lucht langs
de verse stembanden. Geen geluid
puurder dan dit, geen geluk
scherper, geschikter om te bewaren,
vast te leggen, in geluidsdragers
te begraven. Voor later.
Anna Enquist, Een kooi van klank (2013)
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Begin
Er viel niets te noemen, tijd
hield zich stil. Het danste en bruiste
boven dof bonken. De donkere
holte zonder gebrek of verlangen
werd een huis voor een grenzeloos
wezen dat groeide, blind,
op de maat van mijn hartslag.
Zij was het. Woordeloos kon ze
het wiegende ritme ontvangen.
Ze luisterde naar dat kloppende
ruisen en hoorde daartegen
het haastige tikken van haar begin.
Anna Enquist, Een kooi van klank (2013)
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Er is
Nog nooit
een mens geweest
die een korrel aarde
heeft bezeten.
Jan Arends
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Een beetje mal
toch wel zo’n bal.
Is die wel kosjer?
En halal?
Judith Herzberg
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Stukjes krentenbrood
Strooi ik uit voor de vogels:
Kerst vogelontbijt.
Joanna Kruit
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Buiten mij niets wat beweegt
Zo wit is zelden nog kerst.
Kees Spiering
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Jij,
jij was een zwaluw,
de eerste zwaluw,
en je maakte zeven zomers
zonder één winter ertussenin.
Toon Tellegen
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Waar is de sneeuw
van december gebleven?
ze rust in het hart van eertijds.
Remco Campert
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Advent.
Hoe dichter bij de kerst
hoe kribbiger zij werd.
Leví Weemoedt
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Oogverblindend
Ik verblind je met mijn buitenkant.
Want binnen is slechts duisternis
die men, zelfs door mij te breken,
gelukkig nooit zal zien.
Marc Tritsmans
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Vrij spel
Kerstmis vieren met kerstmis
is bijna net zo moeilijk als flipperen
terwijl er iemand op je vingers staat
te kijken. Kortom:wat dacht je
van eind augustus?
Ingmar Heytze
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Het leven is geen lolletje
paraplu paraplu parasolletje
K.Schippers
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
De grote kerstboom in de kamer
is van iedereen,
het kleintje naast mijn bed
van mij alleen.
Nannie Kuiper
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Mooi zijn de stromen
die komen uit de bron
van het hart
Bert Schierbeek
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
kerstgedachte
de een heeft
zijn schaapjes op het droge
de anderen
hebben ze geteld
Frank Eerhart
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
als er een ster valt
zeg ik stil
wat ik het allerliefste wil
Hans en Monique hagen
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
GELUKKIGE KERST
het allergelukkigst met kerstmis
is het ezeltje in de hoek van de stal
want het stoor zich in geen geval
nog een keer aan dezelfde bal
Bas Rompa
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Het wordt geen witte kerst dit jaar.
Dat kan mij ook niet schelen.
Ik ben allang tevreden
met een blauwe of een gele.
Erik van Os
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Aan mezelf (2)
De verzorgers
laat ik om boodschappen gaan
De schoonmaak en de was
ook koken doen ze voor me
De verpleegsters
die geven me een bad
Als niemand een handje helpt
kom ik de dag niet door
Maar zelf
kan ik woorden weven
kan ik draadjes knopen
aan andermans hart
Vooruit, kop op
kijk naar de hemel
Toyo Shibata
Uit de bundel ‘Honderd jaar’.
Toen de Japanse Toyo Shibata op 92-jarige leeftijd moest stoppen met klassieke dans, begon ze op aanraden van haar zoon met dichten. Ze debuteerde op 99-jarige leeftijd en had direct wereldwijd succes
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Het afgelopen jaar is boek geworden
en trommelt een bekende klank
op mijn beslagen ruit;
de dagen gaan vrij-uit
want ik was mank.
jij en het jaar en ik zijn boek geworden.
Door: Neeltje Maria Min
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
De gedachten
Geef je gedachten eens een dagje vrij
dan komen ze al spoedig op gedachten
die jij van je gedachten niet verwachtte
omdat ze niet meer denken zoals jij.
Ze denken dan dat moorden en verkrachten
en rassenhaat en roof en slavernij
iets goeds zou zijn, en ze houden jou en mij
die dit bestrijden voor twee halve zachten.
Ik heb ze wel eens even vrijgelaten,
maar fluiten op mijn vingers kan ik goed.
Dan kwamen ze meteen zoals het moet
bij mij terug. Want van de resultaten
van zomaar mogen denken voor de lol,
daar staan al veel gedenkboeken van vol.
Door: Kees Stip
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
In de bibliotheek van een liefhebber
Geleerdheid grijnst van alle kanten
Hier door een stemmig donker heen:
Ach! met de eerwaarde folianten
In perkament, als achtbre tanten,
Ben ik, zo jong, niet graag alleen.
Hu! ijzegrimmige kwartijnen,
Gij staart mij zo verschikkelijk aan,
Als waar’ hij erger dan profaan,
Die aan uw saaien schuifgordijnen
Zijn wufte handschoen durfde slaan.
’t Is boek van onderen tot boven!
Hier groeien boeken uit de grond:
Ai help! Ik voel mij zo bestoven,
Als relden al die filozofen
Gelijk uit hun papieren mond!
Hij, die dees achtbre rijen schikte,
Bouwde eens aan Babels toren mee;
Hier hebt gij de oudheid, stof op snee!
En – hoe ik van die titlen schrikte –
Verwarring is hier ’t groot idee.
Ik zou vergeefs mijn vrienden zoeken,
Ik heb geen moed en geen pleizier;
Het is of gij uit alle hoeken
Mij toebromt, o pedante boeken:
‘Gij zijt geen boek, wat doet gij hier?’
Hoor! De oude grenen kasten kraken,
De meester komt… het vunze stof
Dampt naar de zoldring duf en dof!
Ik mag mij uit de voeten maken,
Ik voel een bitse schouderklop,
Ik zie twee opgesperde kaken…
De boekeneter eet mij op!
P.A. de Génestet
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Sourdine
Wij maken met wat God ons gaf,
onder beperkte mogelijkheden,
– is het een gunst, is het een straf? –
wat schoonheid in het heden.
Sommigen, uitverkoren,
microcosmosjes van God,
onder een gunstige ster geboren,
verruimen het lot.
Maar de meesten blijven binnen de grenzen van zich-zelf.
Alleen de stapels hunner boeken
stijgen tot aan het hemelgewelf.
Richard Minne
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Op enen boekenverzamelaar
Omdat uw boekvertrek prijkt met gekochte boeken,
Zijt ge in uw eigen oog de wijste man van ’t Land.
Gij zult, door snaar en luit ook zo bijeen te zoeken,
Vandaag een Koopman zijn, en morgen Muzikant.
G. Outhuys
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
De boekliefhebber
Ik heb hem! … Onverwacht geluk!
Ziedaar, Kleanth! Nu d’echte druk!
‘k Heb dan hem eindlijk toch gekregen!
Ik kijk van blijdschap schier mij blind!…
Zie, zie op bladzij vier en negen,
Daar staan de beide fouten, vrind!
Die ge in de valse druk niet vindt.
H. Tollens Sz.
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Gedichten op de kerstballen:
Er is
Nog nooit
een mens geweest
die een korrel aarde
heeft bezeten.
Jan Arends
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Een beetje mal
toch wel zo’n bal.
Is die wel kosjer?
En halal?
Judith Herzberg
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Stukjes krentenbrood
Strooi ik uit voor de vogels:
Kerst vogelontbijt.
Joanna Kruit
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Buiten mij niets wat beweegt
Zo wit is zelden nog kerst.
Kees Spiering
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Jij,
jij was een zwaluw,
de eerste zwaluw,
en je maakte zeven zomers
zonder één winter ertussenin.
Toon Tellegen
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Waar is de sneeuw
van december gebleven?
ze rust in het hart van eertijds.
Remco Campert
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Advent.
Hoe dichter bij de kerst
hoe kribbiger zij werd.
Leví Weemoedt
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Oogverblindend
Ik verblind je met mijn buitenkant.
Want binnen is slechts duisternis
die men, zelfs door mij te breken,
gelukkig nooit zal zien.
Marc Tritsmans
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Vrij spel
Kerstmis vieren met kerstmis
is bijna net zo moeilijk als flipperen
terwijl er iemand op je vingers staat
te kijken. Kortom:wat dacht je
van eind augustus?
Ingmar Heytze
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Het leven is geen lolletje
paraplu paraplu parasolletje
K.Schippers
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
De grote kerstboom in de kamer
is van iedereen,
het kleintje naast mijn bed
van mij alleen.
Nannie Kuiper
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Mooi zijn de stromen
die komen uit de bron
van het hart
Bert Schierbeek
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
kerstgedachte
de een heeft
zijn schaapjes op het droge
de anderen
hebben ze geteld
Frank Eerhart
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
als er een ster valt
zeg ik stil
wat ik het allerliefste wil
Hans en Monique hagen
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
GELUKKIGE KERST
het allergelukkigst met kerstmis
is het ezeltje in de hoek van de stal
want het stoor zich in geen geval
nog een keer aan dezelfde bal
Bas Rompa
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Het wordt geen witte kerst dit jaar.
Dat kan mij ook niet schelen.
Ik ben allang tevreden
met een blauwe of een gele.
Erik van Os
-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.-.
Een foto van 11 september
Ze sprongen uit de brandende etages naar beneden –
een, twee, nog een paar
hoger, lager.
Een foto hield ze levend tegen
en bewaart ze nu
boven de aarde naar de aarde toe.
Elk van hen is nog een geheel
met een persoonlijk gezicht
en bloed dat goed verborgen is.
Er is tijd genoeg,
voor het haar om los te waaien,
voor de sleutels en het kleingeld
om uit de zakken te vallen.
Ze zijn nog steeds in het bereik van de lucht,
binnen de kring van de plekken
die net zijn opengegaan.
Ik kan maar twee dingen voor hen doen –
die vlucht beschrijven
en geen laatste zin toevoegen.
Wislawa Szymborska
TUSSEN DE REGELS
Tussen de regels lezen sta u vrij;
Maar daar niet naar te luistren, staat aan mij.
Vervalsing is ‘t, of louter fantazij.
Wat zwart op wit staat heeft betekenis;
Niets wat vermoeden, gissing, argwaan is.
Nicolaas Beets
IN RUST
Maar lees de woorden van mijn liedren niet.
Lees het onleesbare achter de woorden.
Dan zult gij weten, wat mij wreed bekoorde,
Wat mij verlokte en toen verliet.
Jacob Israël de Haan
FIETSTOCHT
Het verre postkantoor was de magneet.
Niet om de luchtpostzegels of de taal
Van overzeese stempels-nee, het deed
Op tweehoog ’s middags dienst als jeugdleeszaal.
Tweemaal, op dinsdag en op donderdag,
Verdween ik in het ruime trapportaal
En kwam weer buiten met een brede lach.
Ik had mijn voorraad boeken andermaal,
Met in mijn hoofd een eerste regel die
Ik vluchtig had gezien bij een verhaal
Werd, fietsend, al naar het vervolg gegist.
Toch geselde ik vervaarlijk het pedaal
Om sneller thuis te zijn, omdat ik wist:
Het boek is beter dan de fantasie.
Gerrit Komrij
Lezen
De kinderen en grote mensen
uit de boeken die je leest,
ken je soms
nog beter dan die
uit je eigen straat.
Je leest in de kamer in de winter,
een paar uur lang,
de kat wil in de sneeuw
een mees hipt naar het raam
je weet wat beide willen.
De tijd gaat verder,
het sneeuwt – het dooit al in het boek –
helden worden oud
jaren vliegen om
met het omslaan van een blad.
Zo thuis een paar uur lezen
over plaatsen ver van deze.
De wereld van het boek, zo bekend
als het verlangen van de kat,
de mezen in de winter,
en de dingen om je heen.
Leendert Witvliet
Woningloze
Alleen in mijn gedichten kan ik wonen,
Nooit vond ik ergens anders onderdak;
Voor de eigen haard gevoelde ik nooit een zwak,
Een tent werd door de stormwind meegenomen.
Alleen in mijn gedichten kan ik wonen.
Zolang ik weet dat ik in wildernis,
in steppen, stad en woud dat onderkomen
Kan vinden, deert mij geen bekommernis.
Het zal lang duren, maar de tijd zal komen
Dat vóór de nacht mij de oude kracht ontbreekt
En tevergeefs om zachte woorden smeekt,
Waarmee ‘k weleer kon bouwen, en de aarde
Mij bergen moet en ik mij neerbuig naar de
Plek waar mijn graf in ’t donker openbreekt.
Gerrit Komrij
GOGOL.
Ik lees Gogol. Hij is groot.
Hij spreekt van liefde en dood,
en dat mensen klein zijn
en voor elkaar venijn zijn
en dat, trots van alles, dit leven
nog hoog staat aangeschreven.
Richard Minne
Lezende in de kamer
Telkens als je een bladzijde omslaat van je boek
hoor ik de heldere slag van een uurwerk,
niet luider dan het tiktak van de slinger;
telkens als je een voet verschuift of het haar
wegstrijkt van je voorhoofd-
ik heb nog geen letter gelezen,
ik zie een lijn die er altijd geweest moet zijn
lopende diagonaal van een poot van mijn stoel
over bepaalde figuren in het kleed naar jouw voeten.
De avond wordt zeer lang, er is bijna
geen overeenkomst meer tussen ons.
C.O. Jellema
Boek
Toen ik nog geen boeken had,
hadden wij één boek.
Het boek der boeken heette dat,
het was geen pocketboek.
Het was een heel dik boek,
dat in een zwarte omslag
als een baksteen op de hoek
van de schoorsteenmantel lag.
Het bindwerk was versleten,
de rug van leesgenot gekromd,
de bladen vet van ’t vette eten.
Het lag daar als een dam,
hoe hoog de kachel ook stond,
het vatte nooit eens vlam.
Rien Vroegindeweij
Nu ik
Hoeveel boeken moest ik lezen, hoeveel harten
moest ik breken om het licht te zien
dat vrolijk en pervers mijn ziel bevrijdt?
Ik zag met eigen ogen wat mijn handen deden
en hoe ik ook mijn spijt met inkt belaag:
geen hond die twee keer om een klaaglied vraagt.
Ik hang vijf zomermaanden voor mijn raam.
Ik verf mijn hart en leef zoveel ik kan.
En komt de herfst eraan: ¡No pasarán!
Menno Wigman
Lezen is heerlijk
Het kan heerlijk wezen
om een boek te lezen:
boom-roos-vis-vuur
en een boek is heus niet duur.
Hier op bladzij tachtig
is mijn boek zo prachtig,
want daar gaat een wit konijn
naar zijn oma met de trein.
En op bladzij honderd:
pispot omgedonderd.
Ha, wat moet ik lachen, man.
Krijg er bijna buikpijn van.
Maar bij bladzij zeven
huil ik altijd even,
want daar gaat een kikker dood
ergens in een boerensloot.
Willem Wilmink
Alfabet
Boeken, overal boeken
tientallen, honderden, duizenden,
miljoenen,
miljarden boeken,
in alle talen en kleuren
Boeken in de keuken
boeken in de trein
in de lucht en op zee
op straat liggen
boeken
De wereld bestaat uit boeken
het waait, onweert en stormt boeken
Mijn volk heeft geen pen!
Ibrahim Selman
Het is steeds eender wat ik zoek:
Een mooie jongen, een mooi boek
Of ik een huid streel of een band,
er is alleen maar buitenkant.
Gerrit Komrij
Een open letterschat
De beek is een velijnen blad,
een boek, een open letterschat,
een gulden labyrint, waarin
de vogels komen lezen, dat
de wind beschrijft,
zet er de stippen en de titteltekens in.
J.H. Leopold
Signets sauvages
Onvermoede boekenleggers:
kassabonnen, kledingmerkjes,
blaadjes uit vergeten herfsten,
pleisters (niet zo’n goed idee)
ganzenveren, bankbiljetten,
nieuwe veters, enveloppen,
vloeitjes, foto’s, tafelzilver,
uitgedroogde plakjes ham,
dubbelzacht toiletpapier,
wikkels van de chocola,
elastiekjes, ezelsoren,
paperclips et cetera.
Ingmar Heytze
Onleesb’re bladen
Tussen de bladen van een dierbaar boek
Bewaart een ieder wel eens allerlei
Beteeknisvolle bloemen.
Dan is ’t later
Onmooglijk door de blaadjes heen te lezen,
En als men ze opneemt valt zo meen’ge bloem
Uiteen, die men toch gaarn behouden wou.
Als men dan lang in weemoed blad na blad
Bestaard heeft, sluit men’t boek en spreekt niet meer
Van dingen die geweest zijn.-
Albert Verwey
Er zijn ook
Altijd domoren geweest
Die in hun huis geen enkel boek gedogen,
Want lezen is, zoals ze graag betogen,
Een ziekte waar je nooit meer van geneest.
Het is naar hun idee slecht voor de ogen
En bovendien beangstigt hen het meest
Dat iemand zomaar z’n verstand verleest
Als hij over de boeken zit gebogen.
Maar beste lezer, wees maar niet bevreesd,
Wat dit soort lieden ook bezweren mogen.
Als voor en tegen goed zijn afgewogen
Blijkt lezen eerder heilzaam voor de geest.
Sla het maar na bij allehande gogen:
Een boekenwurm is een verstandig beest.
Driek van Wissen
Op een boekenwurm
Een boekenwurm te Oudeschans,
bewonderaar van streekromans,
schreef aan een romancier te Schagen:
‘Geachte heer, reeds vele dagen
verkwik ik als een zoete koek
mij aan uw veelgegeten boek.’
Kees Stip
Boeken verslinden
Ik heb genoeg van dat geürm!
Zo sprak een jonge boekenwurm,
Ik ben nu al in Hoofstuk zeven:
Dat is pas vaart! Dat is pas leven!
Wat tegenwoordig telt is snelheid,
Riep hij met ongewone felheid.
En ik ben pas op bladzij honderd,
Zuchtte zijn zuster overdonderd;
Maar toch doe ik het liefst Klassieken,
Romeinen en de Oude Grieken,
Die zijn er om te jeugd te vormen,
Dat is pas voedsel voor de wormen!
Wanneer je straks gestaag geboor hoort
Proef ik nog even van het voorwoord;
Dit wordt mijn vierde overnachting
In colofon en nabetrachting,
En wat een worm ook nimmer schaadt
Is een goed notenapparaat.
Ik weet het, vader heeft gefaald,
Die heeft het einde niet gehaald;
Het duurde hem wel negen weken,
En toen is hij blijven steken
In De Stad Gods van Augustinus,
Op bladzij duizend, plus of minus.
Rudy Kousbroek
Zin
Bezig een boek los te snijden,
besefte ik de zin van het lijden.
Maar toen ik het boekwerk las,
besefte ik de onzin pas.
Jaap Zijlstra
Bestek
Vroeger moest je de boeken snijden.
Dat had iets aardigs
zei mijn vriendin C. die oud is.
Ik deed het bladzij voor bladzij.
Eerst met mijn vaders scheermes
(dat een benen handvat had)
later met een tafelmes.
De bladzijden vielen uiteen
en daar lagen de regels
als ongebruikt bestek.
Gerry van der Linden
Vader
Vader kocht ooit
een verzameld werk:
een bundel gedichten
van een degelijk merk.
bij wat hij mooi vond
zette hij strepen
een enkele keer
een uitroepteken
bij tijd en wijle
herlees ik die
zeer summiere
biografie:
in een code
van strepen en stippen
steeg het water
hem naar de lippen
Willem Wilmink
Glorie
Het is weer helemaal genieten. Zo
zou het altijd moeten zijn: licht
en vredig dus, alsof alles ineens
voor altijd en nooit weer is. Geen
lengte van dagen, geen gevoel van
weg te moeten en te huilen. Nooit
gaat meer iets voorbij.
T. van Deel
Aas
Poëzie kan nooit over mij gaan,
noch ik over poëzie.
Ik ben alleen, het gedicht is alleen,
en de rest is van wormen.
Ik stond aan de straten waar de woorden wonen,
boeken, brieven, berichten,
en wachtte.
ik heb altijd gewacht.
De woorden, in lichte of duistere vormen,
veranderen mij in een duister of lichter iemand.
gedichten passeerden mij
en herkenden zichzelf als een ding.
ik kon het zien en me zien.
Nooit komt er een einde aan deze verslaving.
eskaders gedichten zijn op zoek naar hun dichters.
ze dwalen zonder commando door het grote district
van de woorden
en verwachten het aas van hun volmaakte,
gesloten, gedichte, gemaakte
en onaantastbare
vorm.
Cees Nooteboom
op 25 april 2010, winnaar van de Gouden Uil
Kikkerbloed
ik verander de wereld
ik verander de wereld in een kikker
o kon dat maar, springen naar de sterren
onze eieren door heel het al verspreid
al mijden wij de vliegen al van verre
geef ons ruimte
geef ons tijd
geef ons tijd
geef ons ruimte
ik verzuim te
vermelden dat ik niet toveren moet
en goochel een spoor van woorden
dat is mijn sprong naar de sterren
dat is mijn kikkerbloed.
Arjen Witte
Oude Handen
Als ik oud ben wil ik oude handen
die, als op de reliëfkaart
van een basisschool
hun gebergte, hun rivieren
durven tonen. – Verre landen
waar ik kan wonen.
Ervaren aderen,
vingers met verhalen,
Handen
die ergen waren;
op schouders, om een hart,
in andere handen.
Aan relings, zwaaiend,
aaiend langs de wanden
van een huis ver van hun huis.
Handen wil ik
vol geschiedenis
en aardrijkskunde:
Reizigers, na vele avonturen
veilig thuis.
Edward van Vendel
Wijnkoeler en kaviaar
Maneschijn en motorboot
Ritselend geld en een gitaar
Waterhoofd en wiegedood
Adriaan Lakerfield
Inktallergie
Zachte nagels, de allerzachtste nagels
zachte tanden, de allerzachtste tanden
ik ben een mens maar dat zijn er wel
meer en het zijn er te veel
ik heb nauwelijks recht van spreken
verwacht niet mijn teksten met een beitel
in de muur ik heb een ergonomisch toetsebord
anti-rsi de allerzachste geruisloze toetsen
ik heb een inktallergie en een laserprinter
Bas Belleman
Côte d’azur
Brigitte, Verona, Eva, Kim, Marieke
Aurora, Mäde, Tina, Claire, Yvon
Yolanda, Nina, Daisy, Sue, Manon
Martine, lilly, Nancy, Annemieke
Justine, Maria, Ankie, Lindsay, Lieke
Adèle, Judith, Vera, Ann, Marjon
Yvette, Denise
Het volgend jaar een busreis naar Lloret
Wellicht haal ik daar wél een heel sonnet
Quirien van Haelen
Herschrijving van Ulysses
de zon komt op om 6:30
Stephan Sedalus wordt wakker, ziet
het omliggende land en de ontwakende
bergen uit zijn raam.
Denkt: ‘wat boeiend.’ Trekt het dekbed
over zijn hoofd en slaapt weer in.
Die hele dag in 1904.
Wordt de andere dag uitgerust wakker
en vraagt:
‘Heb ik iets gemist?
Lernert Engelberts
Atleet
Alle ramen zijn open. De geluiden van binnen en buiten
mengen zich; mengen zich met het licht en de gedachten.
Uiterst verwonderlijk is deze lijdzaamheid. Met handen
waarin geen zand en ogen onder leden wachten we lang.
Het zeggen is bijkomstig. In de verste, stilste hoeken
is er plaats voor, tussen het gebeuren, naast het wachten.
Er beweegt zich een atleet door de gangen van het huis,
langs de kamers waarin we zitten, er klinkt voorbijgaan.
Mark Boog
Op Papier
Ik fietste door het licht,
mijn rug scheen op de zon.
Want ik reed sneller dan
zij mij verlichten kon.
Jan de Bas
LEKKER DOOD IN EIGEN LAND
In de trein zitten twee heren die elkaar
vasthouden.
Als de trein de tunnel inrijdt
snijden zij elkaar de polsen door
en zeggen daarbij ‘pardon’.
Maar jullie, bloeddruppeltjes, die uit
het raam waaien, jullie zijn vrij.
Frank Koenegracht
Kijk daarbuiten wandelt Remco Campert
de Leidsestraat is overvol
maar hij stemt in een ring van stilte
op dromen daden van de eenling af
kijk Remco Campert stapt in dit gedicht
de Leidsestraat wordt prompt rivier
Naarstig zwemmen wij de weifelslag
en nemen feestend onze badmuts af
Joost Zwagerman
VooR
R van Regels, Rond en Recht gebRacht,
vol Rake, Rijke, inneRlijke kRacht,
gedReven dooR een fRaai, Rebels plezieR,
geschReven voor vuRRukkulluk veRtieR,
veRs, veRhaal kRoniek, RubRiek, Roman.
RaRa, voor wie is deze R hieR dan?
Die is voor BRil, poefs gRote fan, o ja,
ik snor graag mee: hoeRa hoeRa hoeRa !
Mensje van Keulen
Gedicht
Als wij dan liefhebben, liefhebben
tussen veel papier, holle mannen en metaal,
laten wij dan liefhebben zoals mij goeddunkt:
liefhebben met de rust van de onrust, niet
die van de routine, elkaars ogen verliezen
en weer ontdekken, voorbij de huizen gaan
het land in, de streling van onbekende struiken
ondergaan, de wind proeven op een steeds andere tong
de maan zien en de zon in een kaartloze baan.
En laten de vrienden snel verouderen, worden
tot waardevolle verhalen, en die meter aarde
is slechts vruchtbaar waarop wij gaan.
Remco Campert
Ik mist
voor Frank Lodeizer
Het mist; wat mist? de wereld
straten tramlijnen asfalt
missen niet. het mist wel
over en door de bomen
boven de telefooncel.
het mist wel maar wie?
Mist al datgene wat wij
zelfs niet droomden; misten
we moed? Ach, wat is moed
nu nog. Bezie de huid, de wankele
handen: wat is er dan nog moed?
Mist onder de voet.
Remco Campert
Poëzie
Woorden schrijven
als sneeuw die valt op alle daken
alle wegen alle waterwegen
die wordt gezien door slecht en recht
en zijn gesmoorde voetstap wordt gehoord
zelfs door de oven
is het mogelijk?
dezelfde morgen zien als al die anderen
al die zelfden dat is wel mogelijk
maar woorden eenmaal gesproken
geschreven
zijn anders
alleen verzwegen
onuitgesproken
Bezitten ze een schijn van gelijk
van geluk.
Remco Campert
Zomeravond
Weer niets gedaan.
En weer was alles vergeefs vandaag.
Ik zocht een verre plek om onder de mensen te blijven.
Een zuivere merel heeft zich daarnet in mijn oren geknoopt
En langzaam zijn de ogen van een vrouw over me heen gegaan
Als veel lauw water ’s avonds van een zomerregen.
En slapende paren, mijn ouders misschien, hebben vandaag gehoopt
Op mij, en sloom en treuzelend zijn zij uit mij opgestaan
Als kinderen ’s ochtends voor ze naar beneden gaan
Om er te spelen met de wijzers van de klok.
Weer niets gedaan.
Dan dit geluk dat mij wordt aangedaan.
Leonard Nolens
Twee paarden
Twee paarden stonden tegenover elkaar.
Het was lente en zomer tegelijk.
Tegenover en naast elkaar
lente en zomer tegelijk.
Twee paarden met het hoofd
tegen de hals van de ander.
Verloren in de warmte
van het andere lijf
kijkend naar de horizon.
Zo staan en het gras vergeten.
Remco Ekkers
Ik zie de zee
ik zie de zee.
de zee ziet mij
dag zee
hoe gaat het?
ik eb, zegt de zee
wat heb je?, zeg ik
ik heb eb
doet dat zeer?
nee, zegt de zee
een zee heeft geen zeer.
Frank Eerhart
Mei
Een nieuwe lente en een nieuw geluid:
Ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit,
Dat ik vaak hoorde voor een zomernacht,
In een oud stadje, langs de watergracht —
In huis was ’t donker, maar de stille straat
Vergaarde schemer, aan de lucht blonk laat
Nog licht, er viel een gouden blanke schijn
Over de gevels van mijn raamkozijn.
Dan blies een jongen als een orgelpijp,
De klanken schudden in de lucht zoo rijp
Als jonge kersen, wen een lentewind
In ’t boschje opgaat en zijn reis begint.
Hij dwaald’ over de bruggn, op den wal
Van ’t water, langzaam gaande, overal
Als ’n jonge vogel fluitend, onbewust
Van eigen blijheid om de avondrust.
En menig moe man, die zijn avondmaal
Nam, luisterde, als naar een oud verhaal,
Glimlachend, en een hand die ’t venster sloot,
Talmde een pooze wijl de jongen floot.
Gedeelte uit de Mei van Gorter
Zie de Lente
Barst plots in de sneeuw de helleborus open
trompettert leven en knalt geel forsythia.
Guur waait de lente weg de stille winter
dun hoog licht verdrijft behaaglijk vuur.
Ineens moet alles uit zijn grond of tak
in bermen joelen paardebloemen
de kromme wilg rilt in zijn lichte groen.
Daar staan wij ook, naakt en koud met bloesem
in grijzig haar en willen warm en wild
en dat we houden van die schrille kleuren
van elkaar.
Marjoleine de Vos
Lente
Voorzichtig beginnen te spelen
binnen een groenende koelte
de bloemen met name te groeten
en van harte te ontsluiten
aarzelende kamers.
Het brood met elkaar te delen,
de koele beekval te voelen.
En in de avond te wachten
de bevende witte vlinders;
de kamperfoelie gaat open.
Ida Gerhardt
Ars Poetica
De dichter kent geen geheimen
waarover hij iets weet te zeggen
dat niet een woordspeling is,
het tijdverdrijf van zijn regels
Hij kiest uit een taal vol tekens
de tekens die stilte verbreiden:
zijn woord, uit stilte genomen,
keert tot de stilte terug.
Hij oefent zich in het zwijgen,
een tegenstrijdige zanger,
en zingt overstelpt door geluiden
een letterlijk lied aan de stilte.
Adriaan Morriën